Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bloemendaal

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bloemendaal 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBloemendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bloemendaal 2007
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bloemendaal 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200701-01-2013nieuwe regeling

28-09-2006

Bloemendaals Weekblad, 5 oktober 2006

2006014073

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bloemendaal 2007

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

65

2006014073

De raad der gemeente Bloemendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van september 2006;

b e s l u i t:

vast te stellen de: Verordening VOORZIENINGEN maatschappelijke ondersteuning BLOEMENDAAL 2007.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Compensatieplicht: de verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

    e. AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

  • f.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • g.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten

    • -

      het voeren van een huishouden,

    • -

      het normale gebruik van de woning,

    • -

      het zich in en om de woning verplaatsen,

    • -

      het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale,  bovenregionale en landelijke vervoersystemen,

  • -

    het ontmoeten van andere mensen.

  • -

    het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te  nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

  • h.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • i.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • j.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal van toepassing zijn;

  • k.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • l.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal te stellen regels van toepassing zijn;

  • m.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • n.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • o.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de Wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • p.

    Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • q.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam een gezamenlijke huishouding voert;

  • r.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is verstrekt en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • s.

    ICF: International Classification of Functions, Disabilities and Impairments;

  • t.

    Normaal gebruik woning: de elementaire woonfuncties t.w. die activiteiten die een ieder normaal gesproken in zijn woning onderneemt.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1.
    • Een voorziening kan worden verstrekt voorzover:

      • a.

        deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het normale gebruik van de woning, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen én

      • b.

        deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt én

      • c.

        deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2.

    Geen voorziening wordt verstrekt:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Bloemendaal;

    • c.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • d.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • e.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • f.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan de datum van verzending van de beschikking heeft gemaakt;

    • g.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1, sub a geldt voor de hulp bij het huishouden dat deze ook verstrekt kan worden als deze niet langdurig noodzakelijk is.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal neergelegde criteria.

Artikel 4 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeente of de leverancier en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5 Persoonsgebonden budget

  • 1.
    • Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de Wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

      • a.

        een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

      • b.

        de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal ;

      • c.

        de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal;

      • d.

        op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Bloemendaal van toepassing.

  • 2.

    De omvang en de looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op het door de aanvrager opgegeven rekeningnummer.

  • 5.

    Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal, op verzoek van het college binnen een door het college vast te stellen redelijke termijn te verstrekken.

  • 6.

    Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 6 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de Wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 7 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 8 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1.
    • Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 4, 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 7 onder a vermelde voorziening in aanmerking komen indien:

      • a.

        aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

      • b.

        problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

    het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 7 onder b of c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de in artikel 7 onder a genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 9 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 8 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de Wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot het huishouden waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 10 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden verstrekt:

Klasse 1, 0 tot en met 1,9 uur per week;

Klasse 2, 2 tot en met 3,9 uur per week;

Klasse 3, 4 tot en met 6,9 uur per week;

Klasse 4, 7 tot en met 9,9 uur per week;

Klasse 5, 10 tot en met 12,9 uur per week;

Klasse 6, 13 tot en met 15,9 uur per week.

Artikel 11 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 12 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 13 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 12, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 12, onder b, c en d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 14 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 12 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening;

  • e.

    een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting;

  • f.

    een tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving;

  • g.

    een uitraasruimte.

Artikel 15 Primaat van de verhuizing

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14 onder a in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14 onder b en/of c in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14, onder d in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 16 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen (hadden) kunnen worden.

Artikel 17 Hoofdverblijf

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente gemeente Bloemendaal vast te stellen maximumbedrag.

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 18 Weigeringen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

Artikel 19 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal door het college vastgestelde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 20 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 21 Het recht op een algemene voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 20 onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer

onmogelijk maken.

Artikel 22 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 20, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 20, onder a, onmogelijk maken dan wel

  • b.

    een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 20, onder a niet aanwezig is.

Artikel 23 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking.

Artikel 24 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van verplaatsing binnen een straal van 5 zones van het openbaar vervoer met ten minste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een maximum tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 25 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 26 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1.
    • Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 25, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 25, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 25, onder d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht

    indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 27 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het bepaalde in artikel 26, lid 1, komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 28 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 29 Indiening aanvraag

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Loket Bloemendaal.

Artikel 30 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het college voornemens is de gevraagde voorziening om medische redenen af te wijzen;

    • b.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de ICF classificatie zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairements.

  • 5.

    De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 31 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 32 Intrekking van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 33 Terugvordering

  • 1.

    Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 34 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 35 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente

Bloemendaal geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 36 Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. Dan vervalt de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Bloemendaal 1996.

Artikel 37 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bloemendaal 2007.

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Bloemendaal,

gehouden op 28 september 2006.

W.H. de Gelder , voorzitter

H.W. de Vries , griffier

Gepubliceerd in het Bloemendaals Weekblad d.d. 5 oktober 2006.

In werking : 1 januari 2007.

 

Bijlage I Algemene aspecten

Doel van de WMO

Het maatschappelijke doel van de Wmo is: meedoen. Meedoen van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Dat is de onderlinge betrokkenheid tussen mensen. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. Het eindperspectief van de Wmo is een samenhangend lokaal beleid op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning en op aanpalende terreinen. Voor mensen die langdurige, zware zorg nodig hebben is en blijft er de AWBZ.

Bundeling

De Wmo is een nieuwe wet, waarin de volgende bestaande wetten gebundeld worden:

  • ·

    Welzijnswet

  • ·

    Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg)

  • ·

    Aantal subsidieregelingen uit de AWBZ (o.a. mantelzorgondersteuning, diensten bij wonen met zorg)

  • ·

    De Huishoudelijke Verzorging uit de AWBZ

  • ·

    De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ

Civil society

Civil society is een systeem van verbanden waar mensen vrijwillig deel van uitmaken. De verbanden in een civil society vallen buiten de sfeer van 'gevestigde' verbanden, zoals overheid, de markt en de verbanden van familie en vrienden. De civil society gaat uit van betrokkenheid van burgers bij de publieke zaak, vergroting van maatschappelijk zelfbestuur, minder overheidsbemoeienis, beperking van commerciële invloeden en versterking van gemeenschapszin en tolerantie

Compensatieplicht

Het begrip compensatiebeginsel is afkomstig van de Raad voor de Volksgezondheid en de Zorg en een geheel nieuw principe waarmee in Nederland nog weinig tot geen ervaring is opgedaan. Het is met name de toelichting op het amendement dat informatie geeft over de bedoeling van de wetgever met het begrip compensatieplicht. De toelichting stelt:

“Ter vervanging van de verplichting gedurende drie jaar om te voorzien in met name genoemde producten en diensten (zorgplicht) strekt het nieuw geformuleerde artikel ertoe de algemene verplichting aan gemeenten op te leggen om beperkingen in de zelfredzaamheid op het gebied van het voeren van een huishouden, het zich verplaatsen in en om de woning en om zich lokaal per vervoermiddel te verplaatsen, weg te nemen. Onder zelfredzaamheid wordt in dit verband verstaan het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken. Onder normale deelname aan het maatschappelijk verkeer wordt in ieder geval verstaan:

  • a.

    het kunnen voeren van een huishouden/het normale gebruik van een woning;

  • b.

    het zich in en om de woning kunnen verplaatsen;

  • c.

    het zich zodanig kunnen verplaatsen dat aansluiting kan worden gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen;

  • d.

    het kunnen ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier te kunnen deelnemen aan het lokale sociaal-maatschappelijk leven.

Voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk biedt de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments (ICF classificatie: een internationale classificatie van stoornissen, beperkingen en handicaps) een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen”.

Tot zover de toelichting op het amendement.

