Organisatie | Koggenland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Koggenland 2016 |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Koggenland 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Algemene Subsidieverordening Koggenland 2017.
Deze regeling vervangt de Algemene Subsidieverordening Koggenland 2014.
Artikel 33 bevat overgangsrecht.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 20-10-2017 | nieuwe regeling | 30-11-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 23-12-2015 | D15.010113 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 4 Te subsidiëren activiteiten.
Niet subsidiabel zijn activiteiten die partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk van aard zijn, voortvloeien vanuit partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke motieven of niet openstaan voor een ieder, zonder onderscheid in sociaal, godsdienstig, levensbeschouwelijk of politiek opzicht.
Hoofdstuk 2 Subsidieplafond, begrotingsvoorbehoud en subsidieprogramma.
Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie
Artikel 10 Tijdstip indiening aanvraag.
Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op aanvragen die weliswaar tijdig, maar niet correct of volledig zijn ingediend. Alvorens hiertoe te besluiten geeft het college de instelling een termijn waarbinnen men het verzuim kan herstellen. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, besluit het college de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Artikel 11 Vereisten aanvraag.
Hoofdstuk 4 Verlening van de subsidie
Het college beslist op de aanvraag voor een structurele subsidie voor 1 januari van het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd. Deze beslissing houdt tevens een beoordeling in van alle door de aanvrager over te leggen bescheiden. De beslissing wordt uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft bekendgemaakt.
Indien een uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten wordt daarin vastgelegd dat de subsidie ontvangende instelling zich verplicht de overeengekomen activiteiten en de prestaties conform de vastgelegde kwalitatieve en kwantitatieve eisen te realiseren. Dit volgens het gestelde in artikel 4:36 lid 2 van de wet.
Artikel 15 Betaling en bevoorschotting.
Indien feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:46 lid 2 van de wet aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, vindt verrekening zo mogelijk plaats door inhouding op de voorschotbetalingen in het jaar waarin het besluit tot subsidievaststelling wordt genomen.
Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 18 Administratie en verzekering.
Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 van de wet legt het college de subsidieontvanger de volgende verplichtingen op:
de instelling verleent aan het college, of de door hem aangewezen personen, desgevraagd inzage in de administratie.
Daarnaast verstrekt de instelling inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden;
Artikel 19 Overige verplichtingen.
Indien sprake is van omstandigheden als bedoeld in lid 2 sub e, dient een met subsidie verworven batig liquidatiesaldo, met toepassing van het bepaalde in artikel 4:41 van de wet, zo spoedig mogelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het bedrag dat in totaliteit over de laatste vijf jaren aan subsidie is verstrekt.
Instellingen waarbij de personeelsformatie een van de subsidiegrondslagen is, hebben voor de subsidiabele personeelsformatie, alsmede wijziging daarin, vooraf schriftelijke goedkeuring van het college nodig. Het college treedt daarbij niet in de rechten en verplichtingen van de desbetreffende werkgever.
Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Wanneer de aanvraag tot vaststelling qua verslaglegging niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in de wet en / of hetgeen is gesteld in artikel 21, wordt een hersteltermijn gehanteerd van maximaal vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.
Hoofdstuk 8 Reserves, voorzieningen en afschrijvingen
Artikel 24 Reservevorming en afschrijvingen.
Op dit hoofdstuk is artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.
Het vormen dan wel het voeden van een egalisatiereserve met gemeentelijke subsidiegelden, is uitsluitend mogelijk wanneer er sprake is van een positief jaarresultaat. Dit voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.
Artikel 26 Bestemmingsreserve.
Het vormen van, dan wel het doen van toevoegingen aan, een bestemmingsreserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer er sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen
Artikel 30 Ontheffing, buiten toepassing laten van (delen van) de verordening.
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 31 Bijzondere gevallen.
In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet beslist het college.
