Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening commissie bezwaarschriften 2015 |
Citeertitel | Verordening commissie bezwaarschriften Lingewaard 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening commissie bezwaarschriften 2002.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-12-2015 | nieuwe regeling | 19-11-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 18-12-2015 | Onbekend. |
DE RAAD, HET COLLEGE EN DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE LINGEWAARD;
ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard d.d. 29 september 2015;
gehoord de Politieke Avond d.d.22 oktober 2015
gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 147 van de Gemeentewet;
vast te stellen de Verordening commissie bezwaarschriften 2015.
Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden
De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:
Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
Artikel 13 Openbaarheid zitting
De commissie beslist of gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten. Indien dit naar het oordeel van de commissie het geval is, stemt de commissie in met het verzoek als bedoeld in het derde lid van dit artikel en vindt de zitting plaats met gesloten deuren.
Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging
Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van 12 weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.
Artikel 18 Intrekking oude regeling
De Verordening commissie bezwaarschriften 2002 wordt ingetrokken.
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van ……...
DE RAAD VOORNOEMD,
de secretaris, de voorzitter,
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VOORNOEMD,
de secretaris, de burgemeester,
DE BURGEMEESTER VOORNOEMD<
De burgemeester,
TOELICHTING VERORDENING BEZWAARSCHRIFTEN LINGEWAARD 2015
In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft, het college en de burgemeester hebben deze niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening geschiedt eveneens door de drie bestuursorganen.
Alleen de begrippen die niet in de Awb zijn opgenomen zijn hierin vastgelegd. Met verwerend orgaan wordt in de verordening bedoeld het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen. Dit kan zijn, de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.
Artikel 2 Inleidende bepaling commissie
In artikel 2 zijn de bevoegdheden van de commissie geregeld
In lid 2 is opgenomen de uitzondering ten aanzien van bezwaarschriften inzake personele aangelegenheden. Dit is ook logisch omdat de gemeente Lingewaard een aparte commissie voor dergelijke bezwaarschriften heeft.
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb.
Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de (her)benoeming van commissieleden aan het college.
Al vanaf 2002 werken we in de gemeente Lingewaard met één kamer. Er zijn gemeenten die werken met een aparte kamer sociale zaken en een kamer algemene zaken.
De praktijk van de gemeente Lingewaard leert dat het werken met één kamer goed werkt. De huidige praktijk leert dat de commissieleden zowel inzetbaar zijn in de sociale- als de algemene kamer zonder dat dit problemen oplevert op het gebied van kennis van zaken.
De Lingewaardse commissie heeft geen plaatsvervangende leden. Dit is niet nodig.
Als het voorkomt dat een voorzitter op het laatste moment niet bij een zitting kan zijn, levert dit geen problemen op. Volgens de jurisprudentie mag er gehoord worden door twee leden. Het adviseren dient wel door twee leden en een voorzitter te worden gedaan, en dus kan dan na de hoorzitting alsnog een voorzitter (schriftelijk) beraadslagen met de twee leden en met zijn drieën tot een advies komen.
Er is een aantal minimum vereisten opgenomen in de verordening waaraan de (aspirant) leden en voorzitters moeten voldoen. Als minimumeis is opgenomen dat de voorzitters en de leden onafhankelijk van de gemeente dienen te zijn. Daarnaast is als eis opgenomen dat de voorzitters en de leden dienen te beschikken over voldoende juridische en bestuurlijke competenties.
Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.
Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.
Voor het overige met betrekking tot de zittingsduur het volgende.
Voor de gemeenten bestaat een grote vrijheid om zelf te bepalen welke regels hiervoor gelden en worden opgenomen in de verordening.
In de praktijk en onder de oude verordening was geen beperking opgenomen over het aantal mogelijke herbenoemingen. Tot nu toe werd bij het aftreden van de raad bij de leden en of de voorzitters van de commissie geïnventariseerd of ze herbenoemd wilden worden en indien dat zo was werd men gewoon herbenoemd. Er was geen maximum verbonden aan het aantal herbenoemingen.
Sommige leden en of voorzitters hebben dan ook al jaren achter elkaar in de commissie zitting.
Dit is op zich geen probleem. Toch wordt het regelmatig “verversen” van (een deel van ) de commissie als aan te bevelen gezien. Met het bepalen dat een lid en of voorzitter maximaal eenmaal herbenoemd kan worden, wordt bereikt dat regelmatig “nieuw bloed” in de commissie vloeit.
