Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

Welstandsnota Leeuwarden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingWelstandsnota Leeuwarden
CiteertitelWelstandsnota Leeuwarden
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Woningwet, art. 12

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-07-200530-01-2014nieuwe regeling

05-07-2005

Huis aan Huis; 14 juli 2005

44783

Tekst van de regeling

WELSTANDSNOTA LEEUWARDEN

 

Sneltoetscriteria 2005

 

afbeelding

VASTGESTELD:

 

 

INHOUDSOPGAVE

 

1.    Welstandscriteria voor kleine bouWplannen      1

1.1   Bouwvergunning, ja of nee?                           1

1.2   Lijst                                          1

1.3   De situatie is bepalend                              1

1.4   Voor- en achterkantbenadering                        2

1.5   Voorgevel bepalend                                   3

1.6   Zelf uitzoeken via internet                                4

1.7   Normaal woningonderhoud bouwvergunningsvrij                4

1.8   Aanschrijving door de gemeente                             4

1.9   Woningen en woongebouwen                             4

1.10  Monumenten nooit bouwvergunningsvrij                       4

1.11  Bouwbesluit: hoe te bouwen                           4

1.12  Bestemmingsplan aanhouden                            5

1.13  Verplicht rekening houden met buren                  5

1.14  Welstand                                       6

1.15  Standaardplan                                        6

1.16  Wat betekent een bouwvergunning?                     6

1.17  Vraag het de gemeente                                7

2.    AAN- EN UITBOUWEN, AANGEBOUWDE BIJGEBOUWEN     8

3.    VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN 9

4.    KOZIJN- EN GEVELWIJZIGINGEN                    10

5.    DAKKAPELLEN AAN VOORKANT                       11

6.    DAKKAPELLEN AAN ACHTERKANT                     12

7.    DAKRAMEN                                       13

8.    ERF- EN PERCEELAFSCHEIDINGEN HOGER DAN 1 m     14

9.    (SCHOTEL)ANTENNES                        15

 

BIJLAGE     Verklarende woordenlijst                             17

1.1 Bouwvergunning, ja of nee?

Als u gaat bouwen of verbouwen moet u daar meestal een bouwvergunning van de gemeente voor hebben. Voor een aantal bouwwerken is geen bouwvergunning nodig, mits u aan bepaalde voorwaarden voldoet. Alle andere (ver)bouwplannen moeten worden voorgelegd aan de gemeente. Deze toetst ze dan vooraf op een aantal door de wet voorgeschreven punten. Sommige (kleinere) bouwwerken doorlopen een ‘lichte’ bouwvergunningsprocedure en ondergaan daarbij een minder uitgebreide toets dan bouwwerken die aan een ‘reguliere’ bouwvergunningsprocedure worden onderworpen.

De regels verschillen per bouwwerk en per situatie. Ze bevatten bepaalde voorwaarden waaraan moet worden voldaan om bouwvergunningsvrij te mogen bouwen. Als uw bouwwerk aan één van deze voorwaarden niet voldoet, dan geldt de vergunningsvrijheid niet meer. Het is daarom niet mogelijk u een kort lijstje van bouwwerken te presenteren die ofwel bouwvergunningsvrij ofwel licht-vergunningplichtig zijn. In grote lijnen komt het ongeveer hierop neer:

 

Bouwvergunningsvrije bouwwerken

In een aantal gevallen zijn kleine bouwwerken, zoals een afscheiding tussen balkons of dakterrassen, zonweringen of rolluiken, maar ook dakkapellen en bijgebouwen aan de achterkant van een woning, bouwvergunningsvrij. U kunt deze bouwactiviteiten uitvoeren zonder dat u daarvoor eerst toestemming van de gemeente nodig heeft.

 

Licht-vergunningplichtige bouwwerken

Kleinere bouwwerken, zoals een dakkapel of bijgebouw aan de voorkant van een woning, zijn meestal licht-vergunningplichtig. De gemeente toetst deze bouwwerken aan het bestemmingsplan, de welstandseisen, de monumentenvergunningvereisten, de stedenbouwkundige voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening, en de eisen met betrekking tot constructieve veiligheid uit het Bouwbesluit.

