Hoofdstuk 2 Samenstelling, inrichting en werkwijze bestuursorganen van het openbaar lichaam
Artikel 6 Bestuursorganen
De bestuursorganen van het openbaar lichaam zijn:
Paragraaf 1 Het algemeen bestuur
Artikel 7 Samenstelling
- 1.
Het algemeen bestuur bestaat uit één lid per deelnemende gemeente.
- 2.
De raden van de deelnemende gemeenten wijzen daartoe ieder één lid uit hun midden, de voorzitter inbegrepen of uit de wethouders aan.
- 3.
Tegelijk met de aanwijzing in het vorige lid, zorgen de raden voor de aanwijzing van plaatsvervangende leden.
Artikel 8 Zittingsduur
- 1.
De aanwijzing van de leden vindt plaats op de dag, waarop de eerste vergadering van de raden in nieuwe samenstelling na gehouden verkiezingen plaatsvindt.
- 2.
De aanwijzing van de leden is, gelijk aan de zittingsperiode van de raden.
- 3.
Alle leden treden af met ingang van de dag als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
- 4.
Het lid dat ophoudt lid te zijn van het gemeentelijk bestuursorgaan, waarin hij zitting heeft, houdt tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur.
- 5.
Een lid kan te allen tijde ontslag nemen als lid van het algemeen bestuur. Hij geeft van dit voornemen terstond kennis aan het algemeen bestuur en aan de raad van zijn gemeente.
- 6.
De betreffende raad voorziet binnen tien weken na de datum van kennisgeving in het vorige lid in de tussentijdse vacature. De raad stelt het algemeen bestuur schriftelijk in kennis van de voorziening in de vacature.
- 7.
In geval van het bestaan van een of meer vacatures blijft het algemeen bestuur bevoegd besluiten te nemen.
Artikel 9 Werkwijze
- 1.
Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en verder zo dikwijls als:
- a.
de voorzitter of het dagelijks bestuur een vergadering nodig oordelen;
- b.
tenminste een derde van de leden van het algemeen bestuur dit schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoeken.
- 2.
Op de vergaderingen van het algemeen bestuur is het bepaalde in artikel 22, leden een en drie tot en met vijf van de Wet gemeenschappelijke regelingen van overeenkomstige toepassing.
- 3.
Voor de stemverhouding wordt uitgegaan van gewogen en gekwalificeerde meerderheid. Dit houdt in dat om een besluit te kunnen nemen een meerderheid van het aantal gemeenten die een meerderheid van het aantal inwoners in West-Friesland, vertegenwoordigen, benodigd is.
- 4.
Voor de vaststelling van het aantal inwoners per deelnemer, zoals bedoeld in het voorgaande lid, wordt uitgegaan van de per 1 januari van ieder jaar door het CBS openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
Artikel 10 Bevoegdheden
Alle taken en bevoegdheden die in deze regeling niet zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur of de voorzitter, behoren aan het algemeen bestuur.
Paragraaf 2 Het dagelijks bestuur
Artikel 11 Samenstelling
- 1.
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden.
- 2.
Elk lid van het dagelijks bestuur is als portefeuillehouder belast met een aantal aandachtspunten.
- 3.
Het algemeen bestuur kan besluiten maximaal twee leden aan het dagelijks bestuur toe te voegen van buiten de kring van het algemeen bestuur. Bij het bepalen van het profiel van deze leden zal met name uitgegaan worden van de belangen zoals bedoeld in artikel 3, lid 2 van de regeling.
Artikel 12 Zittingsduur
Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt, indien een lid als zodanig ontslag neemt of ontslagen wordt door het algemeen bestuur en zodra hij ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.
Artikel 13 Werkwijze
Het dagelijks bestuur regelt in een reglement van orde de verdeling van de portefeuilles, de verantwoordelijkheden van de portefeuillehouders, de wijze waarop, indien nodig, wordt vergaderd, de oproeping voor de vergadering en al het nodige om goed te kunnen functioneren.