Regelmatig nieuwe leden zorgt voor een regelmatig gedeeltelijke nieuwe club met nieuwe inzichten, nieuwe kennis enzovoorts.
Lid 4 is opgenomen om te verankeren dat de kwaliteit en werking van de commissie regelmatig gewaarborgd kan worden.
Wanneer een lid en of een voorzitter niet (meer) voldoende goed functioneert, is het lastig om een lid en of voorzitter niet meer te (her)benoemen en of te ontslaan. Dit blijkt ook uit de jurisprudentie.
(ABRvS 22 juli 2009 JB 2009/213).
Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift
Dit artikel spreekt voor zich. Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending ook uitreiking van een ontvangstbevestiging in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld om te worden gehoord, mits deze mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.
Het verdient aanbeveling om de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden te bewaren. Hiermee kunnen geschillen over de ontvankelijkheid van het bezwaarschift worden voorkomen (zie artikel 6:9 Awb).
Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Het faxen moet vóór 24.00 uur zijn aangevangen. Een bezwaar indienen per e-mail of middels een digitaal webformulier wordt in de toekomst mogelijk, als de electronische weg door de gemeente is opengesteld. Het formulier moet dan wel voorzien zijn van een Digi-d handtekening.
Met de mededeling in het tweede lid “Het verwerende orgaan zorgt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het bezwaarschrift dat zijn schriftelijke commentaar in handen van de commissie wordt gesteld”, wordt verankerd dat het bestuursorgaan een verweerschrift dient in te dienen.
Als dit niet gebeurt staat er echter geen “sanctie” op , dus gelet daarop kan afgevraagd worden of opneming van een dergelijk lid niet een schijnplicht inhoudt. Toch is ervoor gekozen een dergelijk lid op te nemen. Er ligt dan toch meer een verplichtend karakter op het aanleveren van een verweerschrift.
Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden
Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid (geen terinzagelegging stukken wanneer geheimhouding om gewichtige redenen is geboden), en 7:5, tweede lid (bepalen of het horen in het openbaar plaatsvindt). Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.
Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarmaker in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.
In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.
Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.
Onder meer in het kader van de aandacht voor kwaliteit van het openbaar bestuur en de behoefte aan de terugdringing van de juridisering wordt gezocht naar de mogelijkheden om bezwaar- en beroepsprocedures te vermijden en andere instrumenten in te zetten voor het oplossen van conflicten. Mediation is één van de methoden. De betrokken partijen (bestuurorgaan, bezwaarde en eventueel derden belanghebbenden) kunnen afspreken om via mediation, onder leiding van een externe bemiddelaar, tot een oplossing te komen. Om te ondervangen dat de bezwaartermijn verstrijkt kan een zogenaamd pro forma bezwaar worden ingediend. Dit geeft de mogelijkheid het bezwaarschrift later te motiveren.
De keuze om al dan niet tot mediation over te gaan is aan het bestuursorgaan, dat ook de grenzen van de onderhandelingsruimte dient vast te stellen. Het bestuursorgaan beslist uiteindelijk over het resultaat van de mediation.
Binnen onze gemeenten wordt overigens vaak door de vakafdeling al een poging gedaan om te kijken of middels pre-mediation de zaak alsnog kan worden opgelost en het bezwaar kan worden ingetrokken. In de praktijk blijkt dit voor al bij sociale zaken nogal eens tot succes te leiden. In de praktijk is vaak door de vakafdeling al een poging gedaan om middels pre-mediation de zaak op te lossen. De mogelijkheid als genoemd in het derde lid is opgenomen in het kader van de vergroting van de juridische control en kwaliteitszorg en biedt de mogelijkheid om pre-madiation te (laten) onderzoeken, ook als een vakafdeling dit niet (direct) doet. Het is geformuleerd als een mogelijkheid en het is dus niet verplicht.
Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 10 van deze verordening.
Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien.
De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.
In het tweede lid van artikel 9 van de verordening is in de nieuwe verordening toegevoegd “en artikel 7.8”.
Artikel 7.8 Awb bepaalt dat op verzoek van belanghebbenden door hem meegebrachte deskundigen en getuigen kunnen worden gehoord.
