Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Doetinchem

Nadere regels jeugdhulp gemeente Doetinchem 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDoetinchem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels jeugdhulp gemeente Doetinchem 2016
CiteertitelNadere regels Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Jeugdwet
  2. Verordening jeugdhulp gemeente Doetinchem 2015
  3. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-01-2017Nieuwe regeling

15-12-2015

Gemeenteblad 2015/123492

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp gemeente Doetinchem

Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om nadere regels te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2015, nader te noemen de Verordening;

Gelet op de Jeugdwet, de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2015 en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende: Nadere regels jeugdhulp gemeente Doetinchem 2016 inclusief bijbehorende toelichting

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle definities die in deze regels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsbesluiten, de Verordening 2015 en het Besluit Maatschappelijke ondersteuning 2016.

Algemene voorziening:

(Veelal) bestaande voorzieningen die laagdrempelig en zonder indicatie toegankelijk zijn voor alle inwoners.

Andere voorziening:

Voorzieningen anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

Buurtcoach:

Een generalist die beschikt over kennis van het gehele sociale domein: van werk tot jeugd tot zorg tot financiën.

Enkelvoudige problematiek:

Problematiek die zich concentreert op het kind.

Individuele voorziening (maatwerkvoorziening):

Op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, 2e lid van de Verordening.

Jeugdconsulent:

Een specialist, werkzaam voor de gemeente Doetinchem, met kennis en deskundigheid op het gebied van jeugd. De jeugdconsulent is aangemeld of geregistreerd bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd.

Jeugdhulp:

Begripsbepaling conform artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Jeugdige:

Begripsbepaling conform artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Meervoudige problematiek:

Problematiek die met elkaar verweven is op meerdere levensdomeinen.

Medici:

Huisarts, jeugdarts en medisch specialist zoals bedoeld en nader gedefinieerd in artikel 1.1. Jeugdwet.

Ondersteuningsplan:

Familiegroepsplan zoals bedoeld in artikel 1 van de Jeugdwet, namelijk: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. Dit plan kan in samenwerking met de buurtcoach of jeugdconsulent worden opgesteld.

Sociaal netwerk/ sociale omgeving:

Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige en/of een ouder een sociale relatie onderhoudt. De sociale omgeving omvat een bredere groep personen dan het sociale netwerk.

Opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen:

Begripsbepaling conform artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Ouder:

Begripsbepaling conform artikel 1.1 Jeugdwet, namelijk gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.

Overige voorziening:

Overige voorziening als bedoeld in artikel 2 eerste lid Verordening Doetinchem 2015.

Zorg- en budgetplan:

Plan waaruit blijkt op welke manier het persoonsgebonden budget zal worden ingezet en besteed.

Artikel 2 Woonplaatsbeginsel

De voorzieningen die worden geregeld in deze nadere regels en in de Verordening 2015, zijn toegankelijk voor jeugdigen die hun woonplaats in de gemeente Doetinchem hebben en hun ouders. De woonplaats van de ouder met gezag is hierbij in de meeste gevallen leidend.

Artikel 3 Cliëntondersteuning

Cliëntondersteuning wordt geboden door de buurtcoach of de jeugdconsulent met betrekking tot de vraag van de jeugdige en/of ouder. Stichting MEE Oost biedt in 2016 cliëntondersteuning gericht op bezwaar en beroep.

Artikel 4 Melding hulpvraag

De gemeente zorgt er voor dat een jeugdige en/of zijn ouder zich met een vraag om jeugdhulp kan melden.

Artikel 5 Onderzoek

  • 1.

    De buurtcoach of jeugdconsulent, onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag wat de hulpvraag inhoudt en waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat. Hierbij wordt uitgegaan van een systeembenadering.

  • 2.

    Aan het gesprek kunnen indien door de jeugdige en/of ouder gewenst de cliëntondersteuner, de vertrouwenspersoon, een betrokken hulpverlener en derden deelnemen.

  • 3.

    Het gesprek wordt weergegeven in een gespreksverslag of in een ondersteuningsplan, tenzij met de jeugdige en/of ouder anders wordt afgesproken.

  • 4.

    Het gespreksverslag of het ondersteuningsplan kan als basis dienen voor de aanvraag van een individuele voorziening.

  • 5.

    De buurtcoach of jeugdconsulent kan, met instemming en op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of het onderwijs en met hen in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp, waaronder ook inzetten/versterken eigen kracht en/of sociale omgeving en het inzetten van algemene, andere of overige voorzieningen.

  • 6.

    De buurtcoach of jeugdconsulent informeert de jeugdige en/of ouder over diens rechten en plichten.

Artikel 6 Criteria voor een individuele voorziening

Een individuele voorziening is aan de orde als tijdens het gesprek blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen, niet op eigen kracht, met hulp van andere personen uit de sociale omgeving, of met gebruikmaking van algemene, overige of andere voorzieningen voldoende zelfredzaam zijn.

De ‘goedkoopst adequate’ oplossing geldt als norm voor de te verstrekken voorziening.

Artikel 7 Aanbod individuele voorzieningen

  • 1.

    Het aanbod individuele voorzieningen jeugdhulp is onderverdeeld in de volgende hoofdcategorieën:

    • a.

      specialistische ambulante jeugdhulp;

    • b.

      dagbehandeling;

    • c.

      residentiële jeughulp;

    • d.

      pleegzorg;

    • e.

      generalistische basis geestelijke gezondheidszorg;

    • f.

      specialistische geestelijke gezondheidszorg;

    • g.

      begeleiding;

    • h.

      persoonlijke verzorging;

    • i.

      behandeling (licht)verstandelijk beperkten;

    • j.

      verblijf (licht)verstandelijk beperkten.

  • 2.

    Indien na beoordeling van de toelatingscriteria van artikel 6 een individuele voorziening aan de orde is, worden richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de toeleiding naar de juiste hoofdcategorie jeugdhulp.

Artikel 8 Advisering

De jeugdconsulent kan een deskundige consulteren als dat naar zijn mening nodig is.

Artikel 9 Wijze van verstrekking

Een individuele voorziening wordt toegekend in:

  • a.

    de vorm van een voorziening in natura; of

  • b.

    de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 10 Kwaliteitseisen van de met persoonsgebonden budget in te kopen zorg

  • 1.

    De ondersteuning die de budgethouder inkoopt, is kwalitatief verantwoord en voldoet tenminste aan de volgende eisen:

    • a.

      de jeugdhulp, in te kopen bij een jeugdhulpaanbieder voldoet aan de wettelijke eisen;

    • b.

      verleners van jeugdhulp uit het sociale netwerk verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte zorg die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of de ouder;

  • 2.

    De jeugdige en/of zijn ouders dragen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit en continuïteit van de jeugdhulp die zij betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren.

Artikel 11 De beschikking en aanvang hulp

  • 1.

    De jeugdconsulent neemt het besluit tot toekenning van een individuele voorziening op grond van het onderzoek naar de hulpvraag van de jeugdige en zijn ouders zoals bedoeld in artikel 5.

  • 2.

    Het besluit zal middels een beschikking, conform artikel 6 Verordening, zo spoedig mogelijk na het laatste gesprek aan de ouder en/of jeugdige, maar uiterlijk acht weken na de aanvraag voor een individuele voorziening, worden uitgereikt of toegestuurd.

  • 3.

    De hulp kan starten nadat het besluit bedoeld in het eerste lid genomen is en nadat een opdrachtbevestiging is verstuurd aan de aanbieder.

  • 4.

    Bij hulp op verwijzing van medici of hulp in het gedwongen kader, kan worden afgeweken van het bovenstaande.

Artikel 12 Spoedeisende hulp

In situaties waar onmiddellijke uitvoering van hulp geboden is, kan van artikel 11 afgeweken worden.

Artikel 13 Geldigheidsduur beschikking en tussentijdse wijziging

  • 1.

    Een besluit tot toekenning van een verstrekking heeft een maximale geldigheidsduur van twee jaar. Dit geldt voor zowel een verstrekking in natura als een verstrekking van een persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening pleegzorg kan verstrekt worden tot meerderjarigheid, als dat past bij het perspectief van de plaatsing.

  • 3.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening als bedoeld in het eerste lid kan tussentijds worden aangepast op basis van een door de jeugdhulpaanbieder gewijzigd hulpverleningsplan. De jeugdconsulent beoordeelt de noodzaak van een tussentijdse wijziging.

  • 4.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening vervalt, indien de jeugdige of zijn ouders zich niet binnen zes maanden hebben gemeld bij een aanbieder voor jeugdhulp.

  • 5.

    Een reeds verstrekte voorziening kan worden ingetrokken of aangepast als er sprake is van wijzigingen in de persoonlijke situatie van betrokkene of als er sprake is van een beleidswijziging. In dat laatste geval zal een redelijke overgangstermijn in acht worden genomen.

Artikel 14 Cliëntenparticipatie

Jongeren en/of hun ouders worden via de klankbordgroep Jeugdhulp en de Sociale Raad gemeente Doetinchem en op andere wijze betrokken bij de uitvoering van de jeugdhulp.

Artikel 15 Vertrouwenspersoon

Iedere jeugdige en ouder die vragen, klachten over en/of problemen heeft met zijn/haar (rechts)positie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp, mag een beroep doen op een bij wet ingestelde onafhankelijke vertrouwenspersoon. In de regio Achterhoek wordt het vertrouwenswerk uitgevoerd door Zorgbelang Gelderland.

Artikel 16 Oneigenlijk gebruik en misbruik

De gemeente neemt alle maatregelen, die nodig zijn ter voorkoming van oneigenlijk gebruik en misbruik van de toegekende voorziening.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2016.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als:Nadere regels Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2016.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethoudersvan Doetinchem, d.d. 15 december 2015,

 

ing. N. van Waart bc. N.E. Joosten

secretaris burgemeester

Algemene toelichting

De nadere regels Jeugd zijn de uitwerking van de Verordening op het gebied van onder andere toegang en procedures aangaande een hulpvraag, de wijze van verstrekking van een individuele voorziening, het persoonsgebonden budget en cliëntenparticipatie. Voor 2015 waren onder andere deze onderwerpen opgenomen in de Uitvoeringsagenda Jeugd 2015. De Uitvoeringsagenda Jeugd 2015 wordt opgedeeld in de Nadere regels Jeugdhulp 2016 bij de Verordening en een Preventieagenda 2016.

De nummering van de artikelen in deze nadere regels komt niet overeen met de nummering van de artikelen in de Verordening.

De Jeugdwet gaat uit van maatwerk. Om toch enige eenheid te brengen in de uitvoering zijn deze nadere regels, inclusief beleidsregels, opgesteld.

Nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften die een uitwerking zijn van wetten of verordeningen. In de Verordening Jeugdhulp wordt in meerdere artikelen aangegeven dat het college nadere regels ter uitvoering van de Verordening vaststelt of kan vaststellen. Deze nadere regels vormen daarmee een nadere invulling van de Verordening en kunnen rechten en plichten voor de inwoner bevatten.

Daarnaast heeft het college de bevoegdheid om op grond van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels vast te stellen. De beleidsregels geven aan op welke wijze het college van haar bevoegdheid gebruik maakt. Deze regels “binden” daarmee het college. Het wordt daarmee voor elke inwoner transparant op welke manier door het college invulling wordt gegeven aan de melding van een hulpvraag.

De beleidsregels zijn verwerkt in de nadere regels, om de samenhang omtrent de melding van een hulpvraag te borgen.

Het beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’, de Verordening Jeugd, het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem 2016 en de nadere regels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’

In de nadere regels Jeugd zijn de visie en uitgangspunten vanuit het beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’ omgezet naar de uitvoering om de doelstellingen te realiseren. In het beleidsplan “Met elkaar voor elkaar” staat de ambitie als volgt omschreven: We willen dat meer jeugdigen en ouders van Doetinchem zichzelf kunnen redden. Maar ook elkaar kunnen helpen. En we willen dat meer jeugdigen en ouders dat in een voor hen „normale omgeving kunnen en doen. Meer mensen aan het werk bij gewone werkgevers, meer kinderen in het „gewone onderwijs, meer mensen die in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen en meer mensen met een zinvolle dagbesteding dichtbij, liefst in de eigen wijk. Mensen die dat nodig hebben, blijven we ondersteunen. Belangrijke doelstellingen die voor Jeugd in het beleidsplan zijn uitgewerkt zijn: Meer jeugdigen groeien gezond en veilig op in hun vertrouwde omgeving en Meer kinderen nemen deel aan het reguliere onderwijs. Voor meer achtergrondinformatie over de context, visie, uitgangspunten en doelstellingen van het beleidskader voor het sociale domein (inclusief Jeugd) in Doetinchem, verwijzen we naar het beleidsplan De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’.

Privacybeleid

De Gemeente Doetinchem zal ter uitvoering van artikel 16 van de Verordening overkoepelend privacybeleid opstellen en vaststellen, waaronder een apart beleidskader voor het sociale domein.

Preventie

Het preventieve jeugdbeleid voor 2016 is beschreven in een Preventieagenda 2016. Hierin is een overzicht te vinden van activiteiten gericht op preventie op het gebied van onder andere jeugdgezondheidszorg, onderwijs en arbeidsparticipatie.

De Nadere regels en de Preventieagenda worden samengevoegd onder de naam: Regels Jeugd

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Buurtcoach

De buurtcoach maakt onderdeel uit van het buurtcoachteam. Het buurtcoachteam is multidisciplinair. Dit betekent dat er in het team ook buurtcoaches zijn die naast hun generalistische kennis over een speciale deskundigheid beschikken (een specialisme). We noemen die ook wel: een T-profiel. Hierdoor is het mogelijk om voor een ondersteuningsvraag binnen het team kennis op te halen bij een collega met meer specifieke kennis.

Jeugdhulp

ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;

het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt; en

het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.

Jeugdige

de persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie het jeugdstrafrecht is toegepast; of

de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie door het college:

  • ·

    is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als hieronder bedoeld, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;

  • ·

    vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is; of

  • ·

    is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.

Meervoudige problematiek

De gemeente Doetinchem kiest ervoor om aan de hand van elf domeinen van het dagelijks leven de mate van zelfredzaamheid te beoordelen. Indien er sprake is van verwevenheid van problematiek op meerdere levensdomeinen, is er sprake van meervoudige problematiek. De gemeente Doetinchem heeft als doelstelling om ook zorgmijdende gezinnen te bereiken.

Deze levensdomeinen zijn respectievelijk:

  • ·

    financiën;

  • ·

    dagbesteding;

  • ·

    huisvesting;

  • ·

    huiselijke relaties;

  • ·

    geestelijke gezondheid;

  • ·

    lichamelijke gezondheid;

  • ·

    verslaving;

  • ·

    Activiteiten Dagelijks Leven: afgekort ADL;

  • ·

    sociaal netwerk;

  • ·

    maatschappelijke participatie;

  • ·

    justitie.

Sociaal netwerk/ sociale omgeving

Met sociaal netwerk wordt aangesloten bij de begripsbepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De Jeugdwet spreekt veelal over de sociale omgeving. De sociale omgeving wordt breder uitgelegd dan het sociaal netwerk; bijvoorbeeld ook een leerkracht van een school met wie de jeugdige nog geen sociale relatie heeft, kan behoren tot de sociale omgeving van de jeugdige en/of ouder(s).

Opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen:

  • 1.

    psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;

  • 2.

    beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in verband met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, en

  • 3.

    een tekort aan zelfredzaamheid in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

Ouder

Wanneer een jeugdige feitelijk niet door zijn biologische ouders, maar bijvoorbeeld door een familielid of kennis wordt opgevoed, zal de jeugdhulp die dan wordt ingezet zich (mede) richten op die feitelijke opvoeder, eventueel in samenhang met jeugdhulp aan de jeugdige.

Hierom wordt onder ouders in de Jeugdwet tevens begrepen de stiefouders of anderen die een jeugdige in een gezinssituatie verzorgen en opvoeden. Deze definitiebepaling is afgeleid van de definitie van cliënt in de voormalige Wet op de Jeugdzorg

Met het wetsvoorstel verbetering positie pleegouders (32 529) werden pleegouders uitgezonderd van de definitie van cliënt in de Wet op de Jeugdzorg, omdat zij in dit verband een bijzondere positie innemen, aangezien zij zelf onderdeel uitmaken van het aanbod van jeugdhulp en zij in dat kader vallen onder de verantwoordelijkheid van de aanbieder die pleegzorg biedt. Voordat een jeugdige pleegzorg ontvangt, woont hij ergens anders, in veel gevallen bij zijn biologische ouders. Maar als de jeugdige thuis wordt verwaarloosd of mishandeld of de ouders om wat voor reden dan ook niet in staat zijn voor hem te zorgen, kan pleegzorg ingezet worden. Maar naast de pleegouders blijven ook de oorspronkelijke opvoeders in beeld, of de pleegzorg nu voor een korte of lange periode is, of slechts gedurende de weekenden of alle dagen van de week. Dat betekent bijvoorbeeld dat die oorspronkelijke opvoeders (ouders in de zin van de Jeugdwet) op grond van artikel 7.3.2 Jeugdwet op duidelijke wijze ingelicht dienen te worden over de voorgenomen inzet van jeugdhulp en de geconstateerde opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. In deze nadere regels wordt er voor gekozen om de wettelijke definitie van ouder niet uit te breiden naar pleegouders, maar pleegouders wel op te nemen in de kring van degenen die feitelijk een hulpvraag kunnen melden (zie toelichting op artikel 4). Hierbij geldt de kanttekening dat het woonplaatsbeginsel leidend blijft voor de vraag welke gemeente inhoudelijk en financieel verantwoordelijk is. Indien pleegouders zich melden met een hulpvraag, worden de minderjarige (afhankelijk van leeftijd) en wettelijk vertegenwoordiger(s) betrokken bij de hulpvraag.

