Organisatie | Hoogeveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2016 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Belastingen en tarieven |
1) Overgangsrecht, artikel 14 lid 1
2) De Verordening rioolheffing 2015 van 4 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 228a van de Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-01-2016 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 03-12-2015 Gemeenteblad Hoogeveen | BBV01989 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het tweede jaar voorafgaande aan het begin van het belastingjaar verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd, als bedoeld in artikel 5, tweede lid. De gebruikersheffing bedraagt:
a. voor zover dit geheven wordt van uitsluitend tot woonhuis dienende eigendommen: € 103,40 per jaar.
b. voor zover dit geheven wordt van niet uitsluitend tot woonhuis dienende eigendommen, wordt voor het woonhuis vastgesteld op 200 m3 : € 103,40 per jaar en voor het niet tot woonhuis dienende eigendom wordt de heffing berekend over het meerdere van het afgevoerd water als bedoeld in artikel 5 derde lid en met in achtneming van artikel 6 , derde lid.
c. voor zover dit geheven wordt van niet tot woonhuis dienende eigendommen, bedraagt per jaar, wanneer de waterlozing op de gemeentelijke riolering:
1. niet meer bedraagt dan 10.000 m3: € 51,70 voor iedere 100 m3 afgevoerd water of gedeelte daarvan, met dien verstande dat nimmer minder dan €103,40 verschuldigd is;
2. meer bedraagt dan 10.000 m3 doch niet meer dan 100.000 m3: € 5.170,- vermeerderd met € 36,20 voor iedere 100 m3 afgevoerd water of gedeelte daarvan boven 10.000 m3;
3. meer bedraagt dan 100.000 m3: € 37.750,- vermeerderd met € 23,25 voor iedere 100 m3 afgevoerd water of gedeelte daarvan boven 100.000 m3.
In afwijking in zoverre van artikel 3 eerste lid, onderdeel a, wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde rioolheffing, de oppervlakte van:
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruik als bedoeld in artikel 2, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, op het moment van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 11 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer dan € 5.000,- bedraagt en, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag moet worden betaald in acht termijnen, waarvan zeven gelijke termijnen en een achtste termijn waarin de compensatiebetaling plaats zal hebben.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Artikel 13 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffïng.