Organisatie | Bloemendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet Inburgering Bloemendaal 2010 |
Citeertitel | Verordening Wet Inburgering Bloemendaal 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet Inburgering, artikel 19, vijfde lid
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 25-03-2010 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 25-03-2010 Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 1 april 2010 | 2010007239 |
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening
Het college kan een inburgeringsvoorziening aanbieden aan:
a. de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar zonder eigen inkomsten uit arbeid of uitkering die een opvoedingstaak hebben;
b. de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar die aanspraak maakt op een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand of ander sociale wetgeving;
c. de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar zonder werk en zonder inkomen;
d. de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar die zich zelf meldt en gemotiveerd is.
Indien de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar, die een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet is verschuldigd, is geslaagd voor het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, wordt hem eenmalig een bonus ter hoogte van het bedrag van de eigen bijdrage uitgekeerd.
Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete
Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 250 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.
Het college kan indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt ten gunste van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar afwijken van de bepalingen in deze verordening,
De Wet Inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en komt in de plaats van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.
Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).
Met wetsvoorstel nr. 31 318 is de WI aangevuld met de mogelijkheid om ten behoeve van de inburgeraar die een mbo-opleiding volgt een taalkennisvoorziening aan te bieden Omdat de taalkennisvoorziening juridisch-technisch gesproken iets anders is dan een regulier aanbod behoeft deze in de verordening aparte vermelding.
Met het wetsvoorstel nr. 31 791 wordt de WI aangevuld met de regels ten aanzien van de vrijwillige inburgering en de mogelijkheid van een persoonlijk inburgeringsbudget.
Gemeenten hebben in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld gekregen. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringvoorziening aan te bieden. Een inburgeringvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.
In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
groepen inburgeringsplichtigen en over rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI);
Regels over de informatieverstrekking aan inburgeraars
De artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars.
Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringvoorzieningen
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om aan alle groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende groepen:
Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI).
Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voorasielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.
De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringvoorzieningen aan deze groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:
-de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan
inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI);
bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).
Ten aanzien van vrijwillige inburgeraars is, overeenkomstig het bovenstaande, aan de raad in artikel 24a, vijfde lid, WI opgedragen om regels te stellen ten aanzien van de vrijwillige inburgeraar.
Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 WI bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet Inburgering, het Besluit Inburgering en de Regeling Inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad. Het tweede lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over het beleid en onder andere de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking.
De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 19 WI en artikel 24 a WI).
Daarnaast zijn er twee groepen inburgeringsplichtigen waaraan het college een inburgeringvoorziening moet aanbieden. Het college is verplicht een inburgeringvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI).
In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij voorrang een inburgeringvoorziening wordt aangeboden.
Het is van belang deze kaders niet te eng te definiëren. Het college zal binnen de in dit artikel gestelde kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen. Het alternatief is dat de verordening op dit onderdeel steeds moet worden gewijzigd. Een andere reden om de kaders niet te strak vast te stellen is dat de gemeenten op dit moment geen inzicht hebben op de vrijwillige inburgeraars. Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het aanbieden van inburgeringvoorzieningen. Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringvoorziening krijgen aangeboden.
Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die het aanwijst een inburgeringvoorziening kan aanbieden.
Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid, Gemeentewet) ligt het voor de hand dat wanneer het college keuzes moet gaan maken aan wie zij bij voorrang een aanbod doet, dit ter kennisname aan de raad aanbiedt.
Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening , met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI en artikel 24a W).
In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt of wil komen, een op de persoon toegesneden inburgeringvoorziening samen te stellen.
In het eerste lid wordt aangegeven welke doelstellingen door het college in acht moeten worden genomen bij de samenstelling van de inburgeringvoorziening. In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringvoorziening moet vaststellen.
Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:
De samenstelling van de inburgeringvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen of uitkeringsgerechtigde vrijwillige inburgeraars die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel dat een aanbod voor een inburgeringvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.
De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringvoorziening.
In de wet is geregeld, waaruit een inburgeringvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI, en artikel 24a WI).
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.
Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding.
Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.
Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening.
In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Dit is voor de volledigheid opgenomen in het tweede lid van dit artikel.
De inburgeraar moet deelnemen aan het inburgeringsexamen of Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Dit laatste examen geld met name als een goede mogelijkheid voor hoger opgeleide inburgeraars.
