Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Enschede

Nadere regels voor VVE-arrangementen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEnschede
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels voor VVE-arrangementen
CiteertitelNadere regels voor VVE-arrangementen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerpVoorschoolse educatie
Externe bijlageAfwegingsmodel Nadere regels VVE-arrangementen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Nadere regels voor VVE-arrangementen, zoals vastgesteld op 4 juni 2013.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Subsidieverordening Peuter- en VVE- arrangementen, art. 8

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2016Nieuwe regeling

15-12-2015

Digitaal Gemeenteblad, 124095

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels voor VVE-arrangementen

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Enschede;

 

gelet op artikel 8 van de Subsidieverordening Peuter- en VVE-arrangementen,

 

besluit vast te stellen de hiernavolgende:

N adere regels voor V VE-arrangementen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • c.

    besluit: het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie:

  • d.

    VVE (voor- en vroegschoolse educatie): opvang voor kinderen van 2 en 3 jaar waarin op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen/ordenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • e.

    LRKP (Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen): register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen.

  • f.

    VVE-programma: een door het Nederlands Jeugdinstituut erkend programma voor voor- en vroegschoolse educatie gericht op vier ontwikkelingsdomeinen, dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

  • g.

    VVE-groep: de groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden; de groep waarin geïndiceerde kind(eren) daadwerkelijk worden opgevangen.

  • h.

    VVE-peuter: de peuter die een VVE-programma volgt.

  • i.

    Cito/LOVS: het leerlingenvolgsysteem voor het primair onderwijs, ontwikkeld door het Cito (instituut voor toetsontwikkeling).

Artikel 2 Subsidievoorwaarden VVE-arrangementen

In aanvulling op de voorwaarden uit de wet en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voor- en vroegschoolse educatie worden aan de subsidiëring van VVE-arrangementen de volgende voorwaarden gesteld:

  • a.

    De houder zorgt er voor dat ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie, die werkzaam is in de VVE-groep op de tijden dat VVE geïndiceerde kinderen daadwerkelijk worden opgevangen, beschikt over een certificaat van een met goed gevolg afgelegde scholing met betrekking tot het VVE-programma. Indien de andere beroepskracht, die op dezelfde groep staat, niet over dit certificaat beschikt, dient deze in ieder geval een opleiding als genoemd in artikel 4 lid 2 of 3 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie te hebben afgerond. Daarnaast dient deze andere beroepskracht deel te nemen aan scholing met betrekking tot het VVE-programma of met deze scholing te gaan starten. Indien de beroepskracht al scholing volgt met betrekking tot het VVE-programma dient de beroepskracht aan te tonen dat hij of zij daar korter dan twee jaar mee bezig is. Indien de beroepskracht nog gaat starten met deze scholing dient hij of zij aan te tonen hiermee binnen zes maanden te zullen starten.In het geval er meer dan twee beroepskrachten op een VVE-groep staan dienen alle beroepskrachten een opleiding als genoemd in artikel 4 lid 2 of 3 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie te hebben afgerond. De aanvullende scholingsvereisten met betrekking tot het VVE-programma gelden voor de eerste twee beroepskrachten.

  • b.

    De houder legt in het pedagogisch plan dan wel werkplan vast:

    • ·

      op welke wijze het VVE-programma door de hiervoor gecertificeerde beroepskrachten wordt uitgevoerd;

    • ·

      hoe de vier onderscheiden ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen/ordenen, sociaal emotionele ontwikkeling en motoriek zijn ingericht; en

    • ·

      met welke frequentie kinderen aan het taal-intensieve aanbod kunnen deelnemen.

  • c.

    De houder registreert per dagdeel de aanwezigheid van de VVE-geïndiceerde kinderen in een aanwezigheidsregistratiesysteem.

  • d.

    De houder registreert per dagdeel de ingezette beroepskrachten op de VVE-groepen in een aanwezigheidsregistratiesysteem.

  • e.

