Organisatie | Bergen op Zoom |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening kwaliteitsregels peuteropvang Bergen op Zoom |
Citeertitel | Verordening kwaliteitsregels peuteropvang gemeente Bergen op Zoom |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | Onderwijs en Opvoeding |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | Nieuwe regeling | 26-11-2015 Gemeenteblad 2015, nr. 119456 | RVB15-0072 |
De raad van de gemeente Bergen op Zoom, gezien het voorstel van het college van 13 oktober 2015, nr. RVB15-00072;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 en besluit tot aanpassing in verband met gelijkschakeling van kwaliteitseisen kinderopvang en peuterspeelzalen;eit van peuteropvang;
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 4. Verbod op het in exploitatie nemen van een peuteropvanglocatie
Het is verboden een peuteropvanglocatie in exploitatie te nemen indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 18, eerste lid, blijkt dat niet aan de eisen van de verordening wordt voldaan.
HOOFDSTUK 3. DE KWALITEITSEISEN
Artikel 7. Algemene kwaliteitseisen
De houder organiseert de peuteropvang op zodanige wijze, voorziet de locatie zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanigeverantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of moet leiden tot verantwoorde peuteropvang.
Artikel 8. Pedagogisch beleidsplan
Het pedagogische beleidspan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van:
de wijze waarop emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt, en de wijze waarop doorverwijzing en signalering plaatsvindt;
Artikel 9. Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheid
De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in elk door hem geëxploiteerde peuteropvanglocatie zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder legt, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet-en regelgeving, in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt.
Een risico-inventarisatie ten aanzien van de veiligheid van de op te vangen kinderen bevat tevens een lijst van ongevallen waarop de aard en plaats van het ongeval, de leeftijd van het kind, de datum waarop het ongeval zich heeft voorgedaan wordt geregistreerd, alsmede een overzicht van de maatregelen die de houder naar aanleiding van elk ongeval heeft getroffen ter voorkoming van verdere ongevallen.
Artikel 12. Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep
Er zijn er in elke groep ten minste twee beroepskrachten aanwezig.
Artikel 13. Overeenkomst tussen houder en ouder
Opvang in de peuteropvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en een ouder.
Artikel 14. Informatieplicht aan de ouders
De houder van een peuteropvanglocatie informeert de ouder voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst in ieder geval over:
Artikel 15. Verklaring omtrent het gedrag
Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring rondom het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn.
HOOFDSTUK 4. HET GEMEENTELIJK TOEZICHT
Artikel 19. Aanwijzing en bevel
Indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuteropvanglocatie zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, die door het college kan worden verlengd.
HOOFDSTUK 5. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing ervan voor één of meerdere belanghebbenden gevolgen zou hebben, die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de bepaling(en) te dienen doelen, dan wel leiden tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.
Het college neemt in het register de peuteropvanglocaties op die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening over een vergunning op grond van de Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk beschikken en staan ingeschreven in het LRKP (Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen).