Organisatie | Terneuzen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet investeren in jongeren |
Citeertitel | Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet investeren in jongeren |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2012 | Onbekend | 17-12-2009 Zeeuws Vlaams Advertentieblad, 23 december 2009 | Onbekend |
De raad van de gemeente Terneuzen;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 10 november 2009;
gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel e, en 35, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren;
overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van jongeren van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij verordening te regelen.
Besluit vast te stellen de navolgende verordening
Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet investeren in jongeren
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
1°. indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;
2°. indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;
HOOFDSTUK 3 Criteria voor het verlagen van de norm of toeslag
Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 17 december 2009.
griffier, drs. T.A.M. Leeraert
voorzitter, J.A.H. Lonink
Om verschil in interpretatie te voorkomen, wordt voor het begrippenkader verwezen naar de Wet investeren in jongeren. Het gaat hierbij om de begrippen zoals alleenstaande, alleenstaande ouder, echtpaar, de bijstandsnorm etc.
Dit artikel geeft aan op welke jongeren met een inkomensvoorziening de verordening betrekking heeft. De indeling is gebaseerd op de wet. Alleen in de leeftijdscategorie vanaf 21 jaar kunnen verhogingen en verlagingen op grond van de verordening vastgelegd worden.
Indien vaststaat dat kosten in het geheel niet gedeeld kunnen worden met een ander, wordt op grond van artikel 30 van de wet de toeslag vastgesteld op het maximale bedrag, zijnde 20 % van de gehuwdennorm.
Als belanghebbende een onderhuurder, kostganger of kamerhuurder is, kunnen kosten worden gedeeld. Er zijn schaalvoordelen: duurzame gebruiksgoederen worden gezamenlijk gebruikt, kosten van verwarming en verlichting komen niet op de schouder van één persoon enzovoort. Bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende schaalvoordelen heeft uit gedeelde algemeen noodzakelijke bestaanskosten, is niet bepalend of deze ook feitelijk worden genoten door de bijdrage van de ander, maar gaat het erom of redelijkerwijs, gegeven de omstandigheden aangenomen kan worden, dat deze kosten kunnen worden gedeeld.
Omdat het feitelijk onmogelijk is om schaalvoordelen exact en in elke situatie te berekenen, is als uitgangspunt gekozen voor een forfaitaire toeslag van 10 procent van de gezinsnorm voor situaties waar belanghebbende de woonlasten kan delen. Bij de vaststelling van de hoogte van de woonkostencomponent in een uitkering wordt in de wetssystematiek sinds jaar en dag aangesloten bij het laagste bedrag aan woonlasten, dat na verlening van huurtoeslag voor eigen rekening kan blijven.
Gehuwden hebben recht op een wettelijk vastgesteld normbedrag zonder toeslag.
Evenals bij alleenstaanden en alleenstaande ouders moet bij gehuwden rekening gehouden worden met schaalvoordelen. Deze moeten daarom worden vertaald in verlagingen. Bij de vaststelling van de hoogte van de verlagingen gelden dezelfde overwegingen als in de toelichting van artikel 3 voor de daar genoemde verhoging.
De wet biedt in artikel 32 de mogelijkheid om de norm of de toeslag voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden (verder) te verlagen als iemand lagere algemene noodzakelijke kosten heeft als gevolg van zijn woonsituatie waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning. Het kan daarbij gaan om de bewoning van woonruimte waaraan geen woonkosten zijn verbonden, bij voorbeeld in geval van krakers. De lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan wordt in het eerste lid vertaald in de hoogte van de uitkering.
Ook dak- en thuislozen hebben in de regel geen kosten voor het aanhouden van woonruimte. Ook zij hebben geen aantoonbare woonlasten, waardoor de verlaging in dit lid op hen van toepassing is. Zij kunnen wegens het ontbreken van eigen woonruimte gebruik maken van dak- en thuislozenopvang, waaraan voor hen wel kosten verbonden zijn, dan blijft op die dagen het bepaalde in dit artikel ook van toepassing. De kosten voor de dak- en thuislozen opvang zijn zo laag dat een verlaging reëel wordt geacht.
Verder is het mogelijk, dat er aan de woning wel woonlasten zijn verbonden, maar vaststaat, dat deze lasten geheel worden voldaan door een derde, die elders zijn hoofdverblijf heeft, zonder dat de belanghebbende bewoner tot enig tegenprestatie is verplicht. Deze situatie kan zich bij voorbeeld voordoen na een verlating, waarbij de uit de woning vertrokken ex-partner de woonlasten van de eigen woning draagt totdat de woning is verkocht.
Onder het derde lid wordt bedoeld dat het kan zijn, dat de woonlasten worden gedeeld met een derde, die elders zijn hoofdverblijf heeft. In dat geval worden de voor de belanghebbende bewoner optredende schaalvoordelen geacht gelijk te zijn aan de schaalvoordelen, die in het eerste lid van dit artikel van toepassing zijn verklaard op een belanghebbende, in wiens woning één of meerdere anderen hun hoofdverblijf hebben.
Artikel 5 Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar
De hoogte van de toeslag is aangepast aan de hoogte van de toepasselijke minimum jeugdlonen en aan de daarvan afgeleide uitkeringen.
Artikel 6 Toeslag begeleide woonvormen
Binnen de gemeente zijn of worden verschillende vormen van begeleid wonen ontwikkeld. Hoewel een jongere in dergelijke woonvormen gebruik maakt van verschillende gemeenschappelijke voorzieningen, kunnen woonkosten veelal niet worden gedeeld. Vaak zijn de woonkosten juist hoger omdat er persoonlijke begeleiding aan een jongere geboden wordt. Vandaar dat een zelfde toeslag geldt als voor woonsituaties genoemd in artikel 3, lid 1.
Bij jongeren die in aanmerking komen voor deze woonvormen wordt dit individueel in de vorm van een trajectplan vastgelegd. Als voorbeeld van een woonvorm kan een Foyer de Jeunesse genoemd worden.
Artikel 7 Anti-cumulatiebepaling
Verschillende situaties kunnen op een jongere van toepassing zijn. De bedoeling van dit artikel is te waarborgen dat de inkomensvoorziening van een jongere niet lager kan worden vastgesteld dan de voor hem geldende norm.
Dit artikel maakt een hardheidsclausule onderdeel van deze verordening.
Het kan hierbij slechts gaan om een verhoging van een toeslag, omdat deze verordening voldoende rechtswaarborgen aan de belanghebbende dient te geven. In overeenstemming met de algehele systematiek van uitvoering van de wet, wordt de verantwoordelijkheid van een juiste uitvoering van deze verordening in handen gesteld van het college. Indien zich er een situatie zou voordoen, waarin deze verordening niet voorziet, heeft het college de bevoegdheid om individueel een toeslag of verlaging te beoordelen.