VERORDENING HONDENBELASTING 2016
De raad van de gemeente Korendijk;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
gezien het raadsvoorstel van 12 november 2015
b e s l u i t
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting
2016
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven terzake
van het houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- 2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een
hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
- 3.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt
als het houden van een hond door een door de in artikel 232, vierde lid,
onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen
lid van dat huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie
gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring
houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door
de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is
aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit
houders van dieren.
- 2.
De belasting wordt niet geheven voor honden:
- a.
die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in
hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden
gehouden;
- b.
die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in
hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden
gehouden;
- c.
die verblijven in een hondenasiel;
- d.
die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden
gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste
lid, van het Besluit houders van dieren;
- e.
die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de
moederhond worden gehouden;
- f.
die gehouden worden door ambtenaren van de politie, ter
verrichting van opsporingsdiensten, mits de houder in het bezit
is van een geldend diploma der Koninklijke
Politiehondenvereniging.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
- a
voor een eerste hond € 81,24 ;
- b.
voor een tweede hond € 188,40;
- c.
voor iedere hond boven het aantal van twee € 250,80;
- 2.
In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting
voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de
Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, per kennel € 627,00.
- 3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien de belastingplichtige
schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het
werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op
voet van het tweede lid bepaalde bedrag.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de
belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat
jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan
wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde
van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal
honden, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de
ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.
- 4.
Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.
- 5.
Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en het vierde lid,
wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde
bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 9 Termijnen van betalen
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet
de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van
het aanslagbiljet.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de
op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder is dan € 2.500,--, en
zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische
betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten
worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één
maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende
termijnen telkens een maand later.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeerartikel
- 1.
De ‘Verordening hondenbelasting 2015’ van 16 december 2014 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening hondenbelasting
2016'.