De gemeente dient dus prestaties te leveren op basis van maatwerk, waarbij rekening gehouden wordt met individuele situaties en wensen. In de conceptverordening is een omschrijving van het begrip compensatiebeginsel opgenomen (artikel 1, onder b). Uitgaande van de overgang van de drie Wvg-terreinen woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen plus de functie huishoudelijke verzorging uit de AWBZ naar de WMO zijn de onderdelen a t/m d in de verordening als volgt uitgewerkt:

  • a.

    onder het voeren van een huishouden wordt verstaan: zowel het wonen, met name de woonvoorzieningen, als de eerdere functie huishoudelijke verzorging, in de verordening hulp bij het huishouden genoemd;

  • b.

    zich verplaatsen in en om de woning: de rolstoel, inclusief de sportrolstoel

  • c.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: de vervoersvoorzieningen uit de Wvg;

  • d.

    het ontmoeten van medemensen en het daaruit volgende aangaan van sociale verbanden wordt beschouwd als doelstelling voor de eerste drie verstrekkingenterreinen.

Deze indeling is in de verordening terug te vinden in de hoofdstukindeling

Financiele aspecten (macro)

Er wordt met ingang van 1 januari 2007 een bedrag van ruim 1 miljard overgeheveld. Dit bedrag komt overeen met het niveau van de uitgaven onder het huidige regime (“schoon aan de haak”), zoals gemeten over 2005. Het gaat dan om de onderdelen:

  • 1.

    huishoudelijke verzorging (wv. € 118 mln. netto-pgb): € 1.116 mln

  • 2.

    AWBZ-subsidieregelingen: € 55 mln.

  • 3.

    specifieke uitkering WVG: € 23 mln.

  • 4.

    uitvoeringskosten: € 67 mln.

Bij het vaststellen van het budget is rekening gehouden met de eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp die in 2007 kan worden gerealiseerd, uitgaande van het gebruik in het ijkjaar 2005. De bedragen – overgenomen uit de meicirculaire 2006 – zijn voorlopig en zullen bij de septembercirculaire nog iets worden bijgesteld Het macrobudget wordt jaarlijks aangepast op basis van de monitoring door een onafhankelijke organisatie (Sociaal Plan Bureau). Het Wmo-budget zal (voorlopig) de vorm krijgen van een integratieuitkering.

In 2007 zullen de middelen, voorzover relevant, verdeeld worden op basis van historische gegevens zodat gemeenten in staat zijn lopende indicaties en projecten te eerbiedigen, waarbij het jaar 2005 als uitgangspunt zal worden genomen. In de septembercirculaire 2006 volgen nog bijstellingen. Vanaf 2008 zal worden toegewerkt naar een objectieve verdeling. In opdracht van VWS is door Cebeon een verdeelmodel ontwikkeld. Het verdeelmodel voldoet aan een aantal belangrijke basiseisen. Het is voldoende in staat het budget te differentiëren per gemeente. De verdeling is plausibel en begrijpelijk. Naar het zich laat aanzien behoort Bloemendaal tot de groep voordeelgemeenten (deze gemeenten gaan er in het objectieve model op vooruit).

Algemene en individuele voorzieningen

De wet draagt de gemeente(n) op ten behoeve van de compensatie “voorzieningen te treffen”. De wet stelt niet dat het steeds om individuele voorzieningen moet gaan. Om te voorzien in het snel en regelarm treffen van veel voorkomende eenvoudige voorzieningen is in de verordening het begrip algemene voorzieningen opgenomen. De algemene voorziening geldt voor alle onderdelen van het compensatiebeginsel. Kenmerkend voor algemene voorzieningen is dat de gemeente deze organiseert, inkoopt en ter beschikking stelt, los van of vooruitlopend op individuele aanvragen terzake. Het zal in de regel gaan om steunpunten, depots, pools, waar de betreffende voorzieningen op voorraad worden gehouden, al dan niet op wijkniveau.

