Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bodegraven-Reeuwijk

Verordening behandeling bezwaarschriften Bodegraven-Reeuwijk 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBodegraven-Reeuwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening behandeling bezwaarschriften Bodegraven-Reeuwijk 2016
CiteertitelVerordening behandeling bezwaarschriften Bodegraven-Reeuwijk 2016
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbezwaarschriften

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Regeling ambtelijk horen Bodegraven-Reeuwijk 2016

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2016Nieuwe regeling

16-12-2015

Gemeenteblad 2015, 128831

Z-15-35842

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening behandeling bezwaarschriften Bodegraven-Reeuwijk 2016

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 november 2015;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 7:5 en 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluiten:

 

vast te stellen de:

 

Verordening behandeling bezwaarschriften Bodegraven-Reeuwijk 2016

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften, als bedoeld in artikel 2;

  • c.

    bezwaarmaker: degene die tegen een besluit van een bestuursorgaan een bezwaarschrift heeft ingediend bij dit bestuursorgaan;

  • d.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij het door het bestuursorgaan te nemen besluit is betrokken;

  • e.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • f.

    ambtelijk horen: het horen door een ambtenaar namens het bestuursorgaan zoals bedoeld in artikel 7:5 van de wet.

Artikel 2: Inleidende bepaling commissie

  • 1.

    Er is een commissie, als bedoeld in artikel 7:13 van de wet, ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.

  • 2.

    De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van:

    • a.

      een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de besluiten opgenomen in de bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 bij de wet).

  • 3.

    Naast het horen door de commissie kan bij bepaalde door het college bij afzonderlijk besluit aangewezen categorieën bezwaarschriften het horen ambtelijk plaatsvinden.

Artikel 3: Samenstelling van de commissie

  • 1.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden.

  • 2.

    De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3.

    Het college benoemt een aantal plaatsvervangende leden.

  • 4.

    De leden en plaatsvervangende leden van de commissie mogen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een gemeentelijk bestuursorgaan in Bodegraven-Reeuwijk en mogen geen banden hebben bij een in Bodegraven-Reeuwijk werkzame belangenorganisatie.

  • 5.

    De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

Artikel 4: Secretaris

  • 1.

    De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar.

  • 2.

    Het college wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Artikel 5: Zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd voor de duur van vier jaar, welke benoeming bij ongewijzigde omstandigheden telkens stilzwijgend met vier jaar wordt verlengd.

  • 2.

    Het college kan te allen tijde een lid, anders dan op eigen verzoek, ontslag verlenen op zwaarwegende gronden en een ander lid in zijn plaats benoemen.

  • 3.

    Een lid treedt af indien hij een of meer van de functies vervult als genoemd in artikel 3, vierde lid van deze verordening.

  • 4.

    De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.

  • 5.

    De ontslag nemende voorzitter of leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 6: Ingediend bezwaarschrift

  • 1.

    Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst (digitaal) aangetekend.

  • 2.

    Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

Artikel 7: Bemiddeling

Na ontvangst van een bezwaarschrift wordt een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheid om het geschil in der minne te schikken (pre-mediation).

Artikel 8: Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

  • a.

    artikel 2:1, tweede lid;

  • b.

    artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

  • c.

    artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;

  • d.

    artikel 7:4, tweede lid;

  • e.

    artikel 7:6, vierde lid.

Artikel 9: Nader onderzoek

  • 1.

    De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 10: Hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2.

    De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

  • 3.

    Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 11: Uitnodiging zitting

  • 1.

    De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.

  • 2.

    Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3.

    De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan medegedeeld.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 12: Quorum

  • 1.

    Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

  • 2.

    De commissie kan van het bepaalde in lid 1 afwijken en het horen opdragen aan de daartoe aangewezen voorzitter of aangewezen comissielid ex artikel 7:13, derde lid, van de wet.

Artikel 13: Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

Artikel 14: Openbaarheid zitting

  • 1.

    De zitting van de commissie is openbaar.

  • 2.

    De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 3.

    Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats achter gesloten deuren.

Artikel 15: Verslaglegging

  • 1.

    Conform het bepaalde in artikel 7:7 van de wet wordt van het horen door de commissie een (digitaal) verslag gemaakt.