Indien pleegouders zich melden met een hulpvraag, kunnen zij zich op dezelfde wijze laten ondersteunen als een ouder die een hulpvraag meldt.

Artikel 2 Woonplaatsbeginsel

Voor de hoofdregel welke gemeente inhoudelijk en financieel verantwoordelijk is voor een jeugdige, wordt uitgegaan van het woonplaatsbeginsel uit het Burgerlijk Wetboek. Artikel 12 van boek 1 BW bepaalt dat een minderjarige de woonplaats volgt van hem die het gezag over hem uitoefent. Oefenen beide ouders gezamenlijk het gezag uit, doch hebben zij niet dezelfde woonplaats, dan volgt het kind de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft dan wel laatstelijk heeft verbleven.

Een uitzondering hierop wordt gemaakt in geval van instellingsvoogdij of tijdelijke voogdij: in dat geval geldt de werkelijk verblijfplaats van de minderjarige.

Gemeente Doetinchem zoekt regionale afstemming omtrent de Jeugdhulp voor jongeren zonder vaste woon- en verblijfplaats.

Conform paragraaf 7.2 van de Jeugdwet gebruikt de gemeente het burgerservicenummer van de jeugdige om te waarborgen dat de te verwerken persoonsgegevens betrekking hebben op de jeugdige. Daarnaast controleert de gemeente ten behoeve van het woonplaatsbeginsel de identiteit van de ouder/gezagsdrager: dat dit mag staat in art. 1.1 Jeugdwet definitie woonplaats, en daarachter het Burgerlijk wetboek en de Wet Algemene Bepalingen BSN (art. 10).

De woonplaats kan in de BRP (Basisregistratie Personen, voorheen GBA) gecontroleerd worden. Voor de vaststelling van het gezag kan zonodig het gezagsregister geraadpleegd worden.

De regels rond het vaststellen van de woonplaatszijn nader uitgewerkt door de ministeries van VWS en VenJ en de VNG: hierbij wordt aangesloten.

Artikel 3 Cliëntondersteuning

Op basis van de Wmo 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor cliëntondersteuning aan alle jeugdigen en/of ouders; ook voor wat betreft jeugdhulp. Cliëntondersteuning wordt in de Wmo 2015 geformuleerd als het bieden van informatie, advies en algemene ondersteuning, die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Wanneer een jeugdige en/of een ouder zich meldt met een hulpvraag (dus bij de 'toegang' tot ondersteuning), moet hij gebruik kunnen maken van cliëntondersteuning. Hiervoor kan iemand uit het sociale netwerk (familie, vrienden) ingezet worden, maar het kan ook een onafhankelijke professionele hulpverlener zijn. Cliëntondersteuning begint bij een goede toegang, zoals verzorgd door de buurtcoach en de jeugdconsulent. De onafhankelijkheid van de cliëntondersteuning wordt gewaarborgd door de professionele autonomie en attitude van de buurtcoach en de jeugdconsulent. Hij kijkt dus onafhankelijk naar de vraag. Het kan zijn dat de jeugdconsulent of buurtcoach en de jeugdige en/of een ouder het niet eens worden. In dat geval heeft de gemeente voor de jeugdige en/of de ouder de volgende mogelijkheden voor onafhankelijke cliëntondersteuning

Als de jeugdige en/of de ouder twijfelt aan de objectiviteit of onafhankelijkheid van de buurtcoach of de jeugdconsulent, kan de jeugdige en/of een ouder een andere buurtcoach of jeugdconsulent vragen.

Als er geen overeenstemming is over de gewenste en passende ondersteuning of het arrangement, is er de mogelijkheid tot ondersteuning bij het indienen van klachten, bezwaar en beroep. De jeugdige en/of een ouder kan dan gebruik maken van de onafhankelijke cliëntondersteuning van Stichting MEE. De gemeente heeft met Stichting MEE Oost voor 2016 reeds afspraken gemaakt over deze vorm van onafhankelijke cliëntondersteuning. Andere vormen van cliëntondersteuning worden niet vergoed door de gemeente.

Artikel 4 Melding hulpvraag

Met een hulpvraag maakt de jeugdige en/of een ouder duidelijk dat hij behoefte heeft aan ondersteuning en dat hij te maken heeft met belemmeringen in zijn zelfredzaamheid. Een voogd kan namens een minderjarige tevens een hulpvraag melden.

De jeugdige en/of een ouder kan zich bij het melden van de hulpvraag door een derde laten bijstaan om de melding toe te lichten.

In de praktijk kan ook een pleegouder of een ander die de minderjarige verzorgt en opvoedt, zich melden met een hulpvraag; in dat geval wordt afhankelijk van de leeftijd van de minderjarige, zoveel mogelijk afstemming gezocht met de wettelijk vertegenwoordiger.

Een jeugdige en/of een ouder kan zich op diverse manieren melden met een hulpvraag:

  • ·

    Telefonisch via het gemeentelijke telefoonnummer;

  • ·

    Digitaal middels het meldformulier

  • ·

    Per e-mail;

  • ·

    Per post;

  • ·

    Via de buurtcoach in het wijkcentrum;

  • ·

    Bij het Buurtplein via email of telefonisch;

  • ·

    Bij het Zorgplein

  • ·

    Bij het Werkplein.

In de wijk kan de jeugdige en/of een ouder terecht bij de buurtcoach. Maar ook bij de wijkverpleegkundige of de huisarts. Met deze partijen zoekt de gemeente afstemming zodat een jeugdige en/of een ouder altijd “aan het goede loket is”.

De werkwijze van de gemeentelijke frontoffice is identiek. Dit heet ook wel: de harmonisatie van de frontoffice. Het maakt dus niet uit of een jeugdige en/of een ouder bij het Zorgplein aanklopt, het Werkplein of bij de buurtcoach; de meldprocedure is overal hetzelfde. Het streven is dat de jeugdige en/of een ouder maar één keer het verhaal hoeft te doen, bij maar één persoon.

Als de hulpvraag binnen is, vindt er een screening plaats. Is het een enkelvoudig probleem of is er meer aan de hand? Indien sprake lijkt van een enkelvoudige vraag wordt contact gezocht door het Zorgplein en indien sprake lijkt van een meervoudige vraag wordt contact gezocht met het Buurtplein. Het streven is dat binnen 48 uur telefonisch contact wordt gezocht door het Zorgplein of het Buurtplein en dat uiterlijk binnen twee weken na de eerste melding een gesprek plaatsvindt.

De jeugdige wordt zoveel mogelijk betrokken bij dit gesprek. Een jeugdige van twaalf jaar en ouder wordt altijd betrokken, mits deze daartoe in staat is.

De jeugdige en/of ouder wordt tijdens het eerste contact gewezen op de mogelijkheid om zich te laten ondersteunen tijdens het gesprek.

Spoedgevallen worden uiteraard met voorrang behandeld. De afdeling Spoedeisende Zorg van Jeugdbescherming Gelderland bepaalt of spoedhulp ingezet moet worden. Spoedeisende Zorg kan in dat geval rechtstreeks toe leiden naar spoedhulp van een aanbieder jeugdhulp, zonder tussenkomst van de gemeente. Zie hierover artikel 12 en de toelichting op artikel 12 van deze nadere regels.

Het Zorgplein en Buurtplein zorgen voor een onderlinge overdracht als de vraag na de screening moet worden doorgeleid.

Artikel 5 Onderzoek

Het onderzoek kan bestaan uit meerdere gesprekken.

Tijdens het gesprek komt in ieder geval aan de orde:

  • a.

    de aard en ernst van de opgroei‐ of opvoedingsproblemen, de psychische problemen en stoornissen;

  • b.

    de behoeften, persoonlijkheid, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige;

  • c.

    het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden, waarbij in het ondersteuningsplan duidelijk wordt gemaakt wie wat doet;

  • d.

    de mogelijkheid om aanspraak te maken op een andere (voorliggende) voorziening;

  • e.

    de mogelijkheid om de hulpvraag te beantwoorden door inzet van een algemene voorziening, waaronder het collectief aanbod van het Buurtplein;

  • f.

    de mogelijkheid om een individuele voorziening te treffen en het beoogde doel daarvan;

  • g.

    de wijze waarop de individuele voorziening wordt afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

  • h.

    hoe rekening moet worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

Het ondersteuningsplan staat centraal bij het vastleggen van afspraken met betrekking tot de hulpvraag en de bevindingen uit het onderzoek.