De verordening spreekt in concreto over algemene woonvoorzieningen, algemene hulp bij het huishouden, scootermobielpools en rolstoelen voor incidenteel gebruik. De verordening is in de definiëring niet limitatief, aangezien het een nieuw type voorziening betreft, waarvoor de komende jaren nieuwe invullingen zullen ontstaan. Algemene voorzieningen zullen in de regel met een minimum aan procedures kunnen worden aangeboden: met geen of slechts een lichte toegangstoets en zonder eigen bijdragen. Algemene voorzieningen hebben voorrang op individuele voorzieningen. Waar mogelijk zal eerst een algemene voorziening worden aangeboden, waar nodig zal een individuele voorziening worden verstrekt. Welke keuze wordt gemaakt hangt uiteraard af van de individuele situatie van de aanvrager. Het resultaat van de toekende voorziening moet in ieder geval zodanig zijn dat met de voorziening de beperking in voldoende mate is gecompenseerd.

Overigens zullen per 1 januari a.s. de algemene voorzieningen beperkt aanwezig zijn. Op dit moment zijn ze überhaupt niet beschikbaar. Als voorbeeld kan gedacht worden aan rolstoelen die voor incidenteel gebruik nodig zijn. Via Care2Move is het mogelijk om hiervoor een beroep te doen op een rolstoelpool.

Eigen bijdragen

Artikel 15 van de Wmo biedt de mogelijkheid bij verstrekking van voorzieningen in natura of een pgb eigen bijdragen te vragen. Art. 19 van de wet biedt voorts de mogelijkheid de hoogte van financiële tegemoetkomingen af te stemmen op het inkomen van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend: het zogeheten

eigen aandeel. Wij achten het, ook om budgettaire redenen verstandig van (bei)de geboden mogelijkheden gebruik te maken (de middelen die naar de gemeenten worden overgeheveld zijn de AWBZ-gelden minus de eigen bijdragen). Hiertoe is artikel 6 in de conceptverordening opgenomen. De wijze van uitvoering wordt vastgelegd in het gemeentelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Bij wet zal de berekening en inning van de eigen bijdragen worden opgedragen aan het Centraal Administratiekantoor (CAK) (zie ook het onderdeel financiële aspecten). De regeling voorziet in een anti-cumulatiebeding waardoor het totaal van eigen bijdragen van AWBZ en Wmo gemaximeerd zal zijn. De gemeenten worden hierbij de preferente crediteur.

Voor wat betreft de eigen bijdragen voor de voormalige Wvg-voorzieningen is het op grond van de wet mogelijk om deze op te leggen. In de verordening hebben wij derhalve deze optie opgenomen. In het Besluit moet hier vervolgens concreet inhoud aan worden gegeven. Wij benadrukken dat wij nog geen overleg hebben gehad met de AGOG over eigen bijdragen voor voormalige Wvg-voorzieningen. Bij de adviesaanvraag over het Besluit zal dit aan de orde komen. Het is wenselijk dat wij het gevoelen van de raad op dit punt vernemen.

Overigens heeft de Tweede Kamer begin juli 2006 via een motie bepaald dat geen eigen bijdrage voor rolstoelen mag worden gevraagd.

Vormen van te verstrekken individuele voorzieningen

Aan personen die in aanmerking komen voor een individuele voorziening dient de keuze geboden te worden tussen:

  • 1.

    een voorziening in natura;

  • 2.

    een persoonsgebonden budget (pgb);

  • 3.

    een financiële tegemoetkoming.

Een pgb moet gezien worden als een manier waarop een toegekende voorziening wordt verstrekt. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gekoppeld aan de tegenwaarde van de te verstrekken goedkoopst adequate voorziening, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten.

Voor de diverse soorten voorzieningen zal een nadere regeling (moeten) worden gegeven in het Bmo. Het gaat om een veelheid van verschillende persoonsgebonden budgetten voor verschillende voorzieningen. Wij zijn er voorstander van, dat steekproefsgewijs wordt nagegaan of het verstrekte pgb besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat is bedoeld om een bepaalde voorziening te verwerven. Het is niet perse een kostendekkende vergoeding.