  • 2.

    Het verslag als bedoeld in het eerste lid vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 3.

    Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 4.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 5.

    Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die bij het verslag kunnen worden gevoegd.

Artikel 16: Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

  • 2.

    De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3.

    De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17: Raadkamer en advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3.

    Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 5.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 18: Uitbrengen advies en verdaging

  • 1.

    Het advies wordt onder medezending van eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van 12 weken, genoemd in artikel 7:10, eerste lid, van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3.

    Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 19: Intrekking oude regeling

De “Verordening commissie bezwaarschriften Bodegraven-Reeuwijk 2011” van 3 januari 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 20: Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op alle op 1 januari 2016 en daarna ingekomen bezwaarschriften en op alle vóór 1 januari 2016 ingekomen bezwaarschriften waarvoor nog geen hoorzitting is gehouden.

Artikel 21: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening behandeling bezwaarschriften Bodegraven-Reeuwijk 2016.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 16 december 2015.

De griffier,

drs. J.H,. Rijs

De voorzitter,

mr. C. van der Kamp

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk op 10 november 2015.

De secretaris, a.i.,

drs. J.G. de Jager

De burgemeester,

mr. C. van der Kamp

Aldus besloten door de burgemeester van Bodegraven-Reeuwijk op 10 november 2015.

mr. C. van der Kamp

Toelichting

Algemeen

 

Op grond van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een gemeente ervoor kiezen om bezwaarschriften door een externe commissie te laten behandelen. Tot nu toe was dat in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk ook het geval. Met ingang van 2016 zal bij bepaalde categorieën bezwaarschriften niet meer door de commissie bezwaarschriften worden gehoord en geadviseerd, maar ambtelijk horen en dus ook ambtelijke advisering worden ingezet. Artikel 7:5 van de Awb biedt daartoe de mogelijkheid.

 

Deze verordening geeft in eerste instantie een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door een adviescommissie. Daarnaast biedt de verordening ook de mogelijkheid om bij bepaalde, door het college aan te wijzen categorieën bezwaarschriften het horen ambtelijk te laten plaatsvinden. Voor de afbakening daarvan en de in dat geval te volgen procedure zal het college een apart reglement vaststellen.

 

Artikelgewijze toelichting

 

Artikel 1: Begripsbepalingen

In dit artikel is een aantal begripsbepalingen opgenomen. Er ontbreekt een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan'. Dit begrip wordt namelijk in de Awb al nader gedefinieerd. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan dus de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.

 

Artikel 2: Inleidende bepaling commissie

Hierboven bij de algemene toelichting is aangegeven dat een gemeente ervoor kan kiezen om bezwaarschriften door een externe commissie te laten behandelen. Deze commissie wordt in artikel 2 geïntroduceerd.

 

Verder wordt in dit artikel een aantal zaken uitgezonderd van behandeling door de commissie. Dit betreft zaken waarvoor afwijkende of aanvullende bepalingen gelden over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding.

 

Tenslotte wordt in het artikel de mogelijkheid geboden om voor bepaalde door het college bij apart reglement aan te wijzen categorieën bezwaarschriften ambtelijk horen en adviseren in te zetten.

 

Artikel 3: Samenstelling van de commissie

In dit artikel wordt, conform het bepaalde in artikel 7:13 Awb, aangegeven dat de commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden en dat de voorzitter geen deel uitmaakt van of werkzaam is voor een bestuursorgaan van de gemeente. Omdat in onze gemeente is gekozen voor een geheel externe commissie, geldt dat laatste ook voor leden of plaatsvervangende leden.

 

Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college. Het college is hiermee ook het orgaan dat indien nodig het functioneren van de leden van de commissie evalueert. Indien een lid van de commissie niet naar behoren functioneert is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal ondernemen, het is immers een zelfstandig bestuursorgaan. De voorzitter zal hierbij een rol spelen. Mocht een commissielid niet zelf ontslag nemen dan is het uiteindelijk aan het college om op te treden. Het college mag uiteraard niet te lichtvaardig met die ontslagbevoegdheid omspringen omdat anders de schijn zou kunnen ontstaan dat een commissie(lid) aan de kant wordt geschoven vanwege een voor het bestuurorgaan onwelgevallig standpunt. Het ligt dus voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen er diverse gesprekken hebben plaatsgehad en dat er een dossier is gevormd.