 

Regulier-vergunningplichtige bouwwerken

Alle overige bouwwerken, zoals bijvoorbeeld een dakopbouw, zijn regulier bouwvergunningplichtig. Ook hier wordt aan het bestemmingsplan, de welstandseisen, monumentenvergunningvereisten en de stedenbouwkundige voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening getoetst. Voorts beoordeelt de gemeente het plan vooraf op alle technische eisen uit het Bouwbesluit.

 

1.2 Lijst

Welke bouwwerken bouwvergunningsvrij zijn of slechts een lichte bouwvergunningsprocedure doorlopen staat in het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken’. Dat is een officieel, wettelijk document dat bij de Woningwet hoort. Niemand mag van die lijst afwijken; de gemeente mag er dus ook geen bouwwerken aan toevoegen of afhalen of extra regels stellen.

 

1.3 De situatie is bepalend

Welk bouwvergunningregime geldt, hangt af van een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden hebben onder meer te maken met de afmetingen en plaats van het bouwwerk en de aard van het gebouw waarbij gebouwd wordt. Voor een aantal veelvoorkomende bouwwerken heeft het ministerie van VROM aparte folders gemaakt, die bij de gemeente zijn te verkrijgen.

Als u twijfelt of u bouwvergunningsvrij mag bouwen is het raadzaam even bij uw gemeente te informeren. Zo voorkomt u dat u bouwt in strijd met de regels.

1.4 Voor- en achterkant-benadering

Belangrijk is waar u gaat (ver)bouwen. In de regel geldt dat bouwen aan de voorkant en bij hoekwoningen ook aan de zijkant van een woning, meer invloed heeft op de kwaliteit van de leefomgeving dan bouwen aan de achterkant. Op die plaatsen mag er dus niet zo snel bouwvergunningsvrij worden gebouwd.

Dit wordt de voor- en achterkant-benadering genoemd. Die is van toepassing op:

  • aan- of uitbouwen aan de woning zoals een serre, bijkeuken, garage of berging;

  • (vrijstaande) bijgebouwen zoals een schuur of garage, en overkappingen zoals een carport;

  • kozijn- en gevelwijzigingen;

  • dakkapellen;

  • erf- en perceelafscheidingen hoger dan 1 meter zoals een schutting;

  • (schotel)antennes

 

Figuur 1 legt in grote lijnen uit wat de voor- en achterkant-benadering betekent voor de bovengenoemde bouwwerken.

afbeelding

Figuur 1 Voor- en achterkant-benadering

 

afbeelding

 

Figuur 2 Uitleg voor-, zij- en achterkant van een woning

 

1.5 Voorgevel bepalend

Als we weten wat de voorgevel is, dan is het geen probleem om de zijgevels en achtergevel aan te wijzen. Er is overigens altijd maar één voorgevel, dus ook bij hoekwoningen. Bij de meeste gebouwen is het duidelijk wat de voorgevel is. Is dat niet het geval dan geldt in eerste instantie de officiële voorgevelrooilijn uit het bestemmingsplan of de bouwverordening. Mocht dit nog geen eenduidig antwoord opleveren, dan wordt er per locatie beslist welke gevel als voorgevel aangemerkt moet worden. Daarbij is de plaats van het huisnummer en de brievenbus, de hoofdingang van het gebouw en de hoofdontsluiting van het perceel doorslaggevend.

 

Figuur 2 maakt duidelijk wat het voor-, zij- en achtererf is. Daarnaast laat figuur 2 zien, dat bijvoorbeeld de zijstroken op het erf aan de voorkant zowel zijerf als voorerf zijn. In deze overlapgebieden gelden de voorwaarden voor zowel het voorerf als het zijerf. In die gevallen geldt de zwaarste eis.

1.6 Zelf uitzoeken via internet

Als u gebruik maakt van internet kunt u op www.vrom.nl/woningwet eenvoudig met een programma achterhalen of in uw geval een bouwvergunning is vereist. Met dit handige hulpmiddel beantwoordt u een paar vragen, waarna wordt aangegeven of en zo ja, welke bouwvergunning u moet aanvragen. Op de internetsite kunt u overigens ook de volledige wetsteksten van de Woningwet raadplegen.

 

1.7 Normaal woningonderhoud bouwvergunningsvrij

Vervangt u een aantal dakpannen, uw goot of kozijn, of schildert u ‘de buitenboel’, dan valt dit onder het normaal onderhoudswerk. Dit kan bouwvergunningsvrij worden uitgevoerd, mits u dezelfde afmetingen, indeling, materiaal en kleur aanhoudt.