Uitvoering

De uitvoering van de verordening is een complexe aangelegenheid, enerzijds vanwege de deels nieuwe materie, anderzijds omdat sprake moet zijn van een goede afstemming tussen diverse, op verschillende locaties werkzame organisaties: gemeentelijke afdeling(en) welzijn, lokaal loket(ten) , het samenwerkingsverband sociale zaken en het CIZ.

Het voornemen bestaat bij aanvragen voor de (nieuwe) voorziening hulp bij het huishouden, evenals dit thans onder de Wvg wordt toegepast, met een vorm van indicatiestelling te gaan werken. De lokale loketten zullen hierbij een belangrijke rol vervullen. In een groot deel van de gevallen (70% - 80%) zal, mede in het belang van de cliënt, met een korte, snelle procedure kunnen worden volstaan, vermoedelijk af te wikkelen door de loketmedewerkers zelf. Bij de zogenaamde complexe aanvragen, naar verwachting een kwart van de gevallen, is externe ondersteuning/advisering noodzakelijk. Op dit moment zijn er gesprekken met het CIZ en een tweede organisatie over ondersteuning.

Het CIZ hanteert op dit moment twee protocollen: het document Gebruikelijke Zorg en het Document Huishoudelijke Zorg. Voorstel is de protocollen die het CIZ thans hanteert ná 1 januari 2007 te blijven gebruiken. Bij de beoordeling/indicatiestelling speelt de ICF-classificatie een rol.

Aanbestedingstraject

Het aanbestedingstraject is in mei gestart met twee afzonderlijke bijeenkomsten voor zorgaanbieders en cliëntenorganisaties. Doel van deze bijeenkomsten was informatie te vergaren voor het opstellen van het Programma van Eisen voor huishoudelijke verzorging. Vervolgens is het concept-PvE besproken met de lokale adviesraden. In Bloemendaal is de AGOG geconsulteerd. Het tijdschema voor de aanbesteding ziet er als volgt uit:

Niet-openbare aanbesteding

Fase

Datum

Week

Verzending aankondiging

7 juni

23

Verzending selectiedocumenten

19 juni

25

Selectie

14 juli

28

Verzending offerte-aanvraag

18 juli

29

Uiterste gelegenheid tot stellen van vragen

21 augustus

34

Sluitingsdatum indiening offerte

28 augustus

35

Beoordeling offertes

2 weken

35/37

Voorlopige gunning

15 september

37

Definitieve gunning

1 oktober

39

Contract

2 oktober

40

Afmelding EU-commissie

10 november

45

Ingang dienstverlening

1 januari 2007

1

Overgangsprotocol AWBZ –Wmo

Tot 1 januari 2007 zijn de zorgkantoren in het kader van de AWBZ verantwoordelijk voor de huishoudelijke verzorging. De cliënten die op 31 dec. 2006 huishoudelijke verzorging ontvangen dienen aan de gemeente(n) te worden “overgedragen”. De rechten en verplichtingen die gelden op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wmo m.b.t. huishoudelijke verzorging waarvoor op grond van de AWBZ een indicatiebesluit is afgegeven, blijven gelden gedurende de looptijd van het indicatiebesluit, echter gedurende ten hoogste 1 jaar. Er bestaat een kleine kans dat van zorgaanbieder gewisseld moet worden (dit hangt van de uitkomsten van de aanbestedingsprocedure af). Deze regeling geldt voor zorg in natura en de persoonsgebonden budgetten. Omdat het huidige PGB-reglement complex is wordt geadviseerd het pgb voor overgangscliënten gedurende de overgangsperiode uit te laten voeren door het zorgkantoor. Wij hebben de intentie dit advies over te nemen.

Opzet is dat de cliënten van de overgang zo weinig mogelijk merken. Er is een overgangsprotocol opgesteld. Over de overgang van huishoudelijke verzorging van AWBZ naar Wmo zullen de zorgkantoren cliënten informeren. Hiertoe is een standaardbrief opgesteld. De dossiers van de bestaandecliënten worden vanaf het laatste kwartaal van 2006 aan de gemeente(n) overgedragen. Deze gegevens dienen geanalyseerd te worden.