Artikel 32 Intrekking / Inwerkingtreding
Onder intrekking van de Algemene Subsidieverordening Koggenland 2014 treedt deze verordening in werking met ingang van 1 januari 2016.
De raad van de gemeente Koggenland,
DATUM 30 november 2015, agendapunt 3.05.
de griffier, de voorzitter,
mevrouw drs. P.M. Tromp, R. Posthumus
Een Algemene Subsidie Verordening (ASV) is vooral een juridisch stuk. Het gaat daarin vooral om de procedures, de ‘werkafspraken’, die van toepassing zijn op de subsidieverstrekking. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de algemene voorwaarden, de te hanteren termijnen, de subsidiesoorten en het al dan niet van kracht laten zijn van bepaalde (facultatieve) artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb is namelijk de landelijk te hanteren grondslag. De ASV is de nadere invulling ervan op lokaal niveau.
De Awb biedt de gemeente veel vrijheid bij de invulling van het subsidiebeleid.
De opzet van de ASV is dusdanig dat daarin de algemene regels omtrent de subsidieverstrekking zijn opgenomen. Regels die alleen betrekking hebben op speciale onderwerpen of beleidsterreinen worden vastgelegd in beleidsregels.
Bij subsidieverstrekking is er sprake van het ‘eenzijdig’ afgeven van een beschikking (een specifiek besluit). Subsidiegeld is bestemd voor de uitvoering van door het college benoemde activiteiten die direct gericht zijn op de bevolking. Er is geen heffing van omzetbelasting (BTW) van toepassing.
Het leveren van goederen en diensten aan het college, zoals pc’s of adviezen, valt dus niet onder het begrip subsidie. Dit betreft immers een tweeledige contractrelatie, waarbij sprake is van een (privaatrechtelijke) inkooprelatie.
Ook gemeenschappelijke regelingen vallen niet onder het subsidiebeleid.
In de nota subsidiebeleid is een hoofdstuk opgenomen waarin het subsidiebegrip wordt gedefinieerd.
Ten slotte nog speciale aandacht voor “wachtgeldverplichtingen”.
Hoewel dit niet in de ASV is geregeld, is het wellicht toch van belang hier enige aandacht aan te schenken.
Er is namelijk een breed verbreid misverstand over wachtgeldverplichtingen.
De regelgeving is dat een gemeente die niet specifiek anders heeft geregeld in haar wet- en regelgeving, niet aansprakelijk is voor wachtgeldverplichtingen, of uitkeringen die aanvullend zijn op de bij enigerlei wet vastgestelde uitkeringen. Ook niet als die rechtstreeks voortvloeien uit een besluit tot vermindering en / of beëindiging van subsidie. In die gevallen treedt namelijk ‘alleen’ artikel 4:51 van de Awb in werking: het verlagen van een structurele subsidie mag alleen met inachtneming van een redelijke termijn. Kosten die uit een eventueel deeltijdontslag voortvloeien, komen niet in aanmerking voor een gemeentelijke tegemoetkoming!
1. In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt dat in de verordening wordt gehanteerd.
2. De ASV is van toepassing op alle subsidieaanvragen. ‘Donaties’ en ‘giften’ zijn niet bekend binnen het bestuursrecht en moeten dan ook worden beschouwd als subsidies. Zij moeten daarom voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden!
In dit artikel staan de beleidsterreinen opgenomen waarop de ASV van toepassing is. Het subsidieprogramma, vastgesteld door het college, omvat het totaaloverzicht van alle ingediende aanvragen en de besluitvorming daarover door het college. Het college besluit binnen de door de raad vastgestelde kaders en kan dus geen subsidies verlenen die niet stroken met de door de raad vastgestelde regels.
3. Bij een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of bij een stichting, is een bestuurslid niet persoonlijk aansprakelijk voor schade of schulden.
Bij een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid is een bestuurslid wel zelf aansprakelijk als de organisatie schulden maakt of als er iets mis gaat. Om dat te voorkomen is het uitgangspunt alleen subsidie te verstrekken aan stichtingen en verenigingen die beschikken over statuten die ”bij de notaris zijn gepasseerd”.