    De houder legt de vorderingen op het gebied van taal en rekenen/ordenen vast in het Cito/LOVS. Voor de registratie van de sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling dient de houder een kindvolgsysteem te gebruiken dat is afgestemd met de gemeente. De houder registreert de sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling conform de voor dit systeem geldende protocollen of werkinstructies met betrekking tot de periodieke verzameling en vastlegging van ontwikkelingsgegevens.

  • f.

    De houder draagt zorg voor een goede, warme overdracht van de VVE-peuter naar de basisschool. Bij de overdracht is er persoonlijk contact tussen de beroepskracht en de leerkracht, met als doel de school te informeren over de ontwikkeling en de leefsituatie van het kind, de pedagogische en didactische aansluiting en de zorgbehoefte van het kind. De houder legt in het beleidsplan dan wel werkplan of in een protocol dan wel werkinstructie vast hoe hij zorgt voor een warme overdracht van de peuter die een VVE-programma volgt naar de basisschool.

  • g.

    De houder heeft in een ouderbeleidsplan of werkplan beschreven:

    • ·

      hoe hij de ouders betrekt bij het VVE-programma;

    • ·

      welk stappenplan hij volgt indien het kind minder dan tien uur per week deelneemt aan het VVE-arrangement, met als doel het kind zo spoedig mogelijk weer te laten deelnemen aan het volledige arrangement van tien uren per week. Op de houder rust daarbij de inspanningsverplichting de ouder(s) te bewegen het kind aan het volledige arrangement van tien uur per week te laten deelnemen.

  • h.

    De houder legt bij de opname van het kind in het VVE-arrangement met de ouders schriftelijk vast dat zij:

    • 1.

      om redenen van continuïteit hun kind tenminste één jaar ononderbroken deel laten nemen aan het VVE-arrangement, tenzij:

      • ·

        omstandigheden gelegen in het gezin of bij het kind dit onmogelijk maken, of

      • ·

        het kind bij de instroom in het VVE-programma reeds de leeftijd van drie jaar heeft bereikt, in welk geval de vastlegging betrekking heeft op de resterende VVE-periode;

    • 2.

      de intentie hebben deel te nemen aan de ouderactiviteiten, zoals die omschreven zijn in het pedagogische plan van de organisatie;

    • 3.

      instemmen met overdracht van gegevens over hun kind aan de door hen gekozen basisschool;

    • 4.

      bij voorkeur een basisschool kiezen binnen een Integraal KindCentrum waar de houder onderdeel van uitmaakt.

Artikel 3 Intrekken Nadere regels voor VVE-arrangementen 2013

De Nadere regels voor VVE-arrangementen, zoals vastgesteld op 4 juni 2013 worden ingetrokken.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze regels treden in werking met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 5 Citeerartikel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: “Nadere regels voor VVE-arrangementen”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 15 december 2015.

De Secretaris, De Burgemeester,

M.J.M. Meijs G.O. van Veldhuizen

Bijlage Afwegingsmodel behorende bij artikel 2 van de Nadere regels  voor VVE-arrangementen

Afwegingsmodel Nadere regels VVE-arrangementen

Toelichting op

Nadere regels voor VVE-arrangementen

Het College van Burgemeester en Wethouders heeft, op basis van artikel 8 van de Verordening peuter- en VVE-arrangementen en in aanvulling op de landelijke wet- en regelgeving voor de kwaliteit van kinderopvang en voorschoolse educatie, deze nadere regels voor VVE-arrangementen opgesteld.

 

De houders van een kinderopvanglocatie zijn wettelijk verplicht de locatie te laten registreren in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. De opvang dient te voldoen aan de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) en de hieruit voortvloeiende regelgeving. Als in een groep een kind met een indicatiestelling voor VVE wordt opgevangen, dan moet deze groep ook voldoen ook aan de vereisten uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

 

Het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de opvang is gebaseerd op de Wko. De toezichthouder inspecteert de opvang en stelt een inspectierapport op. De handhaving verloopt via de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Enschede, vastgesteld door het college op 22 juni 2015.

 

In deze nadere regels worden extra eisen gesteld aan de kwaliteit van de opvang in een VVE-groep, bovenop de bestaande wettelijke regels. Zo moet een beroepskracht voorschoolse educatie minimaal beschikken over de in artikel 4 van de het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie genoemde opleidingseisen. Daarnaast stelt de Gemeente Enschede de extra eis dat wanneer voorschoolse educatie wordt aangeboden, op tijden dat VVE geïndiceerde kinderen daadwerkelijk worden opgevangen, ten minste één in de VVE-groep werkzame beroepskracht over een certificaat beschikt van een met succes afgerond scholingsprogramma met betrekking tot het VVE-programma. Het programma voor voorschoolse educatie wordt erkend door het Nederlands Jeugdinstituut en is opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies. Als de andere beroepskracht, die op dezelfde groep staat, niet over dit certificaat beschikt moet deze een opleiding als genoemd in artikel 4 lid 2 of 3 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie hebben afgerond en binnen zes maanden starten met het volgen van het hiervoor genoemde scholingsprogramma met betrekking tot het VVE-programma. Deze opleiding moet binnen twee jaar na de start van de opleiding met goed gevolg zijn afgerond. In het geval er meer dan twee beroepskrachten op een VVE-groep staan dienen alle beroepskrachten een opleiding als genoemd in artikel 4 lid 2 of 3 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie te hebben afgerond. De aanvullende scholingsvereisten met betrekking tot een erkend VVE-programma gelden voor de eerste twee beroepskrachten.

 

De pedagogische opleiding en kwaliteit van de beroepskrachten VVE is essentieel om van de voorschoolse educatie een succes te kunnen maken. In dit kader stelt de houder jaarlijks een opleidingsplan op voor de certificering van de beroepskrachten en pedagogische medewerkers (artikel 4 lid 4 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie).

 

In het pedagogisch plan dan wel werkplan legt de houder vast op welke wijze het erkende VVE-programma door de hiervoor gecertificeerde beroepskrachten uitgevoerd wordt en hoe de vier onderscheiden ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, sociaal emotionele ontwikkeling en motoriek zijn ingericht. Expliciet dient in het pedagogisch plan dan wel werkplan te worden vermeld hoe het taal-intensieve deel is ingericht en met welke frequentie kinderen aan het taal-intensieve aanbod kunnen deelnemen.

 

Erkende programma’s voor voorschoolse educatie zijn die programma’s die voldoende aandacht hebben voor de vier onderscheiden ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, sociaal emotionele ontwikkeling en motoriek. De erkende VVE-programma’s, zoals bijvoorbeeld Kaleidoscoop, Piramide, Startblokken en Uk en Puk, zijn opgenomen in de databank effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (www.nji.nl).

 

De houder zorgt voor de registratie van de aanwezigheid en de vorderingen van de kinderen gedurende de uitvoering van het VVE-arrangement. Voor de vorderingen op het gebied van taal en rekenen/ordenen geldt binnen de gemeente Enschede de afspraak het Cito/LOVS te gebruiken. De toetsingsmomenten zijn vastgelegd in de prestatieafspraken m.b.t. de uitvoering van het stedelijk convenant ‘Effectief benutten van VVE 2014’.

Voor de registratie van de sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling dient de houder een kindvolgsysteem te gebruiken dat is afgestemd met de gemeente Enschede. Zo’n kindvolgsysteem kent protocollen of werkinstructies met betrekking tot de periodieke vastlegging van de voortgang van de sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling. De houder dient de protocollen of werkinstructies van het gekozen kindvolgsysteem te volgen.

 

De houder zorgt voor de registratie van de in de VVE-groep werkzame beroepskracht(en) gedurende de uitvoering van het VVE-arrangement.

 

De houder zorgt voor een goede, warme overdracht van de peuter die een VVE-programma volgt naar de basisschool. De houder legt in het beleidsplan dan wel werkplan of in een protocol dan wel werkinstructie vast hoe hij zorgt voor een warme overdracht van de peuter die een VVE-programma volgt naar de basisschool. Onder een warme overdracht wordt verstaan: het persoonlijke contact tussen de beroepskracht en de leerkracht met als doel de school te informeren over de ontwikkeling en de leefsituatie van het kind, de pedagogische en didactische aansluiting en de zorgbehoefte van het kind. Onderdeel van de warme overdracht is het op feestelijke wijze uitreiken van een VVE-certificaat aan het kind als het heeft kunnen voldoen aan de gestelde voorwaarden.

Voor een goede warme overdracht is inspanning van twee kanten noodzakelijk. Als het de houder niet lukt om met de binnen het IKC actieve scho(o)l(en) tot overeenstemming te komen over de wijze van warme overdracht, dan dient hij aan te tonen dat hij zich heeft ingespannen om op dit punt tot overeenstemming te komen, indien nodig door een signaal af te geven aan de verantwoordelijke bestuurder. De houder dient in dat geval gespreksverslagen en/of formele correspondentie te kunnen overleggen waaruit die inspanningen blijken.

 

De ouders hebben een nadrukkelijke rol in de voorschoolse educatie. De houder heeft in het ouderbeleidsplan dan wel werkplan vastgelegd hoe het de ouders nauw betrekt bij het VVE-programma. De houder legt bij de opname van het kind in het VVE-arrangement met de ouders schriftelijk vast dat zij de intentie hebben deel te nemen aan ouderactiviteiten. Ook legt de houder in het ouderbeleidsplan dan wel werkplan vast hoe het omgaat met situaties waarin kinderen om andere redenen dan regulier verzuim niet tien uur per week deelnemen aan het VVE-programma. Op de houder rust daarbij de inspanningsverplichting de ouder(s) te bewegen het kind aan het volledige arrangement van tien uur per week te laten deelnemen. De houder dient door middel van bewijsstukken als brieven, mails aan ouders, korte verslagen van gesprekken en dergelijke aan te kunnen tonen dat hij zich voldoende heeft ingespannen de ouders daartoe aan te sporen.

Uiteraard verwacht de gemeente Enschede dat de houders actief uitvoering geven aan wat er op dit punt in het ouderbeleidsplan of werkplan is beschreven.

 

De duur van het VVE-programma in de voorschoolse periode is om redenen van effectiviteit en continuïteit gesteld op tenminste één jaar, gerekend vanaf de startdatum, tenzij omstandigheden gelegen in het gezin of bij het kind dit onmogelijk maken. Als het kind bij de instroom in het VVE-programma al de leeftijd van drie jaar heeft bereikt, dan geldt als minimale periode de tijd tussen het moment van instroom en het bereiken van de vierjarige leeftijd. De houder legt deze periode bij de opname van het kind in het VVE-arrangement met de ouders schriftelijk vast. Voor de effectiviteit is het uiterst belangrijk dat de verblijfsduur in het programma vier jaar omvat. Het is daarom nadrukkelijk gewenst dat het VVE-traject voortgezet wordt in het primair onderwijs. Met dat doel zijn er programma’s ontwikkeld, gericht op de taal- en cognitieve ontwikkeling van kinderen, die aanvangen in het kinderdagverblijf en doorlopen tot en met groep twee van het basisonderwijs. De houder legt bij de opname van het kind in het VVE-arrangement met de ouders schriftelijk vast dat zij instemmen met overdracht van gegevens over hun kind aan de door hen gekozen bassischool. De ouders kiezen bij voorkeur een basisschool binnen een Integraal Kindcentrum waar de houder onderdeel van uitmaakt.

 

Het college heeft voor de naleving van de Nadere regels voor VVE-arrangementen een gemeentelijk afwegingsmodel vastgesteld. Hierin wordt vermeld wat de gevolgen kunnen zijn als de opvang in een VVE-groep niet voldoet aan de gestelde eisen.

 

Als door de houder niet wordt voldaan aan de nadere regels dan kan dit gevolgen hebben voor de subsidie. De subsidie kan op een lager bedrag worden vastgesteld of worden ingetrokken.

 

Voorafgaand aan het besluit over de subsidie kan een waarschuwing aan de houder worden gegeven. Indien hij daar binnen een bepaalde termijn geen gehoor aan geeft kan dat gevolgen hebben voor de aan hem verstrekte subsidie.