Dat dit een bevoegdheid is van de voorzitter lijkt redelijk. De voorzitter kent immers de zaak en kan goed inschatten of het horen van desbetreffende getuige en of deskundige van belang is voor de zaak. De wet sluit het toekennen van die bevoegdheid aan de commissie en of aan de voorzitter van de commissie ook niet uit.
In de praktijk is het horen door de commissie van getuigen en of deskundigen die door belanghebbenden zijn mee genomen regelmatig voorgekomen. In de praktijk is het ook al vaak de voorzitter die beoordeelt of dit nodig is en of dit toegekend wordt.
Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Artikel 10 Uitnodiging zitting
Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.
Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb.
In de praktijk komt het nogal eens voor dat mensen verzoeken om het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen of om telefonisch te worden gehoord om verschillende redenen bijvoorbeeld vakantie van een juridisch vertegenwoordiger of advocaat, vakantie of afwezigheid van een of meer reclamanten of lange reisafstand naar de plaats van de hoorzitting
Eventueel uitstel van de hoorzitting en eventueel telefonisch horen op verzoek van belanghebbenden of het verwerend orgaan wordt alleen in heel bijzondere gevallen toegekend. De voorzitter beslist over een dergelijk verzoek. Uitstel en de keuze tot telefonisch horen kunnen niet willekeurig worden toegekend. Er dient echt sprake te zijn van een bijzondere omstandigheid.
De termijn waarbinnen om uitstel of telefonisch horen kan worden gevraagd (3 dagen) is lang genoeg.
Uit jurisprudentie blijkt ook dat uitstel overigens niet altijd hoeft te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.
Ten aanzien van een gemotiveerd verzoek tot telefonisch horen blijkt uit jurisprudentie dat telefonisch horen alleen kan als de bezwaarde (verweerder) er mee instemt. Telefonisch horen voldoet namelijk niet aan de minimumeisen die in de Awb aan het horen worden gesteld. In geval van een bezwaaradviescommissie dient een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld om bij het horen een toelichting te kunnen geven. Nu er verschillende partijen en personen bij het horen dienen te worden betrokken, is het ingevolge de jurisprudentie gerechtvaardigd dat geen gelegenheid wordt geboden voor telefonisch horen met het oog op het belang van een overzichtelijk en zorgvuldig verloop van het horen.
Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden (zie ook: Rb. Den Haag, 19 februari 1996, Awb katern 1996, 43).
In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Awb van toepassing (Rb. Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).
Artikel 7.8 Awb bepaalt overigens dat op verzoek van de belanghebbende door hem meegebrachte getuigen en deskundigen kunnen worden gehoord.
Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is overigens een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).
Dit artikel spreekt voor zich. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarschriftenprocedure door de voorzitter en één lid van de commissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/7119, 3).
In de praktijk komt het af en toe voor dat een lid op het laatste moment verhinderd is op een hoorzitting. Het horen is ingevolge de jurisprudentie toegestaan met twee leden, In de praktijk is het nog nooit voorgekomen dat de voorzitter op het laatste moment verstek moet laten gaan. Voor het geval dit eens voorkomt, lijkt het raadzaam om, net als een aantal andere gemeenten in hun verordening hebben gedaan, een extra bepaling op te nemen: Bij afwezigheid van de voorzitter, wijzen de aanwezige leden uit hun midden een van hen aan om als voorzitter te fungeren.
Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.
Ook al zijn de voorzitter(s) en leden formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is ( Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).
Artikel 13 Openbaarheid zitting
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.
Vastgelegd is dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.
Om praktische redenen en om te voorkomen dat er problemen kunnen ontstaan indien de commissie vergeet te besluiten tot een niet-openbare zitting, is in lid 2 een aantal zaken reeds uitgezonderd van de openbaarheid
Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging
Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.
Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.
Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting.
Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).
Artikel 16 Raadkamer en advies
Zie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.
Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder artikel 11); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).
Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.
Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).
Hoewel een situatie dat de leden en de voorzitter het totaal niet eens zijn met elkaar en niet tot een advies kunnen komen wegens verschil van mening, (bijna) nooit voorkomt, is een dergelijke situatie wel mogelijk. Het is gelet op deze (niet wenselijke) situatie toch van belang dat een advies wordt uitgebracht. Het derde lid biedt dan uitkomst.
Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging
Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.
De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen
Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.
De verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee dat door de commissie schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.
Artikel 18 Intrekking oude regeling
Dit artikel spreekt voor zich.
In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften. Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad) en of via het electronisch gemeenteblad.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften Lingewaard 2015.