Alleen in uitzonderingsgevallen kan een ‘groep van natuurlijke personen’ subsidie ontvangen. Zij zijn dan zelf persoonlijk aansprakelijk voor het geval een activiteit bijvoorbeeld ‘letterlijk (of figuurlijk) in het water valt’ en voor de daaruit voortvloeiende (meestal nadelige) financiële gevolgen. Ook zijn zij persoonlijk en hoofdelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor de aan de naleving van de aan het subsidiebesluit verbonden verplichtingen. Daartoe dienen zij een door het college voor te leggen verklaring voor akkoord te ondertekenen.
4. Alleen activiteiten die passend zijn binnen het gemeentelijke beleid komen in aanmerking voor subsidie. Bovendien dient een aanzienlijk deel van de doelgroep van de inwoners uit de gemeente deel te nemen aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.
De statuten van een organisatie zijn leidend voor de activiteiten die de organisatie uitvoert of wil uitvoeren. De gemeente bepaalt echter of een activiteit in aanmerking komt voor subsidie en zo ja, hoe hoog die zal zijn en onder welke voorwaarden die wordt verstrekt.
Vanwege de scheiding tussen kerk en staat, komen kerkelijke, politieke en levensbeschouwelijke activiteiten (kerkkoren, politieke actiegroepen, zondagschool en dergelijke) niet in aanmerking voor subsidie. Ook activiteiten die niet voor iedereen openstaan, komen niet voor subsidieverlening in aanmerking.
Jaarlijks stelt de raad het subsidieplafond vast: niet alleen het maximale subsidiebudget, maar ook de verdeling van de bedragen over de diverse beleidsvelden.
5. Geen subsidie wordt verstrekt aan instellingen die uit zijn op het maken van winst door middel van gesubsidieerde activiteiten. Overigens kan het college voorwaarden stellen die te maken hebben met het bevorderen van het uitvoeren van haar beleid door middel van het verstrekken van subsidie.
6. De gemeenteraad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast. Het is niet toegestaan dit plafond te overschrijden.
7. Nadat de gemeenteraad de gemeentebegroting en het subsidieplafond heeft vastgesteld, stelt het college het subsidieprogramma vast. Dit omvat een totaaloverzicht van de subsidiebedragen die naar verwachting zullen worden verleend op basis van de ingediende aanvragen.
8. Er zijn twee soorten subsidies: de structurele en de incidentele. Om een duidelijk verschillende aanpak te kunnen realiseren tussen de vrijwilligersorganisaties en de professionele instellingen, is binnen de categorie ‘structurele subsidies’ een scheiding aangebracht tussen de maatschappelijke subsidies en de budgetsubsidies.
a. jeugdsubsidies en maatschappelijke subsidies worden met name verstrekt aan vrijwilligersorganisaties. Ze zijn bedoeld om die organisaties mede in stand te houden.
Dit ten behoeve van het uitvoeren van in het gemeentelijk beleid passende activiteiten. De bedragen hoeven qua hoogte geen relatie te hebben met de aard en omvang van de activiteiten. De afhandeling is zo veel mogelijk vereenvoudigd; verlenen en vaststellen van de subsidie gebeurt in één handeling.
b. de budgetsubsidie is vooral van toepassing op professionele instellingen zoals bijvoorbeeld het peuterspeelzaalwerk. Met aanvragers van deze subsidiesoort worden concrete afspraken gemaakt over de te verzorgen activiteiten / producten / prestaties en de daaruit voortvloeiende prestaties en effecten. Over het algemeen zijn hier hogere bedragen mee gemoeid waarvoor adequate verantwoording moet worden afgelegd met betrekking tot de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van de subsidiegelden!
Deze subsidie is een tegemoetkoming in de kosten die gepaard gaan met het doen van investeringen. Voor kosten die worden gemaakt voor het verwerven, nieuw bouwen, dan wel verbouwen van opstallen kan een investeringssubsidie worden verstrekt onder de voorwaarde dat deze primair wordt gebruikt voor het huisvesten van door de gemeente gewenste en gesubsidieerde activiteiten. Een en ander is uitgewerkt in de beleidsregel “Accommodatiebeleid in Koggenland”.
Aan deze subsidiesoort worden relatief hoge eisen gesteld omdat het vaak over respectabele bedragen gaat met een lange doorlooptijd en daaruit voortvloeiende langjarige verplichtingen.
9. Niet alle kosten zijn subsidiabel. Alleen kosten die direct verband (kunnen) houden met de uitvoering van het gemeentelijke beleid komen voor bekostiging vanuit subsidie in aanmerking. Opbrengsten van acties (zoals oliebollen- en oud papieracties) worden niet op de subsidie gekort.
10. Structurele aanvragen dienen uiterlijk 1 oktober in het bezit te zijn van de gemeente. Voor incidentele aanvragen geldt een afwijkende bepaling. Een te laat ingeleverde of onvolledig ingevulde aanvraag betekent in principe dat, na het hanteren van een hersteltermijn, een aanvraag niet in behandeling mag en kan worden genomen. ‘Een beetje te laat’ geldt niet in het bestuurs- en subsidierecht! Een besluit om de aanvraag niet te behandelen moet aan de aanvrager bekend gemaakt worden binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (art 4:5 Awb)!
11. Een aanvraag tot subsidieverlening moet aan een aantal eisen voldoen.
De basisgegevens zijn voor alle aanvragen gelijk, maar per subsidiesoort variëren de eisen. Instellingen die een jeugd- of maatschappelijke subsidie ontvangen kunnen volstaan met een globale omschrijving van de activiteiten en een eenvoudig ingerichte begroting, exploitatierekening en balans. Deze eisen zijn aanzienlijk lager dan die aan andere subsidiesoorten worden gesteld. De specifieke eisen zijn zoveel mogelijk verwerkt in de aanvraagformulieren.Een extra eis die bijvoorbeeld wordt gesteld bij een investeringssubsidie is dat er sprake moet zijn van een sluitende meerjarenexploitatie. Die moet onder meer bevatten:
De te verwachten gemeentelijke subsidie mag hierin worden meegenomen.
12. Als de aanvraag onvolledig is wordt een hersteltermijn gehanteerd. De aanvrager krijgt dan een periode (maximaal vier weken) de tijd om de aanvraag conform de eisen aan te vullen. Als aan die eis niet wordt voldaan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
13. Het college kan besluiten tot subsidieverlening over een periode langer dan één jaar. Als dat gebeurt vindt dat plaats onder ‘begrotingsvoorbehoud’. Dat wil zeggen dat de raad ieder jaar het laatste woord heeft en dus kan afwijken van de verlening. De aanzienlijke en niet voorspelbare financiële risico’s (loon- en prijsontwikkelingen versus de inkomsten vanuit het gemeentefonds) blijven dan voor zowel de gemeente als de professionele instellingen beperkt.
14. In dit artikel is opgenomen dat organisaties die een structurele subsidie aanvragen, voor 1 januari van het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft, weten welk subsidiebedrag wordt verleend. Dat is ruim binnen acht weken (de wettelijke “redelijke termijn”) nadat de gemeentebegroting door de raad is vastgesteld.
15. Indien op een aanvraag voor een jeugd- of maatschappelijke subsidie een beschikking wordt gegeven lager dan € 10.000,- vindt betaling van het gehele bedrag in één keer plaats in de maand april van het jaar waarvoor de subsidieaanvraag is bedoeld.
De manier van bevoorschotting van het verleende subsidiebedrag wordt in de beschikking vermeld.
