Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Emmen

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEmmen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen
CiteertitelBeleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit beleidsstuk bevat beleidsregels met betrekking tot het intrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Awb, art. 4:81
  2. Wabo, art. 2.33, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2014Nieuwe beleidsregel

10-02-2015

Geen.

15.0065

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen

 

 

Juridisch kader (wettelijke grondslagen en bevoegdheden waarop de beleidsregels zijn gebaseerd) en doelstelling

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 2.33 lid 2 aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna ook te noemen: Wabo) een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geheel of gedeeltelijk intrekken als gedurende 26 weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

 

De gemeente Emmen is van mening dat het van belang is om het bestand met verleende, nog uit te voeren vergunningen, actueel te houden. Uitvoering van dit beleid moet voorkomen dat er ‘slapende’ omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen ontstaan c.q. blijven voortbestaan. Om op een actieve en structurele wijze invulling te geven aan de mogelijkheid om omgevingsvergunningen in te trekken, zijn ten aanzien van dit onderwerp beleidsregels vastgesteld. Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna ook te noemen: Awb) biedt een bestuursorgaan namelijk de mogelijkheid om beleidsregels met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid vast te stellen. Dit beleid heeft als doel een kader te scheppen waarbinnen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen gebruik zal maken van de bevoegdheid tot intrekking van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen.

 

Op grond van het bovenstaande zijn derhalve de hierna volgende “Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen” vastgesteld.

 

Artikel 1 Intrekkingsregels bij uitblijven aanvang bouwwerkzaamheden

1.

Op grond van artikel 2.33 lid 2 aanhef en onder a van de Wabo is het college bevoegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken als niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning een begin is gemaakt met het bouwen.

2.

Indien zich urgente en/of zwaarwegende planologische belangen voordoen, wordt van de bevoegdheid tot intrekking van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen na 26 weken actief gebruik gemaakt.

3.

Onder ‘urgente en/of zwaarwegende planologische belangen’ wordt in dit verband een situatie verstaan als voor het gebied waarbinnen het vergunde project is gesitueerd een bestemmingsplan in voorbereiding is en/of het vergunde object toekomstige planologische ontwikkelingen frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van een geldend voorbereidingsbesluit op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening (hierna ook te noemen: Wro) dan wel een ontwerpbestemmingsplan dat op grond van de Wro ter inzage is gelegd en is gepubliceerd.

4.

Indien er geen sprake is van urgente en/of zwaarwegende belangen, dan wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt als er 2 jaren zijn verstreken na het onherroepelijk worden van de vergunning.

5.

Indien niet tijdig met de uitvoering van de het werk is begonnen, wordt aan de vergunninghouder een voornemen van het intrekken van de omgevingsvergunning bekend gemaakt volgens artikel 7 van deze beleidsregels.

6.

Indien een zienswijze is ingediend, wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen met het bouwen een begin moet zijn gemaakt.

7.

De termijn bedoeld in het zesde lid wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald. De verlenging bedraagt maximaal 1 jaar nadat is gereageerd op de zienswijze.

Artikel 2 Intrekkingsregels bij stilliggen bouwwerkzaamheden

1.

Op grond van artikel 2.33 lid 2 aanhef en onder a van de Wabo is het college bevoegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken als het bouwen langer dan 26 weken heeft stilgelegen.

2.

Indien de bouwwerkzaamheden langer dan 26 weken hebben stilgelegen, wordt van de bevoegdheid tot intrekking van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen gebruik gemaakt.

3.

Indien de bouwwerkzaamheden langer dan 26 weken hebben stilgelegen, wordt aan de vergunninghouder een voornemen van het intrekken van de omgevingsvergunning bekend gemaakt volgens artikel 7 van deze beleidsregels.

4.

Indien een zienswijze is ingediend, wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen weer gestart moet worden met het bouwen.

5.

De termijn bedoeld in het vierde lid wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald. De verlenging bedraagt maximaal 1 jaar nadat is gereageerd op de zienswijze.

Artikel 3 Gunnen ruimere termijn voor start of herstart bouwwerkenzaamheden

In de volgende situaties is sprake van een concreet geval waarvoor een ruimere termijn kan worden gegund zoals bedoeld in artikel 1 lid 6 en artikel 2 lid 4 van deze beleidsregels:

a.

De vergunninghouder kan met concrete documenten (contract met een aannemer, geaccepteerde offerte van een bouwondernemer, facturen van bestelde bouwmaterialen en/of hiermee gelijk te stellen documenten) zijn intentie tot het (her)starten met het bouwen aantonen.

b.

De vergunninghouder kan persoonlijke omstandigheden opvoeren. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een sterfgeval of ziekte in de familie, die aantoonbaar tot uitstel van het bouwen hebben geleid. Een ruimere termijn wordt alleen gegund als de persoonlijke omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de start van de intrekkingsprocedure heeft voorgedaan of deze op dat moment nog voortduurt.

Artikel 4 Intrekken na toekenning ruimere termijn

Indien binnen de in artikel 1 lid 6 en artikel 2 lid 4 van deze beleidsregels gestelde ruimere termijn geen begin dan wel vervolg is gemaakt met het bouwen, wordt de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zonder voorafgaande aankondiging ingetrokken.

Artikel 5 Overige intrekkingsgronden

Deze beleidsregels laten besluitvorming ten aanzien van de overige in artikel 2.33 van de Wabo opgenomen intrekkingsgronden onverlet.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Er wordt conform deze beleidsregels gehandeld, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die door bijzondere omstandigheden onevenredig zijn, in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 7 Procedure tot intrekking van de omgevingsvergunning

De intrekkingsprocedure van de omgevingsvergunning is als volgt.

1.

Indien de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure:

 

a.

Krijgt de vergunninghouder voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken de gelegenheid om hierover binnen een termijn van 4 weken een zienswijze naar voren te brengen.

 

b.

Neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van de zienswijze een besluit over het intrekken van de omgevingsvergunning volgens deze beleidsregels.

 

c.

Wordt het besluit om de omgevingsvergunning in te trekken bekendgemaakt aan de vergunninghouder en wordt het besluit gepubliceerd in ‘InEMMEN’.

2.

Indien de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure:

 

a.

Wordt voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken het ontwerp van het te nemen besluit 6 weken ter inzage gelegd. Hiervoor wordt een kennisgeving van het ontwerpbesluit gepubliceerd in ‘InEMMEN’.

 

b.

Kunnen belanghebbenden zowel schriftelijk als mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.

 

c.

Neemt het college, indien er geen zienswijzen naar voren zijn gebracht, binnen 4 weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken het besluit.

 

d.

Neemt het college, indien er wel zienswijzen naar voren zijn gebracht, het besluit uiterlijk 12 weken na de terinzagelegging.

 

e.

Wordt het besluit om de omgevingsvergunning in te trekken bekendgemaakt aan de vergunninghouder en eventueel derdebelanghebbenden en wordt het besluit gepubliceerd in ‘InEMMEN’.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen”.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 6 maart 2015.

 

 

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen op 27 januari 2015.

 

Burgemeester en wethouders van Emmen,

 

de secretaris,

de burgemeester

 

 

Toelichting

Jaarlijks worden er omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen verleend, aan zowel particulieren als aan bedrijven. Tot 1 oktober 2010 werden bouwvergunningen verleend op grond van de Woningwet. Sinds 1 oktober 2010 geldt echter de Wabo. In de Wabo wordt gesproken over een ‘omgevingsvergunning die geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk’. In dit beleidsstuk wordt gesproken over een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Desalniettemin vallen niet alleen omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen onder deze beleidsregels, maar ook bouwvergunningen zoals die voorheen onder de Woningwet werden verleend.

 

In beginsel heeft een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een onbeperkte geldigheidsduur. Burgemeester en wethouders hebben echter de bevoegdheid in bepaalde gevallen de vergunning in te trekken. Wanneer er geen handelingen zijn (of worden) verricht met gebruikmaking van de vergunning, dan is het om de hierna te noemen redenen raadzaam de vergunning in te trekken. Het kan daarbij gaan om een situatie dat er geen aanvang is gemaakt met de bouwwerkzaamheden dan wel dat de bouwwerkzaamheden stilliggen.