Het vierde lid regelt de mogelijkheid om een gemeentelijke inburgeringvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB). Op verzoek kan voor de inburgeraar de inburgeringvoorziening, de taalkennisvoorziening worden vastgesteld in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget. Indien de inburgeraar in aanmerking komt voor een PIB gelden de volgende voorwaarden:
Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI). Van het heffen van een eigen bijdrage kan niet worden afgezien.
In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot verstrekking van de inburgeringsvoorziening.
In dit artikel wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar die slaagt voor zijn inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlandse taal een stimuleringsbonus krijgt ter hoogte van de eigen bijdrage.
Indien buiten zijn schuld de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar niet slaagt en na gedane inspanning blijkt niet in staat te zijn tot het behalen van het inburgeringsexamen zal de inburgeringsplichtige worden ontheven van zijn inburgeringsplicht. Ook in dat geval bestaat er een aanspraak op een stimuleringsbonus voor zowel de inburgeringsplichtige als de vrijwillige inburgeraar.
Als door de preferentie van vorderingen de eigen bijdrage nog niet is voldaan aan de gemeente zal het openstaande bedrag worden verrekend met de uit te keren bonus.
Artikel 6 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld.
Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de verstrekking van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.
Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod
Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die - als het goed is - leidt tot een besluit tot het verstrekken van een inburgeringsvoorziening.
In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeraar op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeraar een aanbod heeft gedaan.
Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de verstrekking van de inburgerings-voorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).
De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeraar het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeraar van een verklaring die door de gemeente is opgesteld. Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeraar aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.
Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (drie en een half na aanvang van deze termijn). In het kader van de informatieplicht dient voor betrokkenen overigens duidelijk te zijn wat de gevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening. Zie hiervoor tevens artikel 8 lid 2.
Een weigering om een inburgeringsvoorziening te accepteren gebeurt in beginsel schriftelijk. De weigering kan echter ook blijken uit het feit dat het college ook na rappel niet binnen de gestelde termijn een exemplaar van de aanbiedingsbrief of een schriftelijke weigering van het aanbod retour heeft ontvangen (lid 4).
In dit artikel is teven opgenomen op welke wijze ten aanzien van vrijwillige inburgeraars een aanbod wordt gedaan.
Dit artikel biedt de basis om de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening aan te
Artikel 8 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het verstrekken van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
In de beschikking zullen de verstrekte inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.
De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen c.q. het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).
Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.
Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drie en een half jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen c.q. het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.
Ook als de inburgeringsplichtige het aanbod niet aanvaardt, ontvangt hij een besluit (lid 2). Hierin wordt hij gewezen op zijn verplichting om het inburgeringsexamen binnen de wettelijke termijn te behalen, de consequenties als hij hieraan niet voldoet en de faciliteiten die hem ter beschikking staan ter voorbereiding op zijn examen. Ook wordt hij gewezen op de financiële aspecten, zoals de verplichting het examengeld te betalen en de mogelijkheid een lening af te sluiten bij DUO.
Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. Ervan uitgaande dat de inburgeringsplichtigen waarschijnlijk voor een groot deel niet behoren tot de bevolkingsgroepen met een grote financiële draagkracht, zijn de in de WI genoemde maximum bedragen in lid 1 en lid 2 van dit artikel gehalveerd. In lid 3 is uitgegaan van het maximale boetebedrag, gelet op het grote belang dat wordt gehecht aan het tijdig behalen van het inburgeringsexamen. Tevens wordt hiermee aangesloten bij de hoogte van de boete die in voorkomende gevallen werd opgelegd in het kader van de Boeteverordening WIN.
De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.
In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand). Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringexamen niet heeft behaald, maakt het vierde lid van artikel 9 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Omdat er in dat geval sprake is van recidive is het standaard boetebedrag verdubbeld. Het wettelijke maximumbedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringexamen moet behalen.
Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college opnieuw een bestuurlijke boete kan opleggen
Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is. Het eerste en tweede lid kunnen alleen in de verordening worden opgenomen als in artikel 9, eerste en tweede lid, lagere maximum boete bedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.
Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden. Gemeenten kunnen een kortere of langere termijn vaststellen. In dit artikel wordt de termijn van 12 maanden gehanteerd.