Subsidieregelingen en Wmo

Per 1 januari a.s. worden de volgende AWBZ-subsidieregelingen beëindigd:

  • 1.

    ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen)

  • 2.

    ZVP zorgvernieuwingsprojecten

  • 3.

    CVTM mantelzorg

  • 4.

    DWZ Diensten bij wonen met zorg

De middelen gaan over naar de gemeenten. In het kader van de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor de beoogde doelen. Over de afloop van de subsidieregelingen worden de instellingen door de zorgkantoren geïnformeerd. In regionaal verband dient overleg plaats te vinden c.q. dienen afspraken gemaakt te worden over de inzet van de middelen.

Bijlage II Inspraak

Op 6 juli 2006 is de (concept) verordening in regionaal verband voorgelegd aan c.q. besproken met enkele tientallen vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties uit de zes regiogemeenten. Het verslag van deze bijeenkomst is beschikbaar.

De conceptverordening is voorts door de portefeuillehouder op 20 juli jl. besproken met de AGOG. Hieronder treft u de opmerkingen van de AGOG en onze reactie (in kader) aan.

N.B. Het advies van de AGOG is voor 97% identiek aan het advies van de adviescommissies in Haarlem en Zandvoort. Tevens is het advies gelijk aan de inspraakreactie van Stichting ’t WEB in Heemstede. Dit heeft ertoe geleid dat de reactie op de inspraak een regionaal product is.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Sub b: Compensatiebeginsel

De AGOG adviseert de term ‘compensatiebeginsel’ te vervangen door ‘compensatieplicht’, omdat beginsel een te vrijblijvende aanduiding is van de in de omschrijving genoemde compensatieverplichting.

In de omschrijving zou de term ‘algemene’ (in algemene verplichting) geschrapt moeten worden of vervangen moeten worden door de term ‘algehele’. De AGOG gaat er vanuit, dat tegenover de gemeentelijke ‘verplichting’ een concreet recht van elke individuele burger staat. En de term ‘algemene’ zou – in strijd met de bedoeling – gelezen kunnen worden als ‘doorgaans’.

De compensatieplicht moet – in lijn met het participatiebeginsel – ook gelden voor mantelzorgers en nauw betrokken vrijwilligers, omdat hun aanwezigheid soms een onmisbare voorwaarde vormt voor de zelfredzaamheid van de hulpvrager.

Mantelzorgers en vrijwilligers worden op basis van de begripsbepaling en de wijze waarop de verordening van de VNG is opgebouwd voor een groot aantal individuele voorzieningen uitgesloten voor compensatie, terwijl deze belangrijke groepen expliciet staan genoemd in de wet.

Sub c: Beperkingen

Volgens artikel 30, lid 4 wordt advisering volgens systematiek van het ICF, International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, benoemd. Het is daarom wenselijk om bij de begripsbepalingen ook de ICF op te nemen.

Sub d: Persoon met beperkingen

De term ‘aantoonbare beperking’ perkt de reikwijdte van de wet in en komt in de Wmo niet voor. Ons advies is om ‘aantoonbare’ te schrappen.

Sub h: Algemene voorziening

Sub i: Individuele voorziening

Door het stellen van een primaat van algemene (collectieve) voorzieningen op een wijze die nadrukkelijk niet bedoeld is in de Wmo wordt de keuzevrijheid in algemene zin beperkt. Ons advies is het om de begrippen zodanig te herformuleren dat keuzevrijheid optimaal wordt gewaarborgd.

Sub q: Huisgenoot

Voor het begrip ‘duurzaam gemeenschappelijke woning’ adviseert de AGOG om de wettekst Wmo aan te houden. Hier wordt het begrip ‘gezamenlijk voeren van een huishouding’ gehanteerd. Binnen deze omschrijving van de VNG modelverordening vallen een studentenhuis, kamerbewoning, klooster of woongroep. De Wmo heeft mensen met een familiaire of contractuele samenlevingsrelatie op het oog.