Indien op een aanvraag voor een jeugd- of maatschappelijke subsidie een beschikking wordt gegeven hoger dan € 10.000,- vindt betaling plaats in vier gelijke termijnen. De eerste termijn wordt begin april betaald, de tweede begin juli, de derde begin oktober en de laatste begin december van het jaar waarvoor de subsidie is bedoeld.
Voor andere soorten subsidie kan het college besluiten om maximaal 80% te bevoorschotten en af te rekenen na verantwoording en vaststelling van de subsidie.
De uiteindelijke betaling van de subsidie na de vaststelling ervan gebeurt met verrekening van de verstrekte voorschotten.
16. In dit artikel staan enige algemene weigeringsgronden. Van belang is dat er zekerheid moet zijn dat de subsidie ook werkelijk aan de bedoelde activiteiten wordt besteed. Verder is hier bepaald dat de gemeente niet financieel garant staat als subsidies van “hogere” overheden lager uitvallen dan verwacht. Bovendien dient een aanzienlijk deel van de doelgroep van de inwoners uit de gemeente deel te nemen aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.
17. Dit artikel bepaalt dat instellingen die een budgetsubsidie ontvangen moeten voldoen aan de eisen zoals die zijn gesteld in afdeling 4.2.8. van de Awb. Hierin zijn ondermeer eisen opgenomen met betrekking tot de aanvraag, inrichting van de administratie, verantwoording en subsidievaststelling.
Andere organisaties hoeven niet te voldoen aan de daarin opgenomen zware eisen, tenzij het college die eis oplegt.
Wel van een bredere toepassing is artikel 4:71 van de Awb. Besluitvorming over zaken als fuseren, het wijzigen van de statuten, het vaststellen van de tarieven die gelden voor gesubsidieerde activiteiten en het opheffen van de organisatie mag alleen maar na toestemming van de gemeente.
18. Aanvragers van subsidie moeten aan een aantal algemene eisen voldoen. Deze gaan over de toegankelijkheid en de inzichtelijkheid van de administratie. Het college kan zelfs aanwijzingen geven over de wijze waarop de administratie moet zijn ingericht. Verder zijn gesubsidieerde instellingen verplicht verzekeringen af te sluiten. Dit om te voorkomen dat bij de genoemde calamiteiten de gemeente kans loopt te worden aangesproken om aanvullende subsidie te verlenen.
De gemeente heeft een ongevallenverzekering afgesloten voor de vrijwilligers die zich inzetten bij vrijwilligersorganisaties.
Professionele organisaties dienen zelf zorg te dragen voor verzekering van hun medewerkers, vrijwilligers en stagiaires.
19. De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens de daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht.
In dat geval wordt de subsidie lager of op nihil vastgesteld.
Soms is het mogelijk nadere afspraken te maken over het aanpassen van de verplichtingen (bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten).
Bij het niet voldoen aan de meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist of behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.
Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het gehele subsidiebedrag, kan in een dergelijk geval proportioneel worden geacht. De ontvanger maakte immers misbruik van het gegeven vertrouwen dat ten grondslag ligt aan de subsidieverordening.
Naast een aantal in de Awb opgenomen wettelijke verplichtingen moeten gesubsidieerde instellingen bovendien zorgen voor een goede huisvesting van hun activiteiten en voor een zo doelmatig mogelijk gebruik van hun accommodaties. Verder zijn voorschriften opgenomen die van kracht worden bij het staken van de activiteiten. Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent de verantwoording alsmede die betreffende de vaststelling van de subsidie, van overeenkomstige toepassing.
20. Het kan voorkomen dat de personeelsformatie de basis is voor subsidieverstrekking. In die gevallen mogen de instellingen daarin geen wijzigingen aanbrengen zonder toestemming van het college.
21. Behalve bij de jeugd- en maatschappelijke subsidie vindt het verstrekken van subsidie plaats in twee fasen: de fase van de subsidieverlening (voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden) en de fase van de subsidievaststelling na afloop ervan.