Vervoer

Vervoer kan een onderdeel van de ondersteuningsbehoefte zijn.

De noodzaak voor vervoer van een jeugdige naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden wordt dan ook onderzocht tijdens het gesprek.

Een jeugdige kan in aanmerking komenvoor vervoer naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden als er geen sprake is van mogelijkheden in de eigen kracht en in de sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen en sprake is van

  • a.

    een medische noodzaak voor gespecialiseerd vervoer; of

  • b.

    beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige en zijn ouders

De gemeente hanteert bij de afweging het kader van de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet over vervoer:

‘Als een jeugdige jeugdhulp ontvangt en in verband met een medische noodzaak of zijn gebrek aan zelfredzaamheid niet in staat is om zelfstandig van en naar de locatie te komen waar de jeugdhulp wordt gegeven, behoort tot de door het college te treffen voorziening, indien naar het oordeel van het college noodzakelijk, tevens het vervoer naar en van de locatie waar de jeugdhulp gegeven wordt, binnen of buiten de gemeentegrenzen. Het criterium van de medische noodzaak zoals dit in de AWBZ gold, is in de Jeugdwet aangevuld met het criterium van (gebrek aan) zelfredzaamheid, nu dit ook één van de centrale criteria is voor het ontvangen van jeugdhulp. Bij jeugdigen jonger dan 12 jaar werd onder de (voormalige, red.) AWBZ altijd verondersteld dat deze niet over voldoende zelfredzaamheid beschikken om zelfstandig van vervoer gebruik te maken, zij kwamen dan ook altijd in aanmerking voor deze vervoersvoorziening. Onder de Jeugdwet wordt dit echter aan het oordeelsvermogen van het college overgelaten. Het college zal daarbij, het uitgangspunt van eigen kracht indachtig een andere afweging kunnen maken. Zo is het niet nodig een voorziening op het gebied van vervoer te regelen als ouders de jeugdige zelf gemakkelijk kunnen vervoeren, omdat er geen speciaal (medisch) vervoer nodig is. Ook bij dagbehandeling, een onderdeel van de zorg aan (licht) verstandelijk gehandicapte jeugdigen, kan vervoer noodzakelijk zijn.’

Indien is vastgesteld dat een voorziening voor vervoer nodig is, sluit de gemeente bij de uitvoering van de voorziening aan bij de contractafspraken omtrent leerlingenvervoer en het bepaalde in het Besluit Maatschappelijk Ondersteuning 2016 omtrent vervoer. In dat kader wordt rekening gehouden met het reizigersprofiel. Enkele gecontracteerde jeugdhulpaanbieders hebben tariefafspraken gemaakt inclusief vervoer; in dat geval voert de aanbieder in overleg met de gemeente het vervoer uit.

Buurtcoach en jeugdconsulent

Een jeugdconsulent en een buurtcoach kunnen beiden betrokken zijn bij een hulpvraag.

Enkelvoudige en meervoudige problematiek

Bij aanmelding kunnen enkelvoudige vragen meestal worden opgepakt door de jeugdconsulent. Meervoudige vragen gaan vanuit de melding naar de buurtcoach.

Beiden brengen op gelijke wijze samen met de jeugdige en/of een ouder de situatie in kaart. Door alle, dan levende, vragen te verhelderen wordt met en voor de jeugdige zijn situatie inzichtelijk gemaakt. De uitkomst van de vraagverheldering kan leiden tot een ondersteuningsplan. Hierbij wordt uit gegaan van het principe 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Het ondersteuningsplan kan een combinatie zijn van inzet vanuit eigen kracht, ondersteuning door de buurtcoach, inzet van een individuele voorziening of toeleiding naar andere vormen van ondersteuning. Het al dan niet inzetten van een individuele voorziening wordt bepaald door de jeugdconsulent.

Wanneer er een individuele voorziening nodig is bij meervoudige problematiek werken buurtcoach en jeugdconsulent in een zo vroeg mogelijk stadium samen. Zij stemmen onderling af, middels een warme overdracht, wie er verantwoordelijk is voor de regie over het ondersteuningsplan en op welke manier de individuele voorzieningen een plek krijgen binnen het ondersteuningsplan. Uitgangspunt hierbij is dat de buurtcoach bij meervoudige problematiek de regie over het ondersteuningsplan heeft en de jeugdconsulent bij enkelvoudige problematiek, indien ouders niet zelf de regie kunnen voeren.

Wanneer er bij enkelvoudige problematiek geen individuele voorziening nodig is, maar wel ondersteuning door de buurtcoach dan neemt de jeugdconsulent contact op met de buurtcoach en draagt het gezin over. Bij enkelvoudige problematiek waarbij geen individuele voorziening nodig is, verwijst de jeugdconsulent rechtstreeks naar algemene en overige voorzieningen.

Ondersteuningsplan

Als uit het gesprek blijkt dat een ondersteuningstraject nodig is, zal de buurtcoach of jeugdconsulent samen met het gezin een ondersteuningsplan maken. Hierin worden doelen concreet gemaakt en eventueel de samenhang bij de in te zetten hulp bewaakt. Als een ondersteuningsplan niet nodig is omdat er bijvoorbeeld geen ondersteuningstraject nodig is of omdat het niet nodig is doelen te monitoren, volgt een gespreksverslag waarin de reden daarvan is aangegeven en eventuele afspraken staan vermeld.

Zowel het ondersteuningsplan als het gespreksverslag kunnen als aanvraag voor een individuele voorziening dienen, met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouders.

Informeren over rechten en plichten

De jeugdconsulent informeert de jeugdige en/of ouder over de mogelijkheid zich te laten ondersteunen door een cliëntondersteuner, een vertrouwenspersoon en ondersteuning van anderen; de wens van de jeugdige en/of ouder staat hierbij centraal.

Wanneer een individuele voorziening aangewezen is, informeert de jeugdconsulent de jeugdige en zijn ouders over het door de gemeente gecontracteerde aanbod. Ook informeert de jeugdconsulent ouders over de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget, onder de voorwaarden zoals genoemd in artikel 5b Verordening.

De jeugdconsulent wijst ouders in het gesprek expliciet op de mogelijkheid om hun bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een persoonsgebonden budget, te testen. Het testen is bedoeld om de ouder(s) bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een persoonsgebonden budget. Hiermee kunnen zij een weloverwogen keuze voor persoonsgebonden budget of zorg in natura maken.

Artikel 6 Criteria voor een individuele voorziening

Eigen kracht

De Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet zegt over eigen kracht onder andere:

“Het uiteindelijke doel van het wetsvoorstel is het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en van anderen in de sociale omgeving. Niet alleen moet voorkomen worden dat overheidsbemoeienis leidt tot zorgafhankelijkheid, maar die bemoeienis moet actief en maximaal bijdragen aan de eigen kracht van jongere, gezin en samenleving.

De verantwoordelijkheid van de ouders voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen is geregeld in de artikelen 82 en 247 van Boek 1 van het BW. Het moet voor ouders en professionals vanzelfsprekend zijn dat ouders zelf de regie nemen en houden over de opvoeding van hun kinderen (tenzij dit een onverantwoord risico voor het kind oplevert). Dat vraagt een vraaggerichte houding van hulpverleners, waarbij uitgegaan wordt van de ‘eigen kracht’ van jongeren en ouders en het besef dat zij verantwoordelijk zijn voor zichzelf en, in het geval van ouders, ook voor hun kinderen. Hierop zijn zij ook aanspreekbaar. Dit betekent praten met ouders en jeugdigen in plaats van over hen en in de hulpverlening aansluiten op wat mensen en hun sociale netwerk zelf kunnen. Normaliseren van opvoedvragen betekent, dat de hulpverlening zoveel mogelijk wordt verleend in de omgeving van het kind, thuis in het gezin, op school en in de buurt. Zorg, hulp en ondersteuning worden zo ingericht en opgezet dat een ‘normale’ manier van opgroeien en opvoeden wordt gestimuleerd. Dat betekent dat wordt uitgegaan van de mogelijkheden en de behoeften van de individuele jeugdigen en hun ouders en dat hulp en ondersteuning aanvullend is op wat ouders en jeugdigen zelf kunnen.”

De gemeente wil ‘eigen kracht’ insteken vanuit het welbevinden en mogelijkheden van de jeugdige en/of een ouder; door niet het probleem met de jeugdige en/of een ouder te bespreken, maar juist te bespreken wat de jeugdige en/of een ouder kan. ‘Eigen kracht’ wordt daarmee op een positieve manier uitgangspunt van het gesprek. Eventuele compensatie vanuit de gemeente komt daarmee pas in een later stadium in het gesprek aan bod.

De ‘eigen kracht’ van de jeugdige en/of een ouder heeft betrekking op de mogelijkheden van de jeugdige en/of een ouder om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie. De eigen kracht’ komt niet alleen tot uitdrukking op het moment dat de jeugdige en/of een ouder al belemmeringen heeft, maar ook daarvoor al, door bijvoorbeeld te anticiperen op een levensfase of situatie waarin belemmeringen niet ongebruikelijk of te voorzien zijn. Het gebruik van eigen kracht’ betekent ook dat de jeugdige en/of een ouder zelf voorziet in de kosten of voorziening die algemeen gebruikelijk zijn. Gebruik maken van eigen kracht betekent bijvoorbeeld dan ook dat eerst een beroep op zorgverlof gedaan wordt als dat mogelijk is en dat de kosten voor reguliere oppas/kinderopvang door ouders zelf worden opgevangen.

Gebruik maken van de ‘eigen kracht’ veronderstelt daarnaast dat de jeugdige en/of een ouder zich voldoende verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende zorgverzekering af te sluiten die aansluit bij de situatie van de jeugdige en/of een ouder.

Bij het onderscheid tussen eigen kracht en de inzet van een voorziening speelt onder andere mee: de aard en omvang van de hulp die op eigen kracht en binnen het eigen netwerk wordt geboden, de belastbaarheid van de ondersteuner uit het netwerk, en de noodzaak van continuïteit, kan degene die de hulp biedt een keer overslaan bij ziekte of vakantie.

Goedkoopst adequaat

In artikel 10, lid 2 van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning is bepaald dat de naar objectieve maatstaven gemeten "goedkoopst adequate" voorziening geldt als norm voor de verstrekking. Bij de inzet van jeugdhulp wordt van hetzelfde principe uit gegaan. Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid of participatie en past binnen de systeembenadering. Uitgangspunt hierbij is een (in de praktijk) bewezen effectieve methode die wordt aangeboden door een gekwalificeerde aanbieder. Voldoen meerdere voorzieningen aan dit criterium, dan zal de gemeente de goedkoopste voorziening toekennen.

Artikel 7 Aanbod individuele voorzieningen

Informatievoorziening vanuit de gemeente

De jeugdige en/of een ouder maar ook beroepskrachten, kunnen rechtstreeks contact zoeken met en informatie opvragen bij de jeugdconsulenten bij het Zorgplein over het gecontracteerde aanbod. Dit kan ook indien de jeugdhulp plaatsvindt op verwijzing van een medisch specialist of in het gedwongen kader. De jeugdconsulenten kunnen informatie verstrekken over het exacte aanbod dat per aanbieder is ingekocht; als een aanbieder gecontracteerd is, wil dat niet zeggen dat bij die aanbieder elke vorm van hulp ingekocht is.

Richtlijnen per categorie ingekochte hulp

Per inkoopcategorie worden naast de algemene toegangscriteria uit artikel 6 van deze nadere regels, richtlijnen in acht genomen bij het toeleiden naar de juiste vorm van hulp. Deze richtlijnen worden in acht genomen omdat de huidige inkoop en praktijk is gebaseerd op deze categorieën van jeugdhulp.

Bij het opstellen van deze richtlijnen is aangesloten bij wat in 2014 aan criteria gold op grond van de verschillende (uitvoering)besluiten van het Rijk, in combinatie met hetgeen de Jeugdwet al dan niet zegt:

De richtlijnen voor de zorgcategorieën ambulante jeugdhulp, dagbehandeling jeugdhulp, pleegzorg en verblijf jeugdhulp (die tot 1 januari 2015 vielen onder de Wet op de jeugdzorg) zijn opgesteld met gebruikmaking van de zorgaanspraken uit het Uitvoeringsbesluit bij de Wet op de jeugdzorg.

De richtlijnen voor de zorgcategorieën generalistische basis geestelijke gezondheidszorg en gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (die tot 1 januari 2015 vielen onder de Zorgverzekeringswet) zijn opgesteld met gebruikmaking van het Besluit Zorgverzekering.

De richtlijnenvoor de zorgcategorieën begeleiding, persoonlijke verzorging, en behandeling en verblijf (licht)verstandelijk gehandicapten (die tot 1 januari 2015 vielen onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) zijn opgesteld met gebruikmaking van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.

Specialistische ambulante jeugdhulp

Een jeugdige of zijn ouder(s) kan in aanmerking komen voor ambulante jeugdhulp, indien sprake is van

  • a.

    opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen

  • b.

    psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen van de jeugdige of een verstandelijke beperking van de jeugdige;

  • c.

    (dreigende) problemen op meerdere leefgebieden in combinatie met ontwikkelingsproblemen bij de jeugdige.

De hulp is gericht op het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van deze problemen.

Dagbehandeling jeugdhulp

Een jeugdige kan in aanmerking komen voor dagbehandeling jeugdhulp, indien:

  • a.

    voldaan is aan de criteria voor ambulante jeugdhulp en

  • b.

    behandeling of observatie buiten de reguliere thuis- of schoolsituatie op de accommodatie van de zorgaanbieder noodzakelijk is.

Verblijf jeugdhulp

Een jeugdige kan in aanmerking komen voor verblijf jeugdhulp indien:

  • a.

    voldaan is aan de criteria voor ambulante jeugdhulp en;

  • b.

    jeugdhulp ambulant of in dagbehandeling niet toereikend is;

  • c.

    pleegzorg niet beschikbaar of geschikt is.

In geval van crisisplaatsing in het vrijwillige kader is een interventie van SEZ of Veilig Thuis noodzakelijk.

Pleegzorg

Een jeugdige kan in aanmerking komen voor pleegzorg indien en zolang de jeugdige niet thuis kan wonen of verblijven als gevolg van (dreigende) onveiligheid, opvoedingsonmacht of overbelasting van de ouders;

Generalistische basis geestelijke gezondheidszorg

Een jeugdige kan in aanmerking komen voor generalistische basis geestelijke gezondheidszorg, indien er sprake is van

  • a.

    (een vermoeden van) een DSM IV/V benoemde stoornis; en

  • b.

    matige of (hoog) ernstige psychische klachten waarbij sprake is van een matige complexiteit van de klachten, een beperkt risico en het beloop van de klachten beantwoordt aan de criteria van de DSM IV/V.

Specialistische geestelijke gezondheidszorg

Een jeugdige kan in aanmerking komen voor specialistische geestelijke gezondheidszorg indien er sprake is van:

  • a.

    (een vermoeden van) een DSM IV/V benoemde stoornis; en

  • b.

    een hoge complexiteit van de klachten of een hoog risico.

Een jeugdige komt in aanmerking voor diagnostiek of behandeling van enkelvoudige ernstige dyslexie, indien:

  • a.

    de jeugdige zeven jaar of ouder is, maar de leeftijd van 13 jaar nog niet heeft bereikt; en

  • b.

    er voldaan is aan de afspraken opgenomen in het protocol dyslexie.

Begeleiding

Een jeugdige of zijn ouders kunnen in aanmerking voor begeleiding komen, indien:

  • a.

    er bij de jeugdige sprake is van een somatische, lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem; en

  • b.

    sprake is van beperkingen op het terrein van:

    • ·

      het zelfstandig functioneren; of

    • ·

      deelname aan het maatschappelijk verkeer.

De begeleiding is gericht op het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer of het vergroten van de zelfredzaamheid.

Persoonlijke verzorging

Een jeugdige of zijn ouders kunnen in aanmerking komen voor ondersteuning bij of het overnemen van de persoonlijke verzorging van de jeugdige. Voorwaarden hiervoor zijn:

  • a.

    een tekort aan zelfredzaamheid bij de jeugdige dat moet worden opgeheven;

  • b.

    sprake van een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij de jeugdige; of

  • c.

    een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking.

Behandeling (Licht)verstandelijk beperkten

Een jeugdige kan in aanmerking komen voor behandeling (licht)verstandelijk beperkten (LVB) indien:

  • a.

    er sprake is van een (licht)verstandelijke beperking van de jeugdige; en

  • b.

    er een noodzaak is voor continue, systematische, langdurige en multidisciplinaire zorg; of

  • c.

    behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van vaardigheden noodzakelijk is; of

  • d.

    het gedrag een specifieke aanpak vraagt; of

  • e.

    aanvullende functionele diagnostiek nodig is.

Verblijf (Licht)verstandelijk beperkten

Een jeugdige kan in aanmerking komen voor verblijf (licht)verstandelijk beperkten (LVB) indien:

  • a.

    voldaan is aan de criteria voor behandeling LVB en;

  • b.

    gezien de aard van de beperking of stoornis de jeugdige is aangewezen op een be-schermende woonomgeving en ouders dit niet kunnen bieden of;

  • c.

    de jeugdige is aangewezen op een therapeutisch leefklimaat.