Woongroepen voor mensen met een verstandelijke beperking maken gebruik van een gezamenlijke huiskamer, maar wonen individueel met eigen kamernummer, ontvangen huursubsidie en kunnen derhalve niet tot deze doelgroep worden gerekend. Bij het hanteren van de toetsing huisgenoten moet worden toegevoegd dat pleegouders niet onderhoudsplichtig zijn voor (volwassen) pleegkinderen.

Artikel 2 Voorwaarden

Lid 1, sub a: langdurig noodzakelijk

De term ‘langdurig noodzakelijk’ perkt de werking van de wet in en komt in de Wmo niet voor. Het is een Wvg-term. Het is niet wenselijk dat deze term in de verordening wordt gebruikt om aanspraken op compensatie te beperken.

Lid 1, sub b: goedkoopst adequate voorziening

De omschrijving ‘goedkoopst adequaat’ komt niet voor in de Wmo. Het is een oude Wvg-term. Gezien de strekking van de Wmo moet een voorziening primair worden beoordeeld op de mate waarin naar het oordeel van de cliënt een probleem is opgelost.

Ons advies aan het gemeentebestuur is om een formulering te vinden, waarin iedere suggestie wordt vermeden, dat niet de cliënt maar het gemeentebestuur bepaalt in hoeverre een probleem is opgelost.

Lid 2, sub c: normale gebruik van de woning, aard van de gebruikte materialen

Het is wenselijk dat in de verordening een begripsbepaling wordt opgenomen voor de term ‘normaal gebruik’.

Voor mensen die bijvoorbeeld allergisch zijn, kunnen bepaalde bouwmaterialen belemmerend zijn in het normale gebruik van de woning. Dit kan betekenen dat er maatregelen moeten worden genomen om dit op te lossen. Hoewel deze allergiebeperking niet wordt genoemd in de Wmo, acht ’t Web het van belang dat in de verordening ook deze categorie van mensen naar vermogen wordt gecompenseerd.

Lid 2, sub d: niveau sociale woningbouw

AGOG adviseert het gemeentebestuur een zodanige formulering te kiezen, dat de mogelijkheid blijft bestaan, dat ook duurdere voorzieningen dan geldend met betrekking tot het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw worden gerealiseerd. Compensatie houdt juist in dat een andere uitrustingsniveau noodzakelijk kan zijn dan in de sociale woningbouw gebruikelijk is, en in sommige gevallen is dit een hoger niveau.

Een beperking kan een hoger niveau vereisen om een woning normaal te kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld, een aanrechtblok met een beweegbaar aanrechtblad kan een adequate oplossing zijn voor belemmeringen in het normaal functioneren. Deze beperking staat niet in de wet.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

De in dit artikel gebruikte term ‘kan’ gaat voorbij aan de verplichting van de gemeente om zorg te dragen voor keuzemogelijkheden. Nadrukkelijk is in de Wmo niet bedoeld dat dit van toepassing kan zijn wanneer iemand bijvoorbeeld handelingsonbekwaam is om een PGB te beheren en het PGB zou besteden aan andere zaken dan waarvoor het is bedoeld. In dit artikel ontbreekt een verwijzing naar de vrijheid van de hulpvrager. Artikel 3 dient zodanig te worden aangevuld, dat duidelijk wordt dat de keuzevrijheid een recht van de hulpvrager is. Het PGB is een intrinsiek onderdeel van het participatiebeginsel in de Wmo. Ten onrechte laat de voorliggende verordening de keuze aan de gemeente.

Artikel 6, lid 5: Persoonsgebonden budget (gewijzigde verordening: artikel 5, lid 5)

De term ‘per omgaande’ is niet reëel. Het is wenselijk dat hier een redelijke termijn wordt genoemd.