Artikel 14 Bevoegdheden
Tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren in ieder geval:
- a.
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur is belast;
- b.
Beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
- c.
Tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar bestuur te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31 a van de Wet gemeenschappelijke regelingen
- d.
Te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist
- e.
het nemen van besluiten op grond van de overgedragen bestuursbevoegdheden van de colleges van de deelnemende gemeenten, zoals bepaald in artikel 4 van de regeling
- f.
het bevorderen van de belangen van het openbaar lichaam, zoals bepaald in artikel 3 van de regeling.
Paragraaf 3 De voorzitter en commissies
Artikel 15 Wijze van benoeming, taken en bevoegdheden
- 1.
De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door en uit het algemeen bestuur benoemd.
- 2.
De voorzitter is voorzitter van het algemeen en het dagelijks bestuur en als zodanig belast met de leiding van de vergaderingen.
- 3.
de voorzitter bevordert extern de belangen van het openbaar lichaam.
- 4.
De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan. Hij kan deze tekeningsbevoegdheid bij besluit aan een ander opdragen.
- 5.
De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze bevoegdheid bij besluit aan een ander opdragen.
- 6.
Het algemeen en dagelijks bestuur worden door de voorzitter over eventuele mandaat- en volmachtbesluiten, zoals vermeld in de twee voorgaande leden, geïnformeerd.
Artikel 16 Commissies
- 1.
Het algemeen bestuur kan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen commissies instellen.
- 2.
Het algemeen bestuur stelt in ieder geval een commissie in bestaande uit de gemeentesecretarissen van de deelnemers.
- 3.
Het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen tijdelijke commissies instellen.
Paragraaf 4 Inlichtingen en verantwoording
Artikel 17 Aan de deelnemers
- 1.
Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, schriftelijk aan de raden van de deelnemende gemeenten de door hen of door een of meer van hun leden gevraagde inlichtingen.
- 2.
Het algemeen en dagelijks bestuur geven ongevraagd aan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten alle informatie die voor een juiste beoordeling van het gevoerde beleid nodig is. Zij verstrekken hiertoe in ieder geval tweemaal per jaar informatie over de voortgang van de uitvoering van de taakstelling zoals opgenomen in het operationele plan en de daarmee gepaard gaande kosten.
- 3.
Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad van de gemeente die hem aangewezen heeft alle inlichtingen die door die raad, een of meer leden daarvan of het college worden gevraagd.
- 4.
Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad van de gemeente die hem aangewezen heeft en aan een of meer leden daarvan verantwoording schuldig over het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
- 5.
Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad van de gemeente die hem aangewezen heeft als zodanig worden ontslagen, indien hij niet meer het vertrouwen van de raad bezit.
Artikel 18 Aan het algemeen bestuur
- 1.
De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
- 2.
De leden van het dagelijks bestuur geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur of aan een of meer leden daarvan alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur noodzakelijk is.
- 3.
Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. Artikel 49 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
- 4.
Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.
Hoofdstuk 5 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Paragraaf 1 Toetreding en uittreding
Artikel 26 Toetreding
- 1.
Toetreding door andere gemeenten kan door een besluit van het algemeen bestuur plaatsvinden, indien tenminste twee derde van de deelnemers daarmee instemmen.
- 2.
Aan de toetreding kunnen door het algemeen bestuur nadere voorwaarden, waaronder financiële worden gesteld. De uitgangspunten voor deze voorwaarden worden door het algemeen bestuur vastgesteld in een nader besluit.
- 3.
Toetreding gaat in op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.
- 4.
De raad van de toetreder wijst terstond na de inwerkingtreding het lid en plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.
Artikel 27 Uittreding
- 1.
Deelnemers kunnen uittreden door toezending van de besluiten van de betreffende bestuursorganen aan het algemeen bestuur.
- 2.
Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde besluiten geeft het dagelijks bestuur, na overleg met de uittredende deelnemer, opdracht aan een deskundige om de desintegratiekosten als gevolg van de uitreding te bepalen.
- 3.