 

1.8 Aanschrijving door de gemeente

Als u een verbouwing uitvoert naar aanleiding van een aanschrijving van de gemeente hoeft u daar geen bouwvergunning voor aan te vragen. Dit is een bevel tot onderhoud of verbetering, bijvoorbeeld omdat er een gevaarlijke situatie is ontstaan. Hierbij geeft de gemeente toch al precies aan op welke punten er op welke manier iets moet veranderen.

 

1.9 Woningen en woongebouwen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en ook kozijn- en gevelwijzigingen mogen alleen in de woningbouw bouwvergunningsvrij of licht vergunningplichtig worden gebouwd. In andersoortige gebouwen is altijd een reguliere bouwvergunning verplicht. Dit heeft te maken met de risico’s voor de brandveiligheid, die door hun gebruik in dit soort gebouwen groter zijn (denk bijvoorbeeld aan een fabriek of een café).

 

1.10 Monumenten nooit bouwvergunningsvrij

Bouwen of verbouwen in, op, aan of bij een (Rijks-, provinciaal of gemeentelijk) monument mag nooit bouwvergunningsvrij. Dat geldt ook voor gebouwen die liggen in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht. Ook als de verbouwing door de gemeente is opgelegd (aanschrijving) of bij het plegen van normaal onderhoud moet u in deze gevallen een bouwvergunning aanvragen.

 

1.11 Bouwbesluit: hoe te bouwen

Bij het bouwen of verbouwen moet altijd worden voldaan aan het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit staan minimumeisen op technisch gebied die voor heel Nederland gelden. Ze staan garant voor uw veiligheid en gezondheid en houden rekening met het milieu en het gebruikscomfort. Of er nu volgens een reguliere bouwvergunning, een lichte bouwvergunning of bouwvergunningsvrij wordt gebouwd: het bouwwerk moet altijd voldoen aan het Bouwbesluit. Daarvoor draagt iedereen zélf de verantwoordelijkheid.

1.12 Bestemmingsplan aanhouden

In het bestemmingsplan legt de gemeente regels vast voor de ruimtelijke ordening. Deze plannen zijn bindend voor u als burger. Daar staat precies in welke bestemming de grond heeft, bijvoorbeeld woningbouw, industrie, winkels, recreatie of kantoren. Die verschillende bestemmingen staan op een kaart aangegeven.

Het plan geeft ook bouw- en gebruiksvoorschriften die bij de verschillende bestemmingen horen. Uw bouwplan moet in principe altijd passen binnen het bestemmingsplan van uw gemeente. Wanneer u iets (ver)bouwt dat bouwvergunningsvrij is, gelden echter alleen de voorschriften uit het bestemmingsplan met betrekking tot het gebruik. Wanneer u het gebouwde na uitvoering van de bouwplannen wilt gaan gebruiken voor een doel dat op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan, moet u hiervoor, ook al betreft het een in principe bouwvergunningsvrij bouwwerk, vrijstelling van het bestemmingsplan aanvragen.Aan- en uitbouwen aan de woning mogen bijvoorbeeld alleen vergunningsvrij worden gebouwd als deze bestemd zijn ‘ter vergroting van het woongenot’. Als u in deze aanbouw een winkeltje wilt beginnen moet u een bouwvergunning aanvragen.

 

1.13 Verplicht rekening houden met buren

Behalve de regels rondom het bouwen, heeft iedereen ook te maken met het zogeheten burenrecht dat in het Burgerlijk Wetboek is geregeld. Daarmee is feitelijk niets anders vastgelegd dan de gebruikelijke omgangsvormen. Ze geven (wettelijk) houvast als er onenigheid met de buren ontstaat. Het belangrijkste advies is om eerst met de buren te overleggen, ze in te lichten over de voorgenomen bouwplannen. In veel gevallen wordt er een compromis gesloten, wellicht na een kleine aanpassing van het plan.

 

1.14 Welstand

De gemeente mag zelf een licht-vergunningplichtig bouwplan aan ”redelijke eisen van welstand” toetsen of het bouwplan voorleggen aan de welstandscommissie (bij een regulier bouwvergunningplichtig bouwwerk is het advies van de welstandscommissie verplicht). De welstandseisen voor licht-vergunningplichtige bouwwerken moeten zo gedetailleerd en duidelijk zijn, dat er geen enkel misverstand over kan bestaan hoe er moet worden gebouwd om aan de welstandseisen te voldoen. Die verplichte gedetailleerde eisen worden “sneltoetscriteria” genoemd.

 

Een bouwvergunningsvrij bouwwerk wordt vooraf niet aan welstandseisen getoetst. Toch zijn er grenzen aan wat u mag bouwen. Als u een bouwwerk maakt dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’, dan kan de gemeente ingrijpen. Daarvoor is een zogenoemde excessenregeling ingesteld. Op grond van die regeling kunt u gedwongen worden uw ‘al te lelijke bouwwerk dat ernstig uit de toon valt’ aan te passen. Het kan zijn dat uw buren de gemeente op zo’n exces wijzen en gevraagd hebben die regeling toe te passen. Maar ook het gemeentelijk bouwtoezicht zélf kan ingrijpen tijdens de gebruikelijke controle van uw bouwwerk. Het is daarom verstandig de gemeente vooraf naar de welstandseisen te vragen.

 

1.15 Standaardplan

Met dit document wordt het beleid opnieuw geformuleerd. Eerder toegestane bouwwerken kunnen niet worden verwijderd, maar zullen in een andere situatie niet automatisch worden toegestaan. Een standaardplan bestaat alleen op basis van dit nieuwe beleid.

1.16 Wat betekent een bouwvergunning?

Bij een aanvraag voor een lichte bouwvergunning wordt de volgende procedure doorlopen:

 

Stap 1

Het bouwplan wordt ingediend bij de gemeente op een standaard formulier volgens standaard indieningvereisten. Het formulier is te verkrijgen bij de gemeente en van het internet te halen (www.vrom.nl\woningwet). In de bijlage bij het aanvraagformulier staat welke stukken moeten worden ingeleverd.

 

Stap 2

Blijkt dat er nog stukken ontbreken na indiening van het plan, dan moet de gemeente dat binnen vier weken melden. De gemeente zal aangeven binnen welke termijn de ontbrekende stukken alsnog kunnen worden aangeleverd (de maximale termijn hiervoor is eveneens vier weken). Als er binnen vier weken na indiening van de aanvraag op dat punt niets is vernomen van de gemeente, dan kan er van worden uitgegaan dat de aanvraag compleet is.

 

Stap 3

De gemeente beoordeelt het plan met name op zijn ruimtelijke kwaliteit volgens de voorschriften van het bestemmingsplan en de stedenbouwkundige voorschriften van de Bouwverordening en de welstandsvoorschriften. Het plan wordt voorts op constructieve veiligheid getoetst volgens de technische minimumeisen uit het Bouwbesluit.

 

Stap 4

De gemeente geeft binnen zes weken uitsluitsel of er wel of niet een lichte bouwvergunning wordt afgegeven.

Voor de reguliere bouwvergunningsprocedure gelden uitgebreidere toetspunten en een langere beslistermijn van twaalf weken (deze termijn is daarbij eenmalig met zes weken te verlengen).

 
 

1.17 Vraag het de gemeente

Naast een bouwvergunning kunnen bij het (ver)bouwen ook andere vergunningen nodig zijn. Zo is er misschien geen bouwvergunning nodig, maar bijvoorbeeld wél een milieuvergunning, een uitritvergunning, een sloopvergunning of kapvergunning. Het is daarom verstandig bij ieder bouwplan contact op te nemen met de gemeente.

 

Aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen

 

Een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw is in het algemeen niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan.

Voldoet een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasselijkheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal de welstandscommissie altijd om advies worden gevraagd.

 

algemeen

  • *

    in maat, schaal en verschijningsvorm ondergeschikt aan het hoofdgebouw (Hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. De vorm is dus bepalend, niet de functie)

 

plaatsing

  • *

    niet vóór de voorgevellijn.

  • *

    afstand tot voorgevellijn (45 graden principe)

    • indien aan- of uitbouw minder dan 3 meter breed is: minimaal gelijk aan breedte;

    • indien aan- of uitbouw meer dan 3 meter breed is: minimaal 3 meter.

 

vorm

  • *

    vormt een eenheid met mogelijk bestaande aan- en uitbouwen

  • *

    overwegend rechthoekige plattegrond.

  • *

    plat dak of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, dakhelling gelijk aan hoofdgebouw.

 

maatvoering

  • *

    goothoogte / hoogte plat dak:

    • maximaal 0,25 meter boven 1e bouwlaag, èn

    • maximaal gelijk aan goot-/dakrand

      hoofdgebouw indien daaraan grenzend.

