Organisatie | Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Aanstellings- en bevorderingsbesluit repressief beroepspersoneel VRR 2015 |
Citeertitel | Aanstellings- en bevorderingsbesluit repressief beroepspersoneel VRR 2015 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-01-2016 | 01-04-2015 | nieuwe regeling | 11-01-2016 | 15DB160111 |
Het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
dat, evenals voor alle andere medewerkers van de VRR, ook voor repressief personeel geldt dat de wijze van functioneren bepalend is voor beloning en/of bevordering;
dat, gezien het specifieke karakter van repressieve functies, vakbekwaamheid en praktijkervaring een belangrijke rol spelen;
dat de mate van functioneren, vakbekwaamheid en ervaring bepalend zijn voor de momenten waarop een brandweerman/hulpverlener wel of niet (tijdelijk) naar een hogere salarisschaal wordt bevorderd;
dat overeenstemming is bereikt in de commissie voor Georganiseerd Overleg ter zake de inhoud van deze regeling.
- artikel 10 en 21 van het Ambtenarenreglement;
- artikel 33b, eerste lid, onder c van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Aanstellings- en bevorderingsbesluit repressief beroepspersoneel VRR 2015
Artikel 1 Aanstellingsvoorwaarden
Aanstelling vindt plaats in tijdelijke dienst voor maximaal twee jaar. Tijdens of na afloop van de tijdelijke aanstelling kan de aanstelling worden omgezet in een vast dienstverband. Hiervoor dient ten minste een voldoende beoordeling ten grondslag te liggen en de opleiding manschap A te zijn behaald (eventueel aangevuld met afgeronde specialismen).
Artikel 2 Promotie brandweerman/hulpverlener
De tijdelijke plaatsing in de functie van medewerker incidentbestrijding III, zoals bedoeld in artikel 2.5, wordt beëindigd als de medewerker door eigen toedoen niet meer opgeleid of geoefend is voor één van de hiervoor genoemde specialismes of de medewerker op eigen verzoek stopt met de uitoefening van het specialisme.
De medewerker incidentbestrijding III krijgt een vaste aanstelling in de functie van medewerker incidentbestrijding III op het moment dat deze in het bezit is van het diploma manschap A, voldoende functioneert en vijf jaar opgeleid, aangewezen en geoefend is op één van de hiervoor genoemde specialismen.
De plaatsing in de functie van medewerker incidentbestrijding II, zoals bedoeld in artikel 2.9, wordt beëindigd als de medewerker door eigen toedoen niet meer opgeleid of geoefend is voor het specialisme duikploegleider of kazerne instructeur of de medewerker op eigen verzoek stopt met de uitoefening van het specialisme.
Artikel 3 Promotie bevelvoerder
Aldus besloten in de vergadering van het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond op 11 januari 2016,
de secretaris,
mr. drs. A. Littooij
de voorzitter,
ing. A. Aboutaleb
Toelichting Aanstellings- en bevorderingsbesluit repressief beroepspersoneel
In tegenstelling tot de andere medewerkers van de VRR geldt voor repressief personeel dat niet alleen de wijze van functioneren bepalend is voor beloning en/of bevordering. Gezien het specifieke karakter van repressieve functies spelen ook vakbekwaamheid en praktijkervaring een belangrijke rol. De mate van functioneren, vakbekwaamheid en ervaring zijn bepalend voor de momenten waarop een brandweerman/hulpverlener wel of niet (tijdelijk) in een andere functie met bijpassende salarisschaal geplaatst wordt. Het repressief beroepspersoneel wordt geplaatst binnen de functiereeks van medewerker incidentbestrijding van het functiebeschrijvingssysteem HR21.
Om het aanstellen en bevorderen van het repressief beroepspersoneel binnen de veiligheidsregio op een eenduidige wijze te laten plaatsvinden, is het ‘Aanstellings- en bevorderingsbeleid repressief beroepspersoneel’ opgesteld.
Hieronder worden ter verduidelijking een aantal artikelen van het Aanstellings- en bevorderingsbeleid repressief beroepspersoneel toegelicht met betrekking tot de plaatsing van medewerkers in de functies van medewerker incidentbestrijding IV tot en met medewerker incidentbestrijding II.
De selectie eisen zijn opgenomen in de regeling ‘Werving en selectie 2015’.
De VRR kent een aantal specialismen waarin de brandweerman/hulpverlener zich kan bekwamen. Het aantal plekken en het soort specialisme staat beschreven in het kazerneprofiel van de brandweerkazerne. Jaarlijks wordt bepaald hoeveel en welke medewerkers opgeleid worden voor de specialismen. Dit wordt beschreven in het opleidingsplan. De medewerker incidentbestrijding die de opleiding voor het specialisme heeft afgerond, ontvangt een aanwijzing voor het betreffende specialisme op het moment dat hiervoor een plek vrijkomt. Nadat de medewerker één jaar het specialisme naar behoren uitvoert en voldoende geoefend is (en blijft), wordt de medewerker incidentbestrijding tijdelijk in de functie van medewerker incidentbestrijding III en in de bijbehorende salarisschaal geplaatst.
Het voornaamste verschil tussen de functiebeschrijving medewerker incidentbestrijding IV en medewerker incidentbestrijding III is dat de laatstgenoemde functiebeschrijving bepaalt dat deze medewerker specialistische taken uitvoert.
Normaal gesproken zou bij een medewerker die zijn functie niet meer volledig uitvoert (uiteindelijk) een ontslagprocedure worden ingezet. Omdat de functiereeks van medewerker incidentbestrijding verschillende niveaus kent met daarin meer of minder (specialistische) taken biedt dit de mogelijkheid om in plaats van ontslag de medewerker te plaatsen op een ander niveau.
Dit artikel bepaalt, dat als de medewerker incidentbestrijding III, binnen vijf jaar nadat hij geplaatst is in deze functie, door eigen toedoen niet meer voldoende opgeleid of geoefend is voor een specialisme, hij teruggeplaatst wordt in de functie van medewerker incidentbestrijding IV. Dit geldt ook als de wijze van functioneren van de medewerker onvoldoende is. Dit wordt, conform de gesprekscyclus, besproken in een beoordelingsgesprek en vastgelegd op het daarvoor bestemde beoordelingsformulier. De medewerker die zelf een verzoek indient voor het beëindigen van de uitoefening van zijn specialisme(n) wordt eveneens teruggeplaatst.
Het salaris van de medewerker die teruggeplaatst wordt, zoals bedoeld in artikel 2.6, wordt overeenkomstig zijn functie aangepast aan de functionele salarisschaal. Concreet betekent dit dat de medewerker geplaatst wordt in schaal 5. Het salaris is overeenkomstig de inschaling van de medewerker op het moment van terugplaatsing. Indien de medewerker hoger ingeschaald is dan het maximale periodieknummer van schaal 5, wordt de medewerker in periodieknummer 11 geplaatst. Het overige salarisverschil wordt niet gecompenseerd.
Op het moment dat de medewerker incidentbestrijding III vijf jaar zijn functie inclusief zijn specialisme(n) voldoende heeft vervuld, is plaatsing in deze functie in principe gegarandeerd. Dit houdt in, dat eventueel verlies van het specialisme (door eigen toedoen of door toedoen van de werkgever) niet direct tot gevolg heeft dat de medewerker teruggeplaatst wordt in de functie medewerker incidentbestrijding IV.
De werkgever gaat er vanuit dat de medewerker zijn kennis en kunde inzet om andere medewerkers te instrueren op het specialisme dat hij heeft uitgevoerd en dat de medewerker een bepaalde mate van senioriteit in de blusgroep tentoonspreidt. Verder wordt van de medewerker en de werkgever verwacht dat zij zich gezamenlijk inspannen dat de medewerker zich weer specialiseert, zodat deze weer voldoet aan zijn functiebeschrijving (medewerker incidentbestrijding III). Indien de medewerker onvoldoende inspanningen toont met betrekking tot bovenstaande leidt dit tot een negatieve uitkomst van het beoordelingsgesprek. Dit heeft rechtspositionele gevolgen.
Het voornaamste verschil tussen de functiebeschrijving medewerker incidentbestrijding IV en III en medewerker incidentbestrijding II is dat de laatstgenoemde functiebeschrijving bepaalt dat de medewerker (onder supervisie) leiding geeft aan specifieke werkzaamheden. De specialismen genoemd in dit artikel kennen leidinggevende aspecten.
Indien de medewerker zijn specialisme niet meer kan uitoefenen door toedoen van de werkgever zal hij geplaatst blijven in de functie van medewerker incidentbestrijding II. De werkgever gaat er vanuit dat de medewerker zijn kennis en kunde inzet om andere medewerkers te instrueren op de specialismen die hij uitvoerde er en dat de medewerker een bepaalde mate van senioriteit in de blusgroep tentoonspreidt.
Verder wordt van de medewerker en de werkgever verwacht dat zij zich gezamenlijk inspannen dat de medewerker zijn specialisme(s) zoals genoemd in artikel 2.9 weer kan uitoefenen, zodat hij weer voldoet (kan voldoen) aan zijn functiebeschrijving (medewerker incidentbestrijding II). Indien de medewerker onvoldoende inspanningen toont met betrekking tot bovenstaande leidt dit tot een negatieve uitkomst van het beoordelingsgesprek. Dit heeft rechtspositionele gevolgen.
Indien de medewerker door eigen toedoen niet meer voldoende opgeleid of geoefend is voor de specialisme(s) zoals genoemd in artikel 2.9 wordt hij teruggeplaatst in de functie van medewerker incidentbestrijding III. Dit geldt ook als de wijze van functioneren van de medewerker onvoldoende is. Dit wordt, conform de gesprekscyclus, besproken in een beoordelingsgesprek en vastgelegd op het daarvoor bestemde beoordelingsformulier. De medewerker die zelf een verzoek indient voor het beëindigen van zijn specialisme(n) wordt eveneens teruggeplaatst in de functie van medewerker incidentbestrijding III.
Het salaris van de medewerker die teruggeplaatst wordt in de functie van medewerker incidentbestrijding III wordt overeenkomstig zijn functie aangepast aan de functionele salarisschaal. Concreet betekent dit dat de medewerker geplaatst wordt in schaal 6. Het periodieknummer is overeenkomstig het salaris van de medewerker op het moment van terugplaatsing. Indien de medewerker hoger ingeschaald is dan het maximale periodieknummer van schaal 6, wordt de medewerker in periodieknummer 11 geplaatst. Het overige salarisverschil wordt niet gecompenseerd.
Voor de aanvullende eisen van plaatsing in de functies van plaatsvervangend wachtcommandant +, SIV bevelvoerder en plaatsvervangend wachtcommandant: zie loopdocument.
De leidinggevende / selectiecommissie bepaalt of (in aanleg) leidinggevende kwaliteiten aanwezig zijn.
Voor de aanvullende eisen van plaatsing in de functie van wachtcommandant: zie loopdocument.
De leidinggevende / selectiecommissie bepaalt of (in aanleg) leidinggevende kwaliteiten aanwezig zijn.