 

De meeste vergunningen worden binnen afzienbare tijd na verlening gerealiseerd. Het komt echter ook voor dat er geen, of pas na een aantal jaar, gebruik wordt gemaakt van een vergunning. Hierdoor ontstaat het risico op ‘slapende’ vergunningen. Om verschillende redenen is het ongewenst om (nog) niet gerealiseerde vergunningen tot in lengte van jaren voort te laten bestaan. Hierbij kan ondermeer aan de volgende redenen worden gedacht. Er moet worden voorkomen dat (nieuwe) planologische en stedenbouwkundige inzichten worden doorkruist door bouwplannen die in het verleden zijn vergund, maar nog niet zijn uitgevoerd. Aan de nieuwste technische eisen wordt met het bouwen van een bouwwerk op basis van een oude vergunning vaak niet meer voldaan. Vanuit administratief oogpunt is het gewenst dat het gemeentelijk bouwarchief zoveel mogelijk overeenstemt met de feitelijke situatie buiten. Een verschil van de feitelijke en planologische situatie kan voor problemen zorgen bij taxaties in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna ook te noemen WOZ). De Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen (hierna ook te noemen: BAG) moeten actueel worden gehouden en worden beheerd, waardoor eenduidige informatie kan worden verstrekt. Met name de ontwikkeling van de bouwtechnische eisen vanuit het bouwbesluit, hebben er toe geleid om een termijn van twee jaar op te nemen om tot intrekking van de vergunning voor de activiteit bouwen over te gaan. De gemeente Emmen heeft namelijk ondermeer beleid vastgesteld in de ‘Energienota’, waarin uitgangspunten ten aanzien van de energiezuinigheid van woningen zijn opgenomen. Handhaving van de meest recente EPN is daabij van belang. Om die reden is het ook van belang om vergunningen voor de activitit bouwen na niet al te lange tijd te kunnen intrekken als deze niet (meer) worden gebruikt en is de termijn op twee jaar geteld.

 

Criteria bij besluitvorming

Het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is een discretionaire bevoegdheid. Dit houdt in dat als de situatie zoals hiervoor omschreven zich voordoet, het college van burgemeester en wethouders de vergunning kan intrekken, maar daartoe niet verplicht is. Bij de beslissing om een dergelijke vergunning al dan niet in te trekken, heeft het college beleidsvrijheid en moet de rechter terughoudend toetsen. Dit laatste houdt in dat de rechter zich moet beperken tot het antwoord op de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

 

In artikel 3:4 Awb is bepaald dat een bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afweegt, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. Naast de door het college gestelde belangen behoren daartoe ook de (financiële) belangen van de vergunninghouder. In dit verband moet ook de vraag worden beantwoord of het niet tijdig gebruik maken van de vergunning aan de vergunninghouder is toe te rekenen. Ook feitelijke en privaatrechtelijke belangen, die een mogelijke belemmering kunnen vormen voor het feitelijk gebruik maken van de omgevingsvergunning, kunnen relevante belangen zijn bij de hantering van de bevoegdheid tot intrekking van de vergunning. Voor het oordeel dat van een privaatrechtelijke belemmering als hier bedoeld sprake is, bestaat slechts aanleiding als deze belemmering evident is. Verder mogen de voor een of meer belanghebbende(n) nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

 

Zoals bij het juridisch kader van dit beleidsstuk reeds is vermeld, wordt in artikel 4:81 Awb bepaald dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Door beleid vast te stellen wordt duidelijk in welke gevallen het college van de bevoegdheid tot intrekking gebruik wenst te maken. Aangezien de vergunninghouder de gelegenheid krijgt zijn mening kenbaar te maken over de voorgenomen intrekking, voordat tot intrekking kan worden overgegaan, zijn alle belangen bekend en kan er een weloverwogen beslissing worden genomen.