Organisatie | Schouwen-Duiveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2015 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-12-2019 | 01-01-2020 | wijziging ivm carillon | 21-11-2019 | ||
20-03-2019 | 06-12-2019 | artikelen: 1:1, 1:2, 1:6, 1:7, 1:8, 2:1, 2:3, 2:10, 2:11, 2:12, 2:15, 2:18, 2:24, 2:27, 2:28, 2:31, 2:33, 2:34a, 2:38a, 2:39, 2:40, 2:41, 2:42, 2:43, 2:44, 2:57, 2:59, 2:59a, 2:67, 2:71, 2:74, 2:75, 2:76, 2:77, 2:78, 2:79, 3:1, 3:9, 3:15, 4:1, 4:2, 4:3, 4:5, 4:6, 4:17, 4:18, 5:1, 5:6, 5:9, 5:10, 5:11, 5:12, 5:13, 5:17, 5:20, 5:33, 5:34, 6:1, 6:2, | 10-01-2019 | ||
16-11-2017 | 20-03-2019 | Artikel 1:3, 1:6. 1:7, 1:8, 2:27, 2:29, 2:39, 2:42, 2:50, 2:74a, 2:77, 2:79, 6:2 | 26-10-2017 | 01-06-2017/11 | |
23-06-2017 | 16-11-2017 | Art. 2:57 en 2:58 | 01-06-2017 | 01-06-2017/11 | |
15-12-2015 | 23-06-2017 | Nieuwe regeling | 26-11-2015 | 26-11-2015/12 |
De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 oktober 2015;
gelet op de artikelen 149 en 151a van de Gemeentewet en artikel 30c, tweede lid van de Wet op de kansspelen;
gezien het advies van de commissie samenleving en bestuur in haar vergadering van 5 november 2015;
overwegende dat wijzigingen in wet- en regelgeving, rechterlijke uitspraken, ontwikkelingen in de samenleving en zijn wens tot deregulering aanleiding geven tot vaststelling van een nieuwe Algemene plaatselijke verordening;
rekening houdend met een drietal aangenomen amendementen gewijzigd vast te stellen de
Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2015.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Artikel 1:9 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Artikel 1:10 Geen positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of
Afdeling 4 Vertoningen op de weg
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2:34c Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven
Artikel 2:34d Verbod “happy hours”
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer en bezit inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen winkeldiefstal
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Artikel 2:48a Vervoer aanvalswapenen
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Artikel 2:57 Loslopende honden
Artikel 2:57a Verboden plaatsen voor honden
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en paarden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:71 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk
Artikel 2:73a Verbod carbidschieten
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Artikel 2:74a Openlijk gebruik van drugs
Artikel 2:74b Achterlaten van attributen
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-
pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Afdeling 3 Beslistermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4:5a Geluidhinder door honden
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden(artikelen 4:10, 4:11 en 4:12)
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5:10 Parkeren anders dan op de rijbaan
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- en donateurwerving
Artikel 5:14 Begripsbepalingen
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
Artikel 5:22 Begripsbepalingen
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige schepen
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Artikel 5:30b Beoefening niet-gemotoriseerde watersport
Artikel 5:30c Veiligheid zwemmers
Artikel 5:30d Motorschepen en schepen op zee
Artikel 5:31 Overlast aan schepen
Artikel 5:31a Brandstofpompen op openbaar water
Artikel 5:31b Sportactiviteiten op het strand
Afdeling 7 Gemotoriseerd - en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Begripsomschrijving
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Artikel 5:37 Hinder of overlast
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing als beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid of een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, aanhef en onder a.
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 72 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
a. bioscoop- en theathervoorstellingen;
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:39;
g. sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder g.
Onder evenement wordt mede verstaan:
a. een herdenkingsplechtigheid;
c. een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 ;
d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
e. een straatfeest of buurtbarbecue;
g. een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala's.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
i. een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;
ii. elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid;
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 en artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning weigeren of intrekken als de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan of voorbereidingsbesluit of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 en artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning of trekt hij de vergunning in als de aanvrager niet of niet langer voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 8, leden 1 en 2 van de Drank- en Horecawet.
Bij de toepassing van de in het vierde lid genoemde weigerings- en intrekkingsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Het is de houder van een openbare inrichting, niet-zijnde een paracommercieel rechtspersoon, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en daar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 3.00 uur en 7.00 uur, onder de beperking dat vanaf 2.30 uur geen bezoekers meer worden toegelaten. Deze beperking geldt niet van 1 januari tot en met 15 april en van 15 september tot en met 31 december.