 

Bij de bevoegdheid van het college om een lid te schorsen kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van een commissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.

 

Artikel 4: Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden. Ook bij het ambtelijk horen speelt deze secretaris een rol.

 

Artikel 5: Zittingsduur

Voorheen liep de zittingsduur van de commissie gelijk met de zittingsduur van de raad. Een aantal jaren geleden is daarvan afgestapt en worden de leden van de commissie benoemd voor een periode van vier jaar, ook wanneer deze benoeming tijdens een raadsperiode plaatsvindt. Daardoor ontstaat een zekere mate van continuïteit bij de commissie. Het is namelijk niet meer zo dat op één moment de hele commissie opstapt, maar door natuurlijk verloop zal dit meer gespreid zijn.

 

Het artikel bevat verder een aantal bepalingen met betrekking tot het ontslag of aftreden van een commissielid. Ten aanzien het vijfde lid moet nog wel worden opgemerkt dat dit een bepaling van orde is. Een ontslagnemend lid kan uiteraard niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

 

Artikel 6: Ingediend bezwaarschrift

Dit artikel spreekt voor zich. Aan welke vereisten een bezwaarschrift moet voldoen, binnen welke termijn dat moet worden ingediend, en welke procedure na ontvangst van het bezwaarschrift moet worden gevolgd, is uitgebreid geregeld in de Awb.

 

Artikel 7: Bemiddeling

Dit artikel maakt het mogelijk om na ontvangst van een bezwaarschrift over te gaan tot een bemiddelingspoging, bijvoorbeeld in de vorm van pre-mediation. In dat geval zal de secretaris of de behandelend ambtenaar direct na ontvangst van het bezwaarschrift telefonisch contact opnemen met de bezwaarde. Op deze manier kunnen misverstanden worden rechtsgezet of het bezwaar nader worden toegelicht. Dit kan leiden tot intrekking van het bezwaarschrift.

 

Door deze bepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het bezwaarschriftenproces. Door de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.

 

Artikel 8: Uitoefening bevoegdheden

In dit artikel wordt een aantal bevoegdheden of verplichtingen, die volgens de Awb aan het bestuursorgaan toekomen, overgedragen aan de voorzitter van de commissie. Het gaat daarbij om:

  • 1.

    het vragen van een schriftelijke machtiging aan een gemachtigde (art. 2:1 lid 2 Awb);

  • 2.

    het geven van een termijn voor verzuimherstel (art. 6:6 Awb);

  • 3.

    het versturen van stukken naar de gemachtigde (art. 6:17 Awb);

  • 4.

    ter inzage leggen van stukken (art. 7:4 lid 2 Awb);

  • 5.

    het achterwege laten van het bepaalde in artikel 7:6 lid 3 Awb (bij het afzonderlijk horen van belanghebbenden, een ieder van hen op de hoogte stellen van het verhandelde tijdens de hoorzitting), voor zover geheimhouding is geboden (art. 7:6 lid 4 Awb).

 

Uiteraard is het bovenstaande bedoeld om het proces rondom de afhandeling van bezwaarschriften efficiënter te laten verlopen.

 

Artikel 9: Nader onderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

 

De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.

 

Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in onderhavige bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

 

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

 

Artikel 10: Hoorzitting

Dit artikel betreft een nadere uitwerking van artikel 7:13 Awb, waarin is bepaald dat wanneer er een adviescommissie is ingesteld, het horen ook plaatsvindt door deze commissie. Daarbij wordt aan de voorzitter van de commissie een aantal bevoegdheden toegekend, in lijn met hetgeen in artikel 8 van de verordening is bepaald. Anders dan in artikel 8 gaat het hierbij echter niet om bevoegdheden die normaal gesproken bij het bestuursorgaan gelegen zouden hebben, maar bij de commissie als geheel.

 

Artikel 11: Uitnodiging zitting

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.