  • *

    diepte ten opzichte van achtergevel hoofdgebouw maximaal 5 meter, voorzover gelegen binnen afstand van 1 meter van de zijdelingse erfgrens.

  • *

    totale oppervlakte van aan- en uitbouwen, niet-vrijstaande bijgebouwen en overkappingen maximaal 100% van oppervlakte hoofdgebouw.

materiaal- en kleurgebruik

  • *

    de naar de weg of openbaar groen gekeerde zijde: steen: gelijk aan hoofdgebouw; hout: naturel vergrijzend of gedekte, donkere kleur.

  • *

    het naar het voorerf gekeerde gevelvlak dient een gevelopening te bevatten met een oppervlakte van min. 10% van het totale gevelvlak. De gevelopening kan bestaan uit een raam, toegangsdeur of garagedeur.

Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen

Een vrijstaand bijgebouw of overkapping is in het algemeen niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan.

Voldoet een vrijstaand bijgebouw of overkapping niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasselijkheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal de welstandscommissie altijd om advies worden gevraagd.

 

algemeen

  • *

    in maat, schaal en verschijningsvorm ondergeschikt aan het hoofdgebouw (Hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. De vorm is dus bepalend, niet de functie)

     

 

plaatsing

  • *

    niet vóór de voorgevellijn.

  • *

    afstand tot voorgevellijn (45-graden-principe):

    indien de afstand van de zijgevel van het hoofdgebouw tot de buitenste contour van bijgebouw of overkapping minder dan 3 meter bedraagt: minimaal gelijk aan deze maat; anders: minimaal 3 meter.

 

vorm

  • *

    vormt een eenheid met mogelijk bestaande aan- en uitbouwen

  • *

    overwegend rechthoekige plattegrond.

  • *

    plat dak of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, dakhelling gelijk aan hoofdgebouw.

maatvoering

  • *

    goothoogte / hoogte plat dak:

  • maximaal 0,25 meter boven 1e bouwlaag, èn

  • maximaal gelijk aan goot-/dakrand hoofdgebouw indien daaraan grenzend.

 

materiaal- en kleurgebruik

  • *

    de naar de weg of openbaar groen gekeerde zijde: steen: gelijk aan hoofdgebouw; hout: naturel of gedekte kleur.

 

Kozijn- en gevelwijzigingen

 

Een kozijn- of gevelwijziging is in het algemeen niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan.

Voldoet een kozijn- of gevelwijziging niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasselijkheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal de welstandscommissie altijd om advies worden gevraagd.

 

algemeen

  • *

    alleen verandering van gevelopeningen of kozijnindelingen (d.w.z. voor het maken van een nieuwe gevelopening is een reguliere bouwvergunning vereist!).

 

plaatsing

  • *

    niet aan voorgevel of aan zijgevel die naar weg of openbaar groen is gekeerd.

 

materiaal- en kleurgebruik

  • *

    gelijk aan bestaande kozijnen.

 

Dakkapellen aan voorkant (op voordakvlak of zijdakvlak, naar weg of openbaar groen gekeerd)

 

Een dakkapel aan een voorkant is in het algemeen niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan, of wanneer er sprake is van een eerder goedgekeurd standaardplan.

Voldoet een dakkapel aan een voorkant niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasselijkheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal de welstandscommissie altijd om advies worden gevraagd.

 

algemeen

  • *

    de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw.

  • *

    geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw.

  • *

    geen dakkapel in dakvlak met dakhelling minder dan 30º.

  • *

    indien een bouwblok van meerdere woningen als één geheel ontworpen is, met een samenhangende compositie, wordt altijd advies van de welstandscommissie gevraagd (Hierbij wordt gedacht aan woningcomplexen uit de Interbellumperiode, zoals die o.a. te vinden zijn in de Vosseparkwijk, Vogelwijk, Bloemenbuurt, Zamenhofpark en Huizum-West. Kenmerken zijn vaak een symmetrische compositie en/of specifieke hoekoplossingen. Zie ook Welstandsnota-Algemeen pag. 30- en 31)

 

plaatsing

  • *

    maximaal 1 dakkapel per woning per dakvlak.

  • *

    bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn.

  • *

    bij vrijstaande woning in het midden van het dakvlak.

  • *

    minimaal 1 meter dakvlak boven, onder en ter weerszijden van de dakkapel, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers en woningscheidende bouwmuren.

  • *

    verticale afstand van dakvoet tot onderzijde dakkapel maximaal 1 meter.

 

vorm

  • plat afgedekt.

 

maatvoering

  • *

    hoogte van voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord/daktrim maximaal 50% van de verticale hoogte van het dakvlak, met een maximum van 1,50 meter; bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok: gelijke hoogte.

  • *

    breedte maximaal 30% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 4 meter, gemeten tussen eindgevels of midden woningscheidende bouwmuren (bij hoek- of kilkepers respectievelijk te meten aan boven- of onderzijde dakkapel).

  • *

    bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok zijn de dakkapellen even hoog.

 

materiaal- en kleurgebruik

  • *

    gelijk aan hoofdgebouw.

  • *

    onder glasvlak(ken) geen dichte panelen of borstwering.

 

Dakkapellen aan achterkant (op achterdakvlak of zijdakvlak, niet naar weg of openbaar groen gekeerd)

 

Een dakkapel aan een achterkant is in het algemeen niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan, of wanneer er sprake is van een eerder goedgekeurd standaardplan.

Voldoet een dakkapel aan een achterkant niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasselijkheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal de welstandscommissie altijd om advies worden gevraagd.

 

algemeen

  • *

    de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw

  • *

    geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw

  • *

    geen dakkapel in dakvlak met dakhelling minder dan 30º.

  • *

    de dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok

 

plaatsing

  • *

    bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn.

  • *

    minimaal 0,5 meter dakvlak boven, onder en ter weerszijden van de dakkapel, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers, en minimaal 1 meter van het voor- of zijgevelvlak.

  • *

    verticale afstand van dakvoet tot onderzijde dakkapel maximaal 1 meter.

  • *

    in geval van plaatsing op een zijdakvlak van een vrijstaande of halfvrijstaande woning: minimaal 3 meter vanaf het voorgevelvlak, en tevens in het midden van het dakvlak.

 

vorm

  • *

    plat afgedekt.

  • *

    bij dakhelling =>45° is aangekapte dakkapel met dakhelling =>25° toegestaan.

 

maatvoering

  • *

    hoogte (van voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord/daktrim) maximaal 50% van de (verticale) hoogte van het dakvlak, met een maximum van 1,65 meter.

  •  

materiaal- en kleurgebruik

  • *

    gelijk aan hoofdgebouw.

  • *

    geen dichte panelen of borstwering onder glasvlak(ken).

 

Dakramen

Een dakraam is in het algemeen niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan.

Voldoet een dakraam niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasselijkheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal de welstands­commissie altijd om advies worden gevraagd.

 

plaatsing

  • * conform maatvoering die geldt voor vergunningsvrije dakramen.

 

maatvoering

  • * conform maatvoering die geldt voor vergunningsvrije dakramen.

 

materiaal- en kleurgebruik

  • * onopvallend, aangepast aan de omgeving.

 

Erf- en perceelafscheidingen hoger dan 1 meter

Een erf- of perceelafscheiding is in het algemeen niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan.

Voldoet een erf- of perceelafscheiding niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasselijkheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal de welstandscommissie altijd om advies worden gevraagd.

 

plaatsing

  •  

  • * 1 meter achter de voorgevelrooilijn.

 

vorm

  • * vormgeving afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan de hier genoemde sneltoetscriteria voor erf- en perceelafscheidingen.

 

maatvoering

  • * hoogte maximaal 2 meter

materiaal- en kleurgebruikindien grenzend aan openbaar gebied: onderste deel in metselwerk of ander dicht materiaal passend bij de woning, hoogte maximaal 1 meter, daarboven minimaal voor 90% open (gaas of latwerk).

 

(Schotel)antennes

Een spriet-, staaf- of schotelantenne is in het algemeen niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan.

Voldoet een spriet-, staaf- of schotelantenne niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasselijkheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal de welstandscommissie altijd om advies worden gevraagd.

plaatsing

  • ·

    niet vóór de voorgevellijn.

  • ·

    niet op zijerf of aan zijgevel, grenzend aan weg of openbaar groen.

  • ·

    niet aan een beschermd monument.

  • ·

    bij gestapelde woningbouw op het platte dak, of op of aan een balkon geplaatst binnen de contour van het balkon.

  • ·

    bij gestapelde woningbouw niet aan de gevel.

  • ·

    maximaal één (schotel)antenne aan, op of bij een woning.

vorm

  • .

    antenne en mast buisvormig, dus geen vakwerkconstructie.

maatvoering

  • ·

    hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing op erf maximaal 5 meter.

  • ·

    hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing aan gevel maximaal 5 meter vanaf het snijpunt met het aangrenzende dakvlak.

  • ·

    hoogte schotelantenne (inclusief antennedrager) maximaal 3 meter.

  • ·

    doorsnede schotelantenne maximaal 2 meter.

materiaal- en kleurgebruik

  • .

    onopvallend, aangepast aan de omgeving; gelijke kleurtoon als het achtergrondmateriaal.

BIJLAGE

A

Aanbouwen: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw.

Aangekapt: Met kap bevestigd aan dakvlak.

Aardtinten: Rood/bruine tinten.

Achtergevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Achterkant: De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.

Afdak: Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een gebouw of een muur, om als gedeeltelijke beschutting te dienen.

Afstemmen: In overeenstemming brengen met.

Antennedrager: Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

Antenne-installatie: Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

Asymmetrische kap: Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken.

Authentiek: Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.

B

Band: Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of baksteen.

Bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

Beschot: Houten bekleding van een muur, inwendig als een lambrisering, meestal niet tot de volle hoogte.

Bedrijfsbebouwing: Gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter.

Behouden: handhaven, bewaren, in stand houden.

Belendende: Naastgelegen, (direct) grenzend aan.

Bijgebouwen: Grondgebonden gebouw meestal van één bouwlaag dat los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage.

Blinde wand, muur of gevel: Gevel of muur zonder raam, deur of andere opening.

Boeiboord: Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.

Boerderij: Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis.

Borstwering: Lage dichte muur tot borsthoogte.

Bouwblok: Een geheel van geschakelde bebouwing.

Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk.

Bouwlaag: Horizontale reeks ruimten in een gebouw.

Bouwvergunning: Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet.

Bouwperceel: Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het bestemmingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

Bouwwerk: Algemene benaming voor alle soorten gebouwde objecten.

Bovenbouw: Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal belangrijkste gedeelte van een gebouw, meestal in tegenstelling tot de onderbouw, het dragende gedeelte, fundament.

Bungalow: Meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd.

C

Carport: Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend aan een woning.

Classicisme: Stroming in de bouwkunst, bouwstijl.

Conformeren: Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan, afstemmen op.

Context: Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken.

Contrasteren: Een tegenstelling vormen.

D

Dak: Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan, bestaande uit één of meer hellende vlakken (schilden) of uit een horizontaal vlak.

Dakafdekking: Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dakbedekking is aangebracht.

Dakhelling: De hoek van het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Dakkapel: Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten.

Daknok: Hoogste punt van een schuin dak. Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak.

Dakopbouw: Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.

Dakraam: Raam in een dak.

Daktrim: Afwerking bovenzijde dakrand ten behoeve van waterkering.

Dakvlak: Een vlak van het dak/kap.

Dakvoet: Het snijpunt van de daklijn en de onderliggende gevellijn.

Damwandprofiel: Metalen beplatingmateriaal met een damwandprofilering.

Detail: Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak, of gevel en raam.

Detaillering: Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen.

Diversiteit: Verscheidenheid, afwisseling, variatie.

Drager en invulling: De drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden).

E

Ensemble: Architectonisch en stedenbouwkundig

compositorisch geheel.

Erf: al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

Voorerf: gedeelte van het erf dat aan de voorzijde van het gebouw is gelegen.

Achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen

Zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen

Eerste verdieping: Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.

Erker: Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas.

F

Flat: Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woonlagen. De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en worden op hun beurt flat/flatjes genoemd.

G

Galerij: Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen.

Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Gepotdekseld: Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating (oorspronkelijk houten planken).

Gevel: Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen.

(Gevel)geleding: Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, verspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen.

Gevelmakelaar: Decoratieve bekroning van een geveltop.

Goot: Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak.

Gootklos: Zie klossen.

Gootlijn: Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan de gevel vormen.

H

Hoekaanbouw: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan de hoek van een gebouw.

Hoekkeper: snijlijn van twee aansluitende dakvlakken. Uitwendige hoek.

Hoofdgebouw: Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken

I

Industriebebouwing: Bebouwing met een industriële bestemming.