Deze beperking geldt voorts niet voor snackbedrijven, waaronder – uitsluitend voor de toepassing van dit artikel – moet worden verstaan: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig uitsluitend of in hoofdzaak spijzen in de vorm van snacks voor directe consumptie worden bereid en verstrekt.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is het een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:34b, lid 2 verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben en daar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 1.00 uur en 7.00 uur. Dit verbod is eveneens van toepassing op de houder van een openbare inrichting die is gelegen op het strand.
In afwijking van het bepaalde in de vorige leden, is het de houder van een openbare inrichting en een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:34b, verboden het bij deze openbare inrichting of bij dit horecabedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden voor bezoekers geopend te hebben en daar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 0.00 uur en 7.00 uur, met dien verstande dat dit verbod voor een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:34b, lid 1a op zaterdag en zon- en feestdagen geldt vanaf 20.00 uur.
Dit verbod geldt voor openbare inrichtingen als bedoeld in het eerste lid, voor zover die openbare inrichtingen zijn gelegen in de kern Renesse, tussen 3.00 uur en 7.00 uur, onder de beperking dat vanaf 2.00 uur op het terras geen dranken mogen worden verstrekt of genuttigd en geen spijzen voor directe consumptie mogen worden bereid, verstrekt of genuttigd.
De burgemeester kan met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen ontheffing verlenen van het verbod vervat in het tweede en derde lid. In de ontheffing wordt de incidentele festiviteit vermeld alsmede de dag waarop de ontheffing geldt. De ontheffing kan worden verleend tot uiterlijk 3.00 uur, onder de beperking dat vanaf 2.30 uur geen bezoekers meer worden toegelaten.
Indien een openbare inrichting wordt uitgeoefend in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet en voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit, gelden voor de uitoefening van deze nevenactiviteit dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
Een paracommercieel rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten van sportieve aard, niet-zijnde de beoefening van de voetbalsport, kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf twee uur voor de aanvang tot twee uur na afloop van de activiteiten die worden uitgeoefend, doch niet eerder dan 12.00 uur en tot uiterlijk 24.00 uur.
Dorps- en gemeenschapshuizen, geëxploiteerd door een paracommercieel rechtspersoon en overige paracommerciële rechtspersonen, kunnen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf twee uur voor de aanvang tot twee uur na afloop van de activiteiten die worden uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon, doch uiterlijk tot 1.00 uur.
De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voorschriften verbinden.
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daarvoor gewoonlijk wordt gevraagd.
1 . In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
2 . In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.
Het is verboden op een openbare plaats te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Het is verboden op een openbare plaats, die deel uit maakt van een door het college aangewezen gebied, een of meer voorwerpen te vervoeren of bij zich te hebben, die kennelijk als aanvalswapen zijn bedoeld.
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, openbare toiletten, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats als genoemd in het eerste of tweede lid begeeft of bevindt, is verplicht een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van de uitwerpselen van de hond. De eigenaar of de houder van de hond is verplicht dit hulpmiddel op eerste vordering van een toezichthoudend ambtenaar te laten zien.
Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod, een aanlijn- en muilkorfgebod, of andere passende maatregelen opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen, als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk of hinderlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
2. Het verbod geldt niet als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
Het is verboden te vliegeren met vliegers, bestuurd door twee of meer lijnen, op door het college aangewezen gedeelten van een voor recreatief gebruik opengesteld gedeelte van de zeedijk, alsmede van gedeelten van strand, duin, bos of andere natuurterreinen, speel- of ligweiden, of andere voor recreatief gebruik bestemde terreinen.
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis te stellen dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, waarbij hij tevens schriftelijk opgave doet van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit welke door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik is genomen;
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste vijf werkdagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging niet van invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, om middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Het is verboden op of aan deweg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in artikel
2:1 - samenscholing en ongeregeldheden
2:10 - voorwerpen op of aan de weg
2:11 - aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
2:21 - voorzieningen voor verkeer en verlichting
2.48a - vervoer aanvalswapenen
2:49 - verboden gedrag bij of in gebouwen, of
5:34 - verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
De burgemeester kan bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op openbare plaatsen.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 72 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden. De burgemeester kan rekening houden met de ernst van de strafbare feiten of de openbare orde verstorende handelingen.
Bij overtredingen als bedoeld in het eerste lid of met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen, kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw een of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat of strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich ten hoogste twee weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
a. met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curacao en Sint Maarten dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1e. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2e. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 252, 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3e. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
4e. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijkgesteld:
a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt;
b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten in het belang van:
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, als het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
- gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
- incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
- inrichting : hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2,17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. Tot die dagen behoren in ieder geval Koningsdag en de nacht van oud- op nieuwjaar.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5, uiterlijk om 24:00 uur beëindigd. In afwijking hiervan dient de festiviteit om 01:00 uur te worden beëindigd als de dag volgend op de festiviteit is gelegen in het weekend of het een algemeen erkende feestdag betreft.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens de incidentele festiviteiten als bedoeld in het eerste lid de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 65 dB(A), gemeten op de gevel van geluidsgevoelige objecten of op 50 meter van de grens van de inrichting op een hoogte van 1,5 meter.
7. Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 van deze verordening - , uiterlijk om 24:00 uur beëindigd. In afwijking hiervan dient de festiviteit om 01:00 uur te worden beëindigd als de dag volgend op de festiviteit is gelegen in het weekend of een algemeen erkende feestdag betreft.
8. De geluidswaarde is exclusief 10 dB(A) aftrek, uit de Hmri, vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Het verbod in lid 1 geldt niet voor het gebruik van knalapparatuur om vogels te verjagen van bedrijfsmatig in gebruik zijnde gronden, indien wordt voldaan aan de door het college vastgestelde algemene regels en indien het gebruik van de knalapparatuur voor de eerste dag van gebruik bij het college is gemeld.
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
1 . Het is verboden een voertuig te parkeren op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.
2 . Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.
1. Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
2. Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen langer dan een door het college vastgestelde periode onafgebroken te laten staan.
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadigheid of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling of werving van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van een beroep of bedrijf niet-gemotoriseerde schepen, daaronder begrepen een kano, een kajak, een roeiboot, een rubberboot en een luchtbed, vanaf het strand of het water voor onmiddellijk gebruik in het openbaar water te exploiteren dan wel in de uitoefening van een beroep of bedrijf activiteiten op het gebied van de beoefening van niet-gemotoriseerde watersport te organiseren.
Het is verboden zich met een schip te bevinden in ten behoeve van de zwemsport afgezette - of gemarkeerde watergedeelten.
Onverminderd het bepaalde in artikel 5:30c is het verboden zich met een motorschip – daaronder begrepen een snelle motorboot als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A.17 van het Binnenvaartpolitiereglement – te bevinden in het openbaar water, gelegen binnen 100 meter van de laagwaterlijn, behoudens de tijd die redelijkerwijs benodigd is voor het te water laten van het motorschip, het zich vervolgens direct begeven buiten de 100 meter van de laagwaterlijn, aldaar te varen en terug te varen naar de kant.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van een beroep of bedrijf motorschepen – daaronder begrepen een snelle motorboot als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A.17 van het Binnenvaartpolitiereglement – en schepen vanaf het strand of het water voor onmiddellijk gebruik in het openbaar water te exploiteren dan wel in de uitoefening van een beroep of bedrijf activiteiten op het gebied van de gemotoriseerde watersport te organiseren.
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e van de Wegenverkeerswet 1994, met een fiets, een paard of een bespannen wagen of kar dan wel een onbespannen wagen of kar die wordt voortgetrokken door een vlieger, bestuurd door twee of meer lijnen of door een zeil.
In afwijking van het bepaalde in het derde lid geldt het verbod in het eerste lid voor zover het betreft het rijden of zich bevinden met een motorvoertuig of met een bromfiets, wel ten aanzien van de personen als bedoeld in het derde lid, onder d en e gedurende de tijd dat door of namens de commandant van de regionale brandweer van de veiligheidsregio Zeeland bekend is gemaakt dat een zeer hoog risico geldt.
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden kan de burgemeester uit veiligheidsoogpunt verbieden dat personen zich gedurende de tijd dat een zeer hoog risico geldt, in door hem bij besluit aan te wijzen natuurgebieden begeven, bevinden of aldaar verblijven, ongeacht of die personen daar hun woon- of verblijfplaats hebben.
In afwijking van het bepaalde in lid 2 is het verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen verlichting te ontsteken door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke en sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven aan te steken alsmede vuur voor koken, bakken en braden aan te leggen gedurende de tijd dat door of namens de commandant van de regionale brandweer van de veiligheidsregio Zeeland bekend is gemaakt dat sprake is van een hoog risico of een zeer hoog risico.
Het is verboden, in andere gevallen dan waarin de Auteurswet 1912 van toepassing is, zonder toestemming van het college, het gemeentewapen of de wapens van de voormalige gemeenten op Schouwen-Duiveland, voor commerciële of andere doeleinden te voeren, aan te wenden of te gebruiken.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
-de ambtenaren die als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn beëdigd zoals bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.
-buitengewoon opsporingsambtenaren en medewerkers handhaving in dienst van de gemeente Schouwen-Duiveland.
-buitengewoon opsporingsambtenaren en medewerkers handhaving in dienst van de RUD Zeeland, Waterschap Scheldestromen, Staatsbosbeheer, gemeente Middelburg, gemeente Vlissingen, gemeente Veere en gemeente Goeree-Overflakkee.
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of
bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
De Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2010, vastgesteld op 22 juli 2010, sindsdien gewijzigd, wordt ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4 die golden op het moment van inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.