 

In navolging van de modelverordening van de VNG is ervoor gekozen voor een uitnodiging ten minste 2 weken voor de zitting, zodat de bezwaarde en de overige belanghebbenden:

  • 1.

    nog voldoende gelegenheid hebben om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden en de mogelijkheid hebben om hun verweer op schrift te stellen zodat dat bij het verslag van de hoorzitting kan worden gevoegd;

  • 2.

    nog gelegenheid hebben om nadere stukken in te dienen of stukken in te zien (art. 7:4 Awb);

  • 3.

    nog gelegenheid hebben om getuigen of deskundigen op te roepen (art. 7:8 Awb)

 

Anderzijds is die termijn ook weer niet te lang, gelet op de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie art. 7:10 Awb).

 

Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient uiteraard wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen.

 

Artikel 12: Quorum

Lid 1 van dit artikel spreekt voor zich. Lid 2 vormt een verdere uitwerking van artikel 7:13 lid 3 Awb, waarin is bepaald dat het horen kan worden opgedragen aan de voorzitter of een commissielid. Dat wil echter niet zeggen dat de advisering dan ook door die voorzitter of dat commissielid kan plaatsvinden. Dat zou namelijk in strijd zijn met artikel 7:13 Awb. In het eerste lid onder a van dat artikel is namelijk bepaald dat de commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden en op grond van het derde lid kan daarop alleen ten aanzien van het horen (en dus niet ten aanzien van het uitbrengen van advies) een uitzondering worden gemaakt. De wet schrijft echter niet voor hoe in een dergelijk geval het advies tot stand moet komen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de overige leden schriftelijk te consulteren, of voorafgaand aan of tijdens de beraadslaging de digitale geluidsopname af te luisteren.

 

Artikel 13: Niet-deelneming aan de behandeling

Dit artikel betreft een uitwerking van artikel 2:4 Awb. Daarin is bepaald dat een bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid vervult en ervoor waakt dat de voor hem werkzame personen (waaronder dus de leden van de commissie) die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

 

Artikel 14: Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

 

In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

 

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.

 

Artikel 15: Verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. In de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is het tegenwoordig gebruikelijk dat van de hoorzitting een digitale geluidsopname en dus geen geschreven verslag wordt gemaakt.

 

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag of de geluidsopname duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

 

Indien belanghebbende daarom verzoekt, wordt de digitale geluidsopname naar hem toegezonden. Dit kan zowel voorafgaand aan als tegelijkertijd met het advies plaatsvinden.

 

Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden. Bij onduidelijkheden kan immers de geluidsopname worden afgeluisterd.

 

Artikel 16: Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden.

 

In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren.

 

Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek.

 

Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken.

 

Artikel 17: Raadkamer en advies

Zie met betrekking tot lid 1 ook de toelichting bij artikel 14: de hoorzitting is in principe openbaar, de beraadslaging van de commissie vindt achter gesloten deuren plaats.

 

In lid 2 wordt bepaald dat de commissie bij meerderheid van stemmen beslist. Voor het geval er geen meerderheid is, bijvoorbeeld doordat één of meer leden dan wel hun plaatsvervangers tijdens de beraadslaging niet aanwezig zijn, wordt in lid 3 bepaald dat de stem van de voorzitter dan de doorslag geeft.

 

Zie voor het uitbrengen van advies in het geval er niet door de voltallige commissie is gehoord, ook de toelichting op artikel 12.

 

In lid 5 wordt duidelijk aangegeven dat de commissie alleen advies uitbrengt en dus geen beslisbevoegdheid heeft. Dat laatste is uiteraard voorbehouden aan het verwerend orgaan.

 

Artikel 18: Uitbrengen advies en verdaging

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb wordt het advies van de commissie schriftelijk uitgebracht.

 

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

 

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden. Lid 3 voorziet daar dan ook in.

 

Artikel 19: Intrekken oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 20: Inwerkingtreding en overgangsrecht

In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. Daarin is bepaald dat deze besluiten van het gemeentebestuur niet eerder verbinden dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het (digitale) Gemeenteblad.

 

In lid 2 is een bepaling van overgangsrecht opgenomen voor het geval een bezwaarschrift is binnengekomen vóór 1 januari 2016, maar er nog geen hoorzitting is gehouden. Voor dat geval geldt de nieuwe regeling.

 

Artikel 21: Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.