Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam standplaatsgeld wordt een recht geheven:
- 1.
voor het ter beschikking stellen van een standplaats op de
voorjaarsmarkt en najaarsmarkt te Burgum;
- 2.
voor het ter beschikking stellen van een standplaats op de weekmarkt
te Burgum; Hurdegaryp, Gytsjerk, welke wordt gehouden op de vrijdag
of zaterdag in de respectievelijke dorpen;
- 3.
voor het ter beschikking stellen van een standplaats voor een
kermisattractie;
- 4.
voor het ter beschikking stellen van een standplaats op
openbaarterrein;
- 5.
voor het gebruik maken van openbaar terrein naast een standplaats op
particulier terrein.
Artikel 2 Belastingplicht
Het standplaatsgeld wordt geheven van de standplaatshouder aan wie het
college van burgemeester en wethouders een standplaatsvergunning heeft
verleend voor het innemen van een standplaats als bedoeld in artikel 8 van
de Verordening op de warenmarkt ingeval van jaarmarkten en weekmarkten, als
bedoeld in artikel 2.25 A.P.V. ingeval van kermissen en las bedoeld in
artikel 5.18 APV voor het gebruik van openbaar of particulier terrein.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
- 1.
Het standplaatsgeld wordt berekend naar het aantal beschikbaar gestelde
strekkende meters grond of een deel daarvan, bij meer dan meter
frontlengte.
- 2.
Het standplaatsgeld wordt ingeval van artikel 1, lid 3,
kermisattracties, berekend naar categorie attractie. Woonwagens of
woongedeelten niet meegerekend.
Artikel 4 Tarieven
De tarieven zijn opgenomen in de tarieventabel behorende bij deze
verordening.
Artikel 5 Wijze van heffing
- 1.
Het recht voor de jaarmarkt wordt geheven door middel van een
gedagtekende nota, waarin het verschuldigde bedrag wordt vermeld.
- 2.
Het recht voor de weekmarkten wordt geheven doormiddel van een
gedagtekende nota, waarin het verschuldigde bedrag wordt vermeld.
- 3.
Het recht voor de kermissen wordt geheven doormiddel van een
gedagtekende nota, waarin het verschuldigde bedrag wordt vermeld.
- 4.
Het recht voor alle overige standplaatsen wordt geheven doormiddel van
een gedagtekende nota, waarin het verschuldigde bedrag wordt
vermeld.
Artikel 6 Betaling
- 1.
Het recht voor de jaarmarkt moet in één termijn worden betaald binnen 14
dagen na de dagtekening van de in artikel 5, lid 1 bedoelde nota op de
daarin aan te geven wijze.
- 2.
Het recht voor de weekmarkt moet in twee gelijke termijnen worden
betaald. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van de in
artikel 5, lid 2 nota en de tweede vervalt twee maanden na de
dagtekening van de nota.
- 3.
Het recht voor de kermissen moet in één termijn worden betaald binnen 14
dagen na de dagtekening van de in artikel 5, lid 3 bedoelde nota op de
daarin aan te geven wijze.
- 4.
Het recht voor de overige standplaatsen moet in een termijn worden
betaald binnen 1 maand na de dagtekening van de in artikel 5, lid 4
bedoelde nota op de daarin aan te geven wijze.
Artikel 7 Kwijtschelding
Bij de invordering van het standplaatsgeld wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 8 Teruggaaf
- 1.
Indien vooraf schriftelijk kenbaar wordt gemaakt dat van een standplaats
op de jaarmarkt geen gebruik wordt gemaakt, kan op aanvraag van de
vergunninghouder het verschuldigde marktgeld worden gerestitueerd tot
een bedrag van ten hoogste 50% van het verschuldigde bedrag.
- 2.
Indien in de loop van het kalenderjaar geen gebruik meer wordt gemaakt
van een standplaats op de weekmarkten, kan schriftelijk
ontheffing/teruggaaf worden gevraagd voor de volle maanden die in het
kalenderjaar resteren. Een maand is een twaalfde deel van het nota
bedrag.
Artikel 9 Nadere regels
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van het standplaatsgeld.
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van de bekendmaking doch niet voor de in lid 2 genoemde
datum.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 3.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening
standplaatsgeld 2016".