In geval van crisisplaatsing in het vrijwillig kader is een interventie van SEZ of Veilig Thuis noodzakelijk.

Naast de ingekochte categorieën zoals hierboven toegelicht, geeft de Jeugdwet een richting met betrekking tot vervoer en met betrekking tot voorzieningen ter ontlasting van ouders (waaronder het product kortdurend verblijf):

Voorzieningen ter ontlasting van ouders

Een voorziening ter ontlasting van ouders kan worden getroffen, indien sprake is van een jeugdige die nog geen 18 jaar is, en die

  • a.

    een somatische, lichamelijke, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem heeft; en

  • b.

    is aangewezen op begeleiding of persoonlijke verzorging of verpleging gepaard gaand met permanent toezicht; én

  • c.

    ontlasting van ouders is noodzakelijk volgens de gemeente.

De richtlijn met betrekking tot deze hoofdcategorieën is niet bedoeld als een limitatieve opsomming. Met instemming van de jeugdige of zijn ouders kan, vooruitlopend op nieuw vast te stellen beleid een voorziening worden verstrekt waarbij wordt afgeweken van deze richtlijn.

Artikel 8 Advisering

De jeugdconsulent kan met een andere professional over de benodigde hulp overleggen.

Deze andere professional beschikt over de relevante deskundigheid, volgens landelijke professionele richtlijnen. Bij meer complexe situaties wordt zo nodig meer gespecialiseerde deskundigheid geconsulteerd.

Het overleg zal met name gericht zijn op het in kaart brengen van de ontwikkelingsmogelijkheden van de jeugdige. Het overleg vindt plaats op basis van anonieme cliëntgegevens.

Artikel 9 Wijze van verstrekking

We hanteren bij het beoordelen van de wijze van verstrekking, altijd de volgende opbouw, zoals verwoord in De Doetinchemse Keuze 3:

Voorafgaand aan het verlenen van zorg en hulp wordt in dialoog met de cliënt onderzocht en bepaald in hoeverre de benodigde hulp en zorg vanuit de eigen sociale omgeving geleverd kan worden;

Bij gebrek aan mogelijkheden in die eigen omgeving wordt onderzocht welke algemene

voorzieningen beschikbaar zijn om adequaat en kosteneffectief in de benodigde hulp en zorg te voorzien.

Indien ook de algemene voorzieningen en zorg in natura onvoldoende in staat blijken te zijn de benodigde hulp en zorg adequaat en kosteneffectief te leveren wordt de inzet van een pgb onderzocht;

De voorziening in natura

De eerste mogelijkheid is de voorziening in natura. Het verkrijgen van een voorziening in natura gaat via een van de gecontracteerde aanbieders, waarmee de gemeente afspraken heeft gemaakt.

Het persoonsgebonden budget

Conform artikel 5b van de Verordening en paragraaf 8.1 Jeugdwet, verstrekt de gemeente, indien ouders of jeugdige dit wensen, hen een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt om de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, van derden te betrekken.

De voorwaarden voor verstrekking zijn:

  • 1.

    de jeugdige of zijn ouders zijn naar het oordeel van de buurtcoach of jeugdconsulent op eigen kracht, dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, voldoende in staat om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • 2.

    de jeugdige of zijn ouders stellen zich gemotiveerd op het standpunt dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en

  • 3.

    naar het oordeel van de buurtcoach of jeugdconsulent is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

Naast bovengenoemde wettelijke voorwaarden stelt de gemeente de volgende aanvullende voorwaarden:

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget kan uitsluitend worden ingezet voor kosten van de toegekende individuele voorziening;

  • 5.

    Op grond van de Verordening is het toegestaan dat een cliënt met het persoonsgebonden budget de individuele voorziening betrekt van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits:

    • ·

      De ondersteuning aan de cliënt niet leidt tot overbelasting bij de persoon die deze niet professionele hulp of ondersteuning biedt;

    • ·

      De persoon die de ondersteuning biedt op geen enkele wijze druk heeft uitgeoefend op de cliënt;

  • 6.

    De cliënt draagt de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit en continuïteit van de ondersteuning die hij betrekt van personen die tot het sociale netwerk behoren;

  • 7.

    De betrokken professionele hulpverlener kan geen budgethouder voor de cliënt zijn.

In het geval de client besluit voor het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn beschikking de ondersteuning te beëindigen, dan vervalt het persoonsgebonden budget op de dag dat de ondersteuning wordt beëindigd. Er kan geen persoonsgebonden budget worden verstrekt voor de periode van de opzegtermijn, die de cliënt met zijn zorgaanbieder is overeenkomen. Ook kosten die de aanbieder de cliënt in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.

Indirecte kosten

Tussenpersonen, belangenbehartigers en administratiekosten mogen niet uit het persoonsgebonden budget betaald worden.

De gemeente verstrekt geen eenmalige uitkering vanuit het persoonsgebonden budget.

De jeugdconsulent beoordeelt en bepaalt of aan de voorwaarden voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget is voldaan aan de hand van een door de aanvrager ingevuld zorg- en budgetplan. Het plan maakt onderdeel uit van de aanvraag voor een persoonsgebonden budget.

Zorg- en budgetplan

In het zorg- en budgetplan geeft de cliënt aan:

  • ·

    Korte omschrijving cliënt(zoals persoonsgegevens, school, werk, hobby’s, diagnose/problematiek, cliëntsysteem (sociaal netwerk));

  • ·

    Aan welke doelen is gewerkt tijdens de vorige indicatieperiode(indien sprake is van een herindicatie);

  • ·

    Welke resultaten zijn behaald:

  • ·

    Progressie of ontwikkeling;

  • ·

    Stabilisatie;

  • ·

    Terugval of escalatie.

  • ·

    Aan welke doelen de komende periode wordt gewerkt;

  • ·

    Waar de ondersteuning uit zal bestaan;

  • ·

    Waar de ondersteuning wordt ingekocht;

  • ·

    Hoe de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de ondersteuning is gewaarborgd;

  • ·

    Indien van toepassing: hoe de continuïteit van de ondersteuning bij ziekte of andere uitval wordt gegarandeerd;

  • ·

    Indien van toepassing: bij ondersteuning uit het sociaal netwerk motiveert de zorgverlener in het zorgplan waarom de zorgverlener capabel is om de ondersteuning te bieden;

  • ·

    Hoeveel uur per week de cliënt of de zorgverlener aan het werken aan deze doelen besteedt;

  • ·

    Na hoeveel tijd de doelen met een maximale looptijd van twee jaar zijn bereikt;

Inzet persoonsgebonden budget binnen eigen gezin en sociaal netwerk

Het is naar de mening van de regering heel normaal dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid als die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. De regering stapt af van het automatisme dat de overheid per definitie deze rol naar zich toetrekt, maar gaat niet zo ver om het sociaal netwerk te verplichten om ondersteuning te bieden waar dat mogelijk is.

Goede zorg, goede gezondheid en actieve deelname aan de maatschappij zijn niet alleen een zaak van de overheid. De zorgrelaties tussen mensen onderling staan voorop. Zorgrelaties tussen mensen, binnen het gezin, in familie-, buurt- of andere informele of gemeenschapsverbanden vormen een belangrijk en natuurlijk vehikel voor sociale cohesie en een bron van sociaal kapitaal. Zorgen voor elkaar versterkt de individuele en collectieve vermogens in de samenleving, in een zichzelf versterkend proces.

Van gemeenten wordt verwacht om dit regeringsstandpunt nader in te vullen.

De gemeente Doetinchem gaat er van uit dat als iemand uit het eigen gezin of sociaal netwerk bereid is om ondersteuning te verlenen, hij geacht wordt dit in principe onbetaald te doen.

In het licht hiervan stelt de gemeente dat door de jeugdige en/of ouder(s) zeer duidelijk gemotiveerd wordt waarom een persoon binnen het eigen gezin of uit het sociale netwerk de hulp niet zonder inzet van een persoonsgebonden budget kan verlenen.

Daarbij geldt bovendien dat het persoonsgebonden budget voor niet-professionele zorgverleners beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin dit de meest adequate mogelijkheid is om in de hulpvraag te voorzien.

In deze context vindt er een individuele weging plaats van de mate van eigen kracht van het gezin en het netwerk, waarin onder andere de financiële situatie van de beoogde zorgverlener kan worden meegenomen; heeft de zorgverlener voldoende mogelijkheden om naast de zorg voldoende inkomsten te genereren en zo niet, wat zijn daarvan de aantoonbare gevolgen?

Bijzondere aandachtspunten met het oog op de kwaliteit van de in te zetten hulp, naast de algemene voorwaarden, voor verstrekking zijn:

  • ·

    De zorgverlener is capabel om de ondersteuning te bieden;

  • ·

    De ondersteuning aan de jeugdige en/of zijn ouders leidt niet tot overbelasting bij de zorgverlener;

  • ·

    Daarnaast heeft de persoon die de ondersteuning biedt op geen enkele wijze druk uitgeoefend op de jeugdige en/of ouder(s);

  • ·

    Ook is van belang dat de continuïteit bij ziekte of andere uitval door de zorgverlener wordt geborgd; en

  • ·

    De inzet van het sociale netwerk moet aantoonbaar doelmatig zijn en leiden tot betere en effectievere ondersteuning.

Deze punten worden getoetst in het gesprek en middels het ingediende zorg- en budgetplan.

De volgende vragen kunnen een rol spelen bij de vraag of de inzet van het sociaal netwerk de meest adequate mogelijkheid is om in de hulpvraag te voorzien.

  • ·

    Is er sprake van een kind waarbij het bijvoorbeeld in verband met zorgcontinuïteit of de aard van de beperking, niet mogelijk of wenselijk is dat dit door een professional gedaan wordt?

  • ·

    Moet de hulp op ongebruikelijke tijden geleverd worden, is de hulp vooraf niet goed in te plannen, op veel korte momenten per dag of moet de hulp op verschillende locaties geboden worden?

Bij de vraag of iemand uit het sociaal netwerk capabel is om ondersteuning te bieden, wordt meegewogen of diegene:

  • ·

    Voldoende opvoedvaardigheden heeft;

  • ·

    Bereidheid heeft tot het volgen van trainingen/cursussen waar nodig;

  • ·

    Bereid is tot samenwerking met professionals waar nodig;

  • ·

    Niet overbelast is of dreigt te raken.

Hoogte van persoonsgebonden budget

De hoogte van de tarieven is vastgesteld in het besluit Maatschappelijke Ondersteuning.

Voor vormen van jeugdhulp/ondersteuning die niet zijn opgenomen in het Besluit Maatschappelijke ondersteuning geldt dat het tarief wordt berekend naar de offerte van de aanbieder met als maximum de laagste prijs waarvoor de betreffende zorg door de gemeente is ingekocht

Voor het vaststellen van de tarieven persoonsgebonden budget maken we onderscheid tussen ondersteuning die wordt geleverd door professionals en ondersteuning uit het sociale netwerk. De hoogte van de tarieven worden vastgesteld in het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2016 en worden jaarlijks herzien. Factoren die mee kunnen wegen in de berekening van de hoogte van het tarief zijn de componenten voor overheadkosten en verzekeringen.

De hoogte van het persoonsgebonden budget is gebaseerd op de daadwerkelijk geleverde ondersteuning. Indien een beoogd zorgverlener een hoger tarief vraagt dan het maximale tarief uit het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning, is het een keuze van de ouder om de jeugdhulp al dan niet bij deze aanbieder in te kopen. De ouder kan bijvoorbeeld het resterende bedrag zelf bijbetalen of met de aanbieder een andere tarief overeenkomen.

In het geval de client besluit voor het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn beschikking de ondersteuning te beëindigen, dan vervalt het persoonsgebonden budget op de dag dat de ondersteuning wordt beëindigd.

Artikel 10 Kwaliteitseisen van de met persoonsgebonden budget in te kopen zorg

Kwaliteitseisen jeugdhulpaanbieder

Voor de aanbieders van professionele jeugdhulp gelden onderstaande specifieke kwaliteitseisen uit de Jeugdwet. In het Zorgplan dient te worden aangegeven of de zorgaanbieder hieraan voldoet:

Norm van verantwoorde hulp, inclusief verplichting om geregistreerde professionals in te zetten;

  • ·

    Gebruik van een hulpverleningsplan;

  • ·

    Systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;

  • ·

    Verklaring omtrent gedrag (VOG);

  • ·

    Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • ·

    Meldplicht calamiteiten en geweld;

  • ·

    Verplichting om een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

Kwaliteitseisen voor sociaal netwerk

  • ·

    De informele hulpverlener is verplicht Huiselijk Geweld en Kindermishandeling te melden

  • ·

    De informele hulpverlener werkt actief samen met ander jeugdhulpverleners in het belang van de jeugdige.

  • ·

    De informele hulpverlener werkt aan de doelen uit het opgestelde ondersteuningsplan en volgens schema van budgetplan.

  • ·

    De informele hulpverlener meldt klachten bij de gemeente.

Artikel 11 Beschikking en aanvang hulp

De beschikking wordt opgesteld conform artikel 6 van de Verordening. In de beschikking wordt opgenomen:

  • ·

    Of de voorziening in natura of in persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • ·

    Hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt;

  • ·

    Wat de te verstrekken voorzieningen zijn;

  • ·

    Wat het beoogde resultaat van de verstrekking is;

  • ·

    Wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking zijn;

  • ·

    Bij een verstrekking in natura wordt de beoogd zorgaanbieder benoemd in de beschikking

Indien er sprake is van een verstrekking in persoonsgebonden budget worden aanvullende eisen gesteld in de beschikking, conform artikel 6 van de Verordening:

  • ·

    Voor welke individuele voorzieningen het persoonsgebonden budget kan worden aangewend;

  • ·

    Wat het beoogde resultaat van de verstrekking in persoonsgebonden budget is;

  • ·

    Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget;

  • ·

    Wat is de hoogte van het persoonsgebonden budget en hoe is deze berekend;

  • ·

    Wat is de duur van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld; en

  • ·

    De wijze van verantwoording van besteding van het persoonsgebonden budget.

De beschikking wordt opgesteld door de jeugdconsulent bij het Zorgplein. Op het moment dat de beschikking aan de aanvrager en minderjarige, van twaalf jaar en ouder, wordt verzonden, wordt door de jeugdconsulent tegelijk een opdrachtbevestiging verzonden aan de aanbieder indien de hulp in natura wordt ingezet.

De jeugdige en/of ouder neemt acht weken voor de beoogde beëindiging van de hulp telefonisch contact op met de jeugdconsulent en eventueel met de aanbieder om te bespreken of verlenging van de ingezette hulp nodig is. De jeugdconsulent zal in overleg met de jeugdige en/of ouder, aanbieder en eventuele andere betrokkenen een besluit nemen met betrekking tot de noodzaak tot verlenging van de hulp. Indien de hulp voortgezet moet worden, zal een nieuwe beschikking aan de ouder en/of jeugdige en een nieuwe opdrachtbevestiging aan de aanbieder verzonden worden.

Verwijzing door medici

Op grond van artikel 3a Verordening kunnen de huisarts, jeugdarts of medisch specialist rechtstreeks verwijzen naar door de gemeente gecontracteerde jeugdhulp.

De jeugdige en/of een ouder kan met de verwijzing rechtstreeks naar een aanbieder. Om zeker te weten welk aanbod bij welke aanbieder gecontracteerd is of om nader advies in te winnen, kan de jeugdige en/of een ouder of de verwijzer contact opnemen met de jeugdconsulent. De aanbieder meldt zich bij het Zorgplein middels een ingevuld meldingsformulier. De aanbieder kan pas beginnen met het daadwerkelijk verlenen van hulp, zodra het Zorgplein een opdrachtbevestiging heeft verzonden aan de aanbieder. Op deze manier wordt voorkomen dat een niet gecontracteerde aanbieder of niet gecontracteerde hulp wordt ingezet na verwijzing en kunnen de budgetten bewaakt worden.

Toegang in gedwongen kader

De gemeente maakt samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instellingen over het inzetten van hulp: het uitgangspunt is dat ook binnen het gedwongen kader van het gecontracteerde aanbod gebruik wordt gemaakt. In dat geval kan de jeugdige en/of een ouder rechtstreeks met de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel/ jeugdreclasseringsmaatregel naar de aanbieder, en wordt op dezelfde wijze het meldingsformulier en de opdrachtbevestiging gebruikt als bij de toegang via medici.

Het inzetten van hulp middels een persoonsgebonden budget in het gedwongen kader verloopt via de jeugdconsulent.

Overgang naar meerderjarigheid in gedwongen kader

Een half jaar voor het bereiken van de meerderjarigheid neemt de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel in overleg en samen met de jeugdige en/of een ouder contact op met het Zorgplein om te bespreken of en welke vervolghulp eventueel nodig is.

Artikel 12 Spoedeisende Hulp

De afdeling Spoedeisende Zorg (SEZ) van Jeugdbescherming Gelderland is in geval van crisis 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar voor iedereen. SEZ is indien nodig binnen vier uur na de melding ter plekke en beoordeelt en stabiliseert de crisissituatie. SEZ kan spoedhulp via een aanbieder inzetten voor de duur van vier weken. De aanbieder van spoedhulp kan slechts starten met verlenen van spoedhulp na een interventie en daartoe strekkend advies van SEZ.

De aanbieder die de spoedhulp uitvoert op advies van SEZ meldt de inzet van hulp direct en uiterlijk binnen vijf dagen bij het Zorgplein. De jeugdconsulent en aanbieder van spoedhulp maken met elkaar afspreken over de samenwerking tijdens het spoedhulptraject, met het oog op eventueel in te zetten vervolghulp. De bevestiging van de gemeente tot toekenning van de spoedhulp zal zo snel mogelijk na de start van de hulp in een beschikking worden toegestuurd.

Artikel 13 Geldigheidsduur beschikking en tussentijdse wijziging

Verlengde pleegzorg

Na meerderjarigheid kan verlengde pleegzorg aan de orde zijn. Pleegouders kunnen hiervoor een verzoek indienen bij de jeugdconsulent minimaal acht weken voor het bereiken van de meerderjarigheid.

Verlengde jeugdhulp

De mogelijkheid tot verlenging van jeugdhulp na achttien jaar geldt ook voor andere vormen van jeugdzorg.

8 Weken voor het bereiken van meerderjarigheid kan een aanvraag voor verlengde jeugdhulp of hulp op grond van een andere wet worden ingediend door de betrokkene.

Tussentijdse wijziging

Naast de bepaling in artikel 7 Verordening omtrent nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering van een voorziening, geldt dat een besluit tussentijds kan worden gewijzigd op basis van een gewijzigd hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder of gewijzigd zorg- en budgetplan. De jeugdconsulent beoordeelt de noodzaak voor een tussentijdse wijziging en kan daarbij extra deskundigheid inschakelen.

Bij het aflopen van de maximale duur van het besluit wordt op verzoek van de jeugdige en/of een ouder opnieuw de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige bepaald door de jeugdconsulent in samenspraak met het gezin en andere betrokkenen.

Artikel 14 Cliëntenparticipatie

In de klankbordgroep Jeugdhulp zitten ouders en/of verzorgers van jeugdigen en jongeren. De klankbordgroep jeugdhulp bestaat concreet uit:.

  • ·

    Ouders van jeugdigen met een persoonsgebonden budget

  • ·

    Vertegenwoordigers van cliëntenraden van aanbieders Jeugdhulp

  • ·

    Vertegenwoordigers van het Jongerennetwerk Gelderse jeugd

  • ·

    Vertegenwoordigers van het Jongerenplatform Jeugdbescherming Gelderland: Deze vertegenwoordigers zijn jongeren of oud-jongeren die nog dichtbij de doelgroep staan en/of eruit voortkomen of ouders van de doelgroep

  • ·

    Vertegenwoordiger gezinshuis

  • ·

    Vertegenwoordigers Platform Pleegouders Achterhoek

Afhankelijk van het onderwerp zullen jongeren ook gericht benaderd worden via:

  • ·

    het onderwijs

  • ·

    de Jimmy's

  • ·

    de jongerenwerkers

  • ·

    de buurtcoaches

  • ·

    de wijkregisseurs

  • ·

    het jongerennetwerk

  • ·

    het Jeugdinterventie team (JIT)

Artikel 15 Vertrouwenspersoon

Vertrouwenswerk is onderdeel van de Jeugdwet. Alle jeugdigen en ouders die onder de Jeugdwet vallen hebben recht op ondersteuning door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Ook als jongeren uit de gemeente Doetinchem (tijdelijk) verblijven in een pleeggezin of instelling buiten de regio kunnen zij hierop een beroep doen.

Als jongeren en ouders hulp en ondersteuning krijgen bij opgroeien en opvoeden is er, zeker in situaties waarbij sprake is van drang en dwang, sprake van afhankelijkheid. In een afhankelijkheidssituatie wordt het lastiger om het te hebben over dingen die niet goed verlopen in de hulpverlening. In die situatie moeten jongeren en/of hun ouders, vanwege die afhankelijkheid, kunnen terugvallen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon die hen bijstaat. Met andere woorden: iedere jeugdige en/of ouder die vragen, klachten over en/of problemen heeft met zijn (rechts)positie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp, mag ondersteuning krijgen van een bij wet ingestelde onafhankelijke vertrouwenspersoon. De dienstverlening is voor de jeugdige en/of een ouder gratis. Vertrouwenspersonen stimuleren de jeugdige en/of ouder altijd om eventuele knelpunten met professionals zelf op te lossen. Hun eerste advies is dan ook vaak: ga er samen over praten. Vertrouwenspersonen kunnen, als de jeugdige en/of een ouder dat wil, aanwezig zijn bij deze gesprekken of helpen een eventuele klachtbrief op te stellen. Uit ervaring blijkt dat zulke gesprekken vaak leiden tot een oplossing en de hulpverlening daarna doorgang kan vinden.

Soms lukt dat niet. Dan kan de uitkomst zijn dat er alsnog een formele klacht wordt ingediend. De vertrouwenspersonen ondersteunen de jeugdige en/of ouder bij het verwoorden, indienen en afhandelen van klachten over de jeugdhulp. Ze bewaken de procedurele afhandeling van klachten en begeleiden het traject naar de klachten- en/of bezwaarcommissie. Een vertrouwenspersoon zal nooit op eigen initiatief namens de jeugdige en/of een ouder optreden.

De vertrouwenspersoon staat naast de jeugdige en/of een ouder. Er wordt oplossingsgericht, onafhankelijk en laagdrempelig gewerkt. Het vertrouwenswerk is toegankelijk, bereikbaar en beschikbaar voor alle betrokken ouders en jeugdigen in de jeugdhulp.

Het vertrouwenswerk is voor alle gemeenten voor 2 jaar ingekocht door de VNG. Stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg is hoofdaannemer voor het vertrouwenswerk in Nederland en voert het uit met onderaannemers. In de regio Achterhoek wordt het vertrouwenswerk uitgevoerd door op dit gebied gekwalificeerde medewerkers van Zorgbelang Gelderland.

Artikel 16 Oneigenlijk gebruik en misbruik

Artikel 7 Verordening beschrijft de mogelijkheden die de gemeente heeft ter voorkoming en bestrijding van fraude.

Bij het voorkomen van fraude staat de voorlichting aan de inwoner centraal. Deze moet vooraf weten wat zijn of haar rechten en plichten zijn. En wat de consequenties zijn bij het overtreden van de regels. In de aanpak van fraudepreventie maakt de gemeente Doetinchem gebruik van de principes van het hoogwaardig handhaven:

  • ·

    Vroegtijdig informeren: hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de jeugdconsulenten en buurtcoaches. Zij informeren inwoners vroegtijdig over hun rechten en plichten;

  • ·

    Vroegtijdig detecteren en afhandelen: De jeugdconsulenten en buurtcoaches zijn ook alert op fraudesignalen. Bij twijfels over de rechtmatigheid, organiseren zij een huisbezoek; dit doet een beroep op de professionaliteit van de buurtcoaches/jeugdconsulent. Intercollegiaal overleg over het bepalen van de te nemen stappen vindt zo nodig plaats.

  • ·

    Optimaliseren van de dienstverlening: Bij de inrichting van de werkprocessen kijken wij ook naar het effect van de werkprocessen op de bereidheid van inwoners om de regels na te leven;

  • ·

    Daadwerkelijk sanctioneren: Gemeente Doetinchem hanteert een krachtige consequent sanctiebeleid en een effectief opsporingsbeleid.

Deze principes worden in samenhang uitgevoerd, zo kunnen ze elkaar versterken. Er is aandacht voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van individuele maatwerk voorzieningen.

Voor wat betreft de beheersing van de risico’s zijn onder andere goede voorlichting/ communicatie, onderlinge samenwerking, eenduidige werkwijze en het persoonsgebonden budget-trekkingsrecht belangrijke maatregelen.

Voor alle medewerkers van de gemeente Doetinchem geldt dat zij zich aan de wetten moeten houden. Zodra er fraude geconstateerd wordt moet daar op ingegrepen worden. Dit verwachten we ook van de buurtcoaches. Dit vertaalt zich er in eerste instantie in dat de buurtcoach of jeugdconsulent bij (vermoedens) van fraude met de betrokken inwoner in gesprek gaat over de vraag hoe deze een einde gaat maken aan deze situatie. De inwoner heeft de plicht dit te melden bij de betrokken instantie. Wanneer aan deze oproep geen gehoor wordt gegeven zal de jeugdconsulent of buurtcoach hiervan zelf melding moeten maken. In uitzonderlijke gevallen kan een uitzondering worden gemaakt, dit wordt dan opgeschaald naar het college.