Installatie: set van beeld- en/of geluidsapparatuur, het aanbrengen van technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf

K

Kap: Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat de dakbedekking draagt.

Kavel: Grondstuk, kadastrale eenheid.

Kern: Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van een dorp of stad.

Kilkeper: snijlijn van twee aansluitende dakvlakken. Inwendige hoek.

Klossen: Uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten.

Koofbord: Gebogen vlak dat de overgang vormt van een vlakke zoldering of vlak plafond naar de muur.

Kop: In het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw.

L

Lak: Afwerklaag van schilderwerk.

Landschappelijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur.

Latei: Draagbalk boven gevelopening.

Lessenaardak: Dak met één hellend, niet onderbroken dakvlak.

Lichtkoepel: Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van een koepel.

Lijst: Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst, gootlijst.

Lineair: Rechtlijnig, langgerekt.

Lint(bebouwing): Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs een weg of waterverbinding.

Luifel: afdak buiten tegen de muur van een gebouw aangebracht en verder niet ondersteund, meestal boven een deur, raampartij of gehele pui.

M

Maaiveld: Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de aanvraag om bouwvergunning.

Mansardekap: Een dak met aan twee zijden onder een stompe hoek geknikt of gebroken dakvlak.

Markies: Opvouwbaar zonnescherm.

Massa: Zichtbaar volume van bebouwing.

Metselverband: Het zichtbare patroon van metselwerk.

Middenstijl: Verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.

Monument: Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan.

Muurdam: Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur.

N

Natuurlijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

Negge: Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn.

O

Ondergeschikt: Voert niet de boventoon.

Onderbouw: Het onderste deel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met meerdere verdiepingen.

Ontsluiting: De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein.

Oorspronkelijk: Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.

Oorspronkelijke gevel: Gevel van een gebouw zoals deze nieuw is gebouwd.

Openbaar groen: Met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit verband niet worden aangemerkt als openbaar groen.

Orthogonaal: Rechthoekig.

Oriëntatie: De hoofdrichting van een gebouw.

Overstek: Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel.

P

Paneel: Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting.

Penant: Gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw, metselwerk in een gevel langs openingen.

Pilaster: Weinig uitspringende muurpijler, die dient om een boog of hoofdgestel te dragen.

Plaatmateriaal: Materiaal van kunststof, staal, hout meestal ten behoeve van gevelbekleding.

Plint: Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw.

Profiel: omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn) of een doorsnede daarvan

Profilering: aangebrachte vorm en maatvoering van profiel

Portiek: Gemeenschappelijke trappenhuis en/of een terugspringende ruimte voor de straat- of toegangsdeur.

R

Raamdorpel: Horizontal stenen element onder de onderdorpel van een houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn buiten het muurvlak wordt afgevoerd.

Raamhout: Hout waaruit ramen vervaardigd worden of omlijsting waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van kozijn/post.

Referentiekader: Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde groep waarnaar verwezen kan worden.

Renovatie: Vernieuwing.

Respecteren: Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen.

Rijenwoningen: Geschakelde eengezinswoningen in een rij.

Ritmiek: Regelmatige herhaling.

Rollaag: Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop gemetselde stenen. Horizontale of gebogen rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand.

Rooilijn: Lijn die in het bestemmingsplan of bouwverordening aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden.

S

Schilddak: Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.

Slagenlandschap: Een landschap met langgerekte ontginningslinten met haaks daarop een stelsel van smalle kavels gescheiden door afwateringssloten.

Situering: Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving.

Speklaag: lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetselwerk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van zandsteen.

Stijl: Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of van een bepaalde stroming.

T

Tactiel: Met de tastzin verbonden.

Tent-, punt- of piramidedak: Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen.

Textuur: De waarneembare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk).

Timpaan: Driehoekige of segmentvormige bekroning van een (klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan.

U

Uitbouw: Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is.

V

Verdieping: bouwlaag

Voet: Het snijpunt van de daklijn en de gevellijn.

Volant: Strook stof als afronding en versiering van zonnescherm of markies.

Voorgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Voorgevelrooilijn: Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan wel de gemeentelijke bouwverordening.

Voorkant: De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.

W

Weg: Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Windveer: Plank bevestigd langs de kanten van een met riet of pannen gedekt dak ter afdekking van de voorrand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar gekeept.

Woning: Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Wolfdak/wolfeinden: Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfeind).

Z

Zadeldak: Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch profiel.

Zijgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.