Artikel 7 Eigen bijdrage en eigen aandeel (gewijzigde verordening: artikel 6)

Om recht te doen aan het compensatiebeginsel en het participatiebeginsel dienen de meerkosten als gevolg van de beperking te worden vergoed, c.q. dient de eigen bijdrage te worden gebonden aan een maximum.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

De wettekst definieert huishoudelijke ondersteuning duidelijk als ‘huishoudelijke zorg’. Dat is meer dan hulp in de vorm van schoonmaken. Daar hoort ook bij aandacht voor bijvoorbeeld de algemene persoonlijke verzorging van de cliënt, assistentie bij eenvoudige administratieve werkzaamheden, verzorging van planten en dieren. De AGOG adviseert ‘hulp bij het huishouden’ te vervangen door ‘huishoudelijke zorg’ en deze zorg zodanig te omschrijven dat de gemeente zich niet kan beperken tot toewijzing van ondersteuning bij het schoonmaken.

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden (gewijzigde verordening: artikel 7)

Sub a: algemene voorziening

De term ‘algemene voorziening’ dient te worden weggelaten omdat dit geen individuele voorziening is.

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden (gewijzigde verordening artikel 8)

Het in de kop van dit artikel (en de artikelen 14, 16, 17 en 23) genoemde ‘primaat van algemene hulp en algemene woonvoorzieningen’ verdraagt zich niet goed met de elders gesuggereerde ‘zorg op maat’. De AGOG is van mening, dat ‘zorg op maat’ een primaatkarakter heeft en dat algemene voorzieningen daarbij een nuttig hulpmiddel kunnen vormen. Het begrip ‘primaat’ sluit de keuzevrijheid uit.

Lid 1: kan-bepaling

De bepaling ‘kan in aanmerking worden gebracht, indien’ gaat voorbij aan de verplichting van de gemeente om zorg te dragen voor compensatie van de beperkingen.

Sub a: aantoonbare beperking

Hier wordt ten onrechte de term ‘aantoonbare beperking’ gehanteerd. De omschrijving van ‘een of meer huishoudelijke taken’ beperkt de mogelijkheden voor huishoudelijke zorg. Geadviseerd wordt aan te sluiten bij de systematiek van de ICF. Volgens de ICF moet tot het voeren van een huishouding gerekend worden o.a.:

  • -

    het verwerven van goederen en diensten (o.a. regelen van zaken, boodschappen doen);

  • -

    huishoudelijke taken (o.a. poetsen, koken, planten water geven);

  • -

    verzorgen wat bij een huishouden hoort (o.a. huisgenoten verzorgen).

Het begrip ‘snel en adequaat oplossen’ is geen reden om keuze voor een PGB te onthouden. Deze voorwaarden kunnen niet als overwegende bezwaren beschouwd worden.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen (gewijzigde verordening artikel 12)

Het begrip ‘kan bestaan uit’ formuleren als ‘Het college biedt een voorziening aan die bestaat uit de keuze tussen zorg in natura of een PGB’.

Een aantal belangrijke individuele voorzieningen worden hier buitengesloten: onderhoud, reparatie, tijdelijke huisvesting en huurderving. Ook belangrijke verwijzingen naar de ICF specificaties worden hier gemist:

  • -

    toegankelijkheid van de woning;

  • -

    doorgankelijkheid en bruikbaarheid van de woning;

  • -

    oriëntaties in en om de woning;

  • -

    bezoekbaarheid.

Geadviseerd wordt om de volledige omschrijving uit de ICF op te nemen.

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen (gewijzigde verordening artikel 13)

Het ‘primaat’ beperkt de keuzevrijheid zoals in de Wmo vastgelegd.

Lid 1 en lid 2: kan-bepaling

De ‘kan’ bepaling gaat voorbij aan de keuzeverplichting. Snelheid en adequaatheid zijn geen redenen om keuze voor een PGB te onthouden.

Artikel 18 Hoofdverblijf (gewijzigde verordening artikel 17)

Het is niet wenselijk dat met deze formulering van ‘bezoekbaar’ maken tijdelijk (weekend) verblijf bij ouