Organisatie | Noord-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland 2016 |
Citeertitel | Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Het Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2014 van gedeputeerde staten van Noord-Holland wordt ingetrokken.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 25-12-2018 | nieuwe regeling | 01-12-2015 Provinciaal blad, 2015, 165 | 723518-723536 |
GS verlenen mandaat, volmacht en machtiging aan de gemandateerde overeenkomstig de als bijlage I bij dit besluit behorende lijst. Het begrip besluit in dit mandaatbesluit omvat het ambtshalve of op verzoek intrekken, wijzigen, overdragen en verlengen van besluiten.
Artikel 5 Instructies verbonden aan de uitoefening van het (onder)mandaat
Gemandateerde is verplicht GS te informeren en in de gelegenheid te stellen bijzondere aanwijzingen te geven of de bevoegdheid zelf uit te oefenen, indien uitoefening van het mandaat politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben of als de provincie Noord-Holland aansprakelijk kan worden gesteld.
Als de uitoefening van een bevoegdheid betrekking heeft op een aangelegenheid waarbij de gemandateerde een direct of indirect persoonlijk of zakelijk belang heeft, of zich een situatie zou kunnen voordoen waarbij jegens derden de indruk van vooringenomenheid of belangenverstrengeling kan worden gewekt, wordt de bevoegdheid uitgeoefend op hoger niveau.
Artikel 6 Volmacht en machtiging
Tenzij anders is bepaald, omvat de verlening van mandaat of ondermandaat mede de verlening van:
Gemandateerde verstrekt GS voor het einde van ieder kwartaal, of conform in een overeenkomst vastgelegd schema, een rapportage van de besluiten die in de uitoefening van het mandaat zijn genomen.
Artikel 8 Communicatie en publiciteit
Gemandateerde is niet toegestaan bij de uitoefening van het mandaat zonder toestemming van GS in de publiciteit te treden als dat naar verwachting politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben of tot gevolg kan hebben dat de provincie of gedeputeerden aansprakelijk worden gesteld of anderszins aansprakelijk worden gehouden.
Indien op grond van het verleende mandaat besluiten worden genomen, luidt de ondertekening:
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
Gevolgd door de handtekening en de naam van de functionaris.
Het Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2014 van gedeputeerde staten van Noord-Holland wordt ingetrokken.
Haarlem, 1 december 2015.
Gedeputeerde staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes , voorzitter.
G.E.A. Van Craaikamp , provinciesecretaris.
Bijlage I: Besluit als genoemd in artikel 2 van het Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland 2016
In deze bijlage is niet beoogd een uitputtende opsomming van de bevoegdheden te geven. De systematiek houdt in dat eerst een verzameling van bevoegdheden wordt genoemd, bijvoorbeeld onder nummer 2.1 de handhaving en het toezicht op IPPC en BRZO inrichtingen, en in het vervolg bepaalde bevoegdheden worden gespecificeerd om daarvoor beperkingen, instructies of het laagste niveau van ondermandaat aan te geven.
Indien de voorbereiding van de inhoud van een besluit is uitgezonderd, betekent dat de omgevingsdienst met GS of, indien de betreffende bevoegdheid is gemandateerd aan een andere omgevingsdienst, met die omgevingsdienst moeten afstemmen over de inhoud van het besluit. GS of de andere omgevingsdienst zullen daarover dan een instructie geven die de omgevingsdienst uiteraard uit dient te voeren. De omgevingsdienst dient vervolgens de voorbereiding als bedoeld in de Awb te verzorgen.
In dit artikel wordt de bevoegdheid gemandateerd met betrekking tot Wabo besluiten inzake BRZO en IPPC (RIE) inrichtingen. De bevoegdheid tot het verlenen van deze vergunningen en de handhaving daarvan wordt in Noord-Holland aan de OD NZKG gemandateerd, met uitzondering van de onderstaande bedrijven: Voor de meest recente lijst van bedrijven, neem contact op via het emailadres: oga@noord-holland.nl
Overeenkomstig het systeem van de Wabo heeft de bevoegdheid betrekking op de gehele Wabo-omgevingsvergunning, inclusief toestemmingen die daarin opgaan of aanhaken, waaronder de toestemmingen voor slopen, bouwen, aanleggen, etc.. De bevoegdheid betreft tevens de voorbereiding van de vergunning; inclusief het vragen van verplichte adviezen aan derden, en de coördinatie van vergunningen als dat wettelijk is vereist. Voor een compleet overzicht van de geïntegreerde en aangehaakte toestemmingen wordt verwezen naar de wettekst, de Memorie van Toelichting en de handreikingen van de Rijksoverheid.
In de rechter kolom zijn uitzonderingen geformuleerd. Deze hebben betrekking op de voorbereiding van de inhoud van toestemmingen op grond van provinciale verordeningen. Het gaat daarbij onder meer om de ontheffing of verklaring van geen bedenkingen van de bij de provinciale verordeningen gestelde regels, voor zover deze rechtstreeks werken (artikel 4.1. lid 3 Wabo), en een ontheffing van een verbod om het bestaande gebruik te wijzigen bij een verklaring dat een provinciale verordening als bedoeld in artikel 4.1 Wabo wordt voorbereid. In dit kader wordt gewezen op het feit dat de Provinciale Verordening Ruimtelijke Structuurvisie een rechtstreeks werkende bepaling bevat over windturbines. Een andere provinciale verordening is de Provinciale Milieuverordening (PMV). Hierin zijn onder meer regels opgenomen over bescherming van grondwatergebieden, over gesloten stortplaatsen en de bescherming van aardkundige monumenten. Voor zover deze bevoegdheden elders in dit mandaatbesluit aan ODNZKG zijn gemandateerd, bereidt ODNZKG de besluiten voor en besluit zij.
Voorts is de voorbereiding van toestemmingen op grond van de Nb wet uitgezonderd. Het gaat hier om de artikelen 16 Nb wet (vergunningen met betrekking tot handelingen in een beschermd natuurgebied, en artikel 19 d Nb wet, de vergunning met betrekking tot handelingen met gevolgen voor habitats en soorten). Ten slotte geldt een uitzondering voor de voorbereiding van besluiten waarbij sprake is van overschrijding van het groepsrisico op grond van het Bevi. De reden daarvoor is dat de voor deze besluiten benodigde deskundigheid bij de provincie blijft (provinciale verordeningen en Nb wet), of dat het besluiten betreft (overschrijding van het groepsrisico op grond van het Bevi) waarin Gedeputeerde Staten altijd willen worden gekend.
Als een besluit of besluitonderdeel betrekking heeft op de Nb wet of op een provinciale verordening, omgevingsdienst verzoekt de omgevingsdienst Gedeputeerde Staten een besluit te nemen over het betreffende besluit(onderdeel). De omgevingsdienst beslist (met inachtneming van de besluiten van Gedeputeerde Staten) ook in dat geval wel over de aanvraag op de omgevingsvergunning en draagt zorg voor de Awb voorbereiding daarvan.
In het algemeen geldt voor de omgevingsdienst dat zij bij de uitoefening van het mandaat niet zonder toestemming van Gedeputeerde Staten buiten de beleidskaders de provincie mag treden (zie het algemeen deel van het mandaatbesluit). Dat betekent dat zij gehouden is binnen de kaders van de provinciale verordeningen en ander provinciaal beleid te blijven, ook bij niet rechtstreeks werkende bepalingen.
Bovendien is de omgevingsdienst op grond van het algemeen deel van het mandaatbesluit verplicht om in geval van gevoelige besluiten af te stemmen met GS.
Artikel 1.3. heeft betrekking op het vragen van advies aan de waterkwaliteitsbeheerder. Artikel 2.26 van de Wabo maakt hierbij onderscheid tussen de gevallen waarin het vragen van advies verplicht is en wanneer dit facultatief is.
In artikel 1.5 wordt de bevoegdheid verleend voor het voorbereiden en van de besluitvorming over de omgevingsvergunning waarbij op grond van een provinciaal belang wordt afgeweken van een bestemmingplan.
In de rechter kolom is aangegeven dat deze bevoegdheid alleen mag worden uitgeoefend als daarover een afzonderlijk besluit is genomen door Gedeputeerde Staten, houdende dat het project van provinciaal belang is.
De bevoegdheid betreft het voorbereiden van een besluit op aanvraag in de zin van de Awb en het nemen van een besluit, naar aanleiding van een besluit op aanvraag.
Het komt geregeld voor dat de provincie deze bevoegdheid inzet voor het realiseren van projecten van een provinciaal ruimtelijk belang, bijvoorbeeld in het geval van het kustverdedigingswerk “de Zwakke Schakels” of bij provinciale wegen. De provincie vraagt dan soms zelf de vergunning aan en/of heeft daarbij een coördinerende rol. Het uitoefenen van een eventuele coördinerende/beleidsinhoudelijke rol en de rol van aanvrager blijven bij uitsluiting bevoegdheden van de provincie.
De omgevingsdienst vervult in dit proces een administratieve en uitvoerende taak.
In artikel 1.4.a wordt bevoegdheid verleend voor het, tevens in bovengenoemde zin, voorbereiden en verlenen van omgevingsvergunningen in het geval Provinciale Staten in het kader van de vaststelling van een inpassingsplan hebben besloten dat Gedeputeerde Staten de vergunningverlening op zich moeten nemen. Dat is bijvoorbeeld gebeurd in het geval van de West-Frisiaweg.
Hierbij gelden gelijksoortige beperkingen als bij artikel 1.1. Uitgezonderd is de door GS af te geven verklaring van geen bedenkingen bij afwijken van rechtstreeks werkende bepalingen van de provinciale ruimtelijke verordening.
Dit artikel is opgenomen ter verwezenlijking van het project Zeetoegang Ijmond. Het mandaat betreft de besluiten die worden genomen in het kader van artikel 3.33, lid 3, Wro. Dit betreft gevallen waarin PS de coördinatieregeling hebben toegepast (artikel 3.33 lid 1, onder a, Wro) en daarbij tevens hebben besloten dat GS de besluiten ter uitvoering van het provinciaal ruimtelijk beleid, bijvoorbeeld een inpassingsplan, zelf nemen (artikel 3.33, lid 3, Wro). Dit laatste met uitzondering van de besluiten waarvoor het Rijk bevoegd gezag is. De (uitvoerings)besluiten betreffen onder meer de verlening van vergunningen, ontheffingen, toestemmingen, de afhandeling van meldingen en toezicht en handhaving op grond van verschillende wet- en regelgeving.
Deze bevoegdheden zijn sinds 1 oktober 2010 vervallen en vervangen door bepalingen in de Wabo. Het gaat om overgangsrecht. In nauwelijks voorkomende gevallen, zal op de aanvraag overeenkomstig het oude recht moeten worden beslist.
Onder dit nummer worden bevoegdheden gemandateerd die niet integreren of aanhaken, maar waarvan mandaat wel gewenst is om een efficiënte taakuitoefening door de omgevingsdienst mogelijk te maken.
Het gaat om aanvullende bevoegdheden die verband houden met het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm), zoals het verbinden van maatwerkvoorschriften, afwijken van Abm bij vergunningvoorschrift, beslissen op een aanvraag over een gelijkwaardige maatregel, in ontvangst nemen en kennis geven van meldingen, en op grond van de afstemming van de meldingsplicht besluiten de vergunningaanvraag niet te behandelen
Het betreft hier voorts de bevoegdheden die verband houden met het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa) zoals.het verbinden van voorschriften op grond van het Bssa aan een omgevingsvergunning, en de bevoegdheid tot afwijken van het Bssa.
In artikel 2.22, derde lid van de Wabo is de grondslag opgenomen voor het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning op grond van het Stortbesluit bodembescherming en de bijbehorende Uitvoeringsregeling.
In artikel 4.3 staat een uitzondering op de vergunningplicht als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid van de Waterwet. Ex artikel 6.11, eerste lid van het Waterbesluit geldt er dan wel een meldingsplicht.
Het betreft de bevoegdheid in het kader van de Waterwet om een (Water)vergunning te verlenen voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water. Het moet dan gaan om een hoeveelheid water van meer dan 150.000 m3 per jaar ten behoeve van een industriële toepassing. Indien de grondwateronttrekking of infiltratie van water geschiedt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening of een bodemenergiesysteem, geldt er geen bepaalde hoeveelheid.
GS zijn op grond van artikel 9f Elektriciteitswet 1998 bij uitsluiting het vergunningverlenende gezag voor windturbines tussen 5 en 100 MW. Aldus zijn zij op grond van het bepaalde in artikel 1.1 Wet milieubeheer het bevoegd gezag voor die installaties, ook voor wat betreft de handhaving als bedoeld in artikel 5.1 en 5.2 Wabo. Omdat B&W niet meer onder de definitie van bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1Wm vallen zijn GS ook bevoegd gezag voor handhaving en toezicht van vergunningen die in het verleden door B&W zijn verleend.
Het afhandelen van meldingen Besluit bodemkwaliteit en toezicht en handhaving in het kader van het Besluit bodemkwaliteit zijn taken die door de Opdrachtnemer voor de provinciale inrichtingen binnen het ODNZKG-gebied worden uitgevoerd.
Het mandaat voor toezicht en handhaving in het kader van het Besluit bodemkwaliteit geldt voor Wm-inrichtingen die gelegen zijn binnen het grondgebied van de OD NZKG, waartoe behoren de gemeenten die deel uitmaken van de veiligheidsregio’s Amsterdam –Amstelland, Kennemerland, en Zaanstreek-Waterland, voor zover deze gemeenten geen deel uitmaken van of zijn verbonden aan een andere omgevingsdienst. Toezicht en handhaving in het kader van het Besluit bodemkwaliteit binnen Wm-inrichtingen buiten het OD NZKG-gebied worden niet door gemandateerde uitgevoerd met uitzondering van de inrichting Tata Steel.
Deze bepalingen hebben betrekking op bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures.
Gemandateerde verricht in het kader van bezwaar en beroep de volgende taken:
Mandaatgever blijft zelf de volgende taken verrichten:
·Het nemen van de beslissing op bezwaar op basis van het advies van de HAC en van de concept beslissing op bezwaar van de opdrachtnemer
Het gaat uitsluitend om de beoordeling van de noodzaak van een BIBOB toetsing.
Dit betreft de bevoegdheid om te besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wob. Tevens wordt onder deze bevoegdheid begrepen het besluit tot actieve openbaarmaking ingevolge artikel 8 van de Wob en artikel 19.1 van de Wm. Onder het laatste wordt onder meer verstaan het besluit tot openbaarmaking van de BRZO inspectie rapportages.