Het zijn twee gescheiden trajecten met aparte besluitvorming waarbij in beide fasen sprake is van de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. De beschikking tot de subsidievaststelling is gebaseerd op de inhoudelijke en financiële verantwoording (jaarverslag en jaarrekening) door de subsidieontvanger. De verantwoording moet bij subsidies hoger dan € 25.000,- zijn voorzien van een beoordelingsverklaring van een accountant. Daarin moet expliciet worden vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed in overeenstemming met het bepaalde in of krachtens de ASV. Bovendien moet aandacht worden besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten.
22. Indien een aanvraag tot subsidievaststelling niet volledig is, geldt een hersteltermijn van maximaal vier weken.
23. Als de aanvraag tot subsidievaststelling ook na de hersteltermijn nog niet voldoet aan de eisen wordt de subsidie ‘ambtshalve’ vastgesteld. Dat kan, zo blijkt uit jurisprudentie, leiden tot het volledig moeten terugbetalen van de al ontvangen subsidie.
24. Instellingen mogen in principe een egalisatie- of risicoreserve vormen.
25. Een egalisatiereserve is bestemd voor het opvangen van fluctuaties betreffende de inkomsten en de uitgaven. Deze mag niet worden opgebouwd vanuit niet bestede subsidiegelden die het gevolg zijn van het niet of niet geheel doorgang gevonden hebben van activiteiten. In die gevallen moet subsidie worden terugbetaald aan de gemeente.
Het college bepaalt het bedrag van de toegestane egalisatiereserve. De berekening wordt mede gerelateerd aan de hoogte van andere inkomsten dan subsidie.
Hoe hoger de inkomsten vanuit andere bronnen, des te hoger is vaak het risico! Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het peuterspeelzaalwerk waar ouderbijdragen een belangrijke bron van inkomsten vormen.
26. Een bestemmingsreserve is bestemd voor het financieren van bijzondere activiteiten. Te denken valt aan een jubileumvoorstelling, -toernooi of -festival waarvoor een aantal jaren gespaard moet worden. Deze mag niet worden opgebouwd vanuit niet bestede subsidiegelden die het gevolg zijn van het niet of niet geheel doorgang gevonden hebben van activiteiten. In die gevallen moet subsidie worden terugbetaald aan de gemeente.
Ook kan een bestemmingsreserve worden opgebouwd voor grote uitgaven, die de jaarlijkse exploitatie te boven gaan, niet zijnde verplichtingen voor groot (planmatig) onderhoud.
27. Voorzieningen behoren, in tegenstelling tot de reserves, tot ‘vreemd vermogen’. Onder een voorziening ligt een bestedingsplan over een reeks van jaren. De daaraan verbonden kosten zijn niet vanuit de lopende exploitatie op te vangen. Te denken valt aan de onontkoombare kosten die zijn verbonden aan het verzorgen van het groot planmatig onderhoud van een gebouw, zowel aan de buiten- als de binnenkant.
28. Vooral professionele instellingen schaffen goederen aan waarop afgeschreven dient te worden. Er worden afschrijvingstermijnen gehanteerd waardoor de vervanging van goederen gefaseerd plaatsvindt.
29. Op grond van dit wetsartikel zou de gemeente minimaal iedere vijf jaar een verslag moeten publiceren over doeltreffendheid en effecten van de subsidies in de praktijk.
Dit artikel is niet van toepassing verklaard, gezien de aard en omvang van de subsidieverstrekking.
30. Dit is de zogenaamde hardheidsclausule. In individuele gevallen kan het college gemotiveerd van de subsidieverordening afwijken.
31. Het college heeft het recht te beslissen in die gevallen waarin de verordening niet of niet voldoende voorziet.
32/33. De overgang van de oude naar de nieuwe ASV wordt hierin geregeld. Deze ASV is van toepassing op aanvragen die na 31 december 2015 zijn ingediend.
De raad van de gemeente Koggenland,
DATUM 30 november 2015, agendapunt XXXX