Op basis van de bepaalde desintegratiekosten besluit het algemeen bestuur tot de financiële en eventueel overige voorwaarden voor de uittreding.
- 4.
De uittreding vindt pas plaats met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het in het vorige lid vermelde besluit van het algemeen bestuur.
- 5.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en vierde lid zal er gedurende een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling geen uittreding kunnen plaatsvinden.
Paragraaf 2 Wijziging, opheffing en liquidatie
Artikel 28 Wijziging
- 1.
Zowel het dagelijks bestuur als de leden van het algemeen bestuur kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen. Onder een wijziging wordt mede verstaan een aanvulling met of een schrapping van woorden of bepalingen in de regeling.
- 2.
Wijziging van de regeling vindt plaats door het algemeen bestuur op basis van eensluidende besluiten van twee derde van de deelnemers. Indien de wijziging betrekking heeft op het bepaalde in artikel 3 en/of artikel 4 van de regeling is de instemming van alle deelnemers vereist.
- 3.
De vastgestelde wijziging wordt door het college van de centrumgemeente aan gedeputeerde staten gestuurd.
Artikel 29 Opheffing en liquidatie
- 1.
De regeling wordt opgeheven na een daartoe strekkend besluit van het algemeen bestuur op basis van daartoe strekkende besluiten van twee derde van de deelnemers.
- 2.
Een opheffingsbesluit kan niet worden genomen gedurende en periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling.
- 3.
In geval van opheffing zal het algemeen bestuur het dagelijks bestuur als vereveningscommissie aanwijzen.
- 4.
De vereveningscommissie stelt een liquidatieplan op. In dit plan kan van het bepaalde in de regeling worden afgeweken.
- 5.
Het liquidatieplan voorziet in de financiële en eventuele personele gevolgen van de opheffing. Het algemeen bestuur stelt het liquidatieplan vast gehoord de deelnemers.
- 6.
De centrumgemeente zorgt voor de afwikkeling van het vastgestelde liquidatieplan.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 30 Overgangsregeling financiering
- 1.
Bij de inwerkingtreding van deze regeling zal het openbaar lichaam gedurende een jaar door de deelnemers nog gefinancierd worden op de bestaande wijze: een vast bedrag per inwoner en een bijdrage per strekkende meter ingebracht archief.
- 2.
Na dit overgangsjaar zal de financiering volledig gebeuren op basis van een bijdrage per inwoner, zoals bepaald in artikel 23, lid 4 van de regeling.
Artikel 31 Geschillenregeling
- 1.
Geschillen omtrent de uitleg of toepassing van bepalingen in deze regeling tussen bestuursorganen van deelnemende gemeenten of tussen bestuursorganen van het openbaar lichaam en die van een of meer deelnemers worden voorgelegd aan een geschillencommissie.
- 2.
De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden. Ieder der partijen benoemt één lid. Het derde lid, die tevens als voorzitter zal optreden, wordt na overleg met de partijen, benoemd door de twee door partijen aan te wijzen leden.
- 3.
De commissie bepaalt zelf haar werkwijze en stelt partijen hiervan op de hoogte.
- 4.
Partijen zijn verplicht de commissie op zijn verzoek alle informatie tijdig te verschaffen.
- 5.
De commissie brengt een zwaarwegend advies uit aan partijen.
- 6.
Indien een der partijen of beide zich niet kunnen vinden in dit advies, zal het geschil aan gedeputeerde staten worden voorgelegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 32 Archief
- 1.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling ingevolge artikel 40 van de Wet.
- 2.
De secretaris is belast met de feitelijke bewaring en het beheer van deze archiefbescheiden.
Artikel 33 Toezending
Het college van burgemeester en wethouders van Hoorn draagt zorg voor toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten.
Artikel 34 Duur en inwerkingtreding
- 1.
Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
- 2.
De regeling treedt in werking op 1 januari 2016.
Artikel 35 Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland.
aldus besloten in de raad van de gemeente d.d. 24 november 2015,
de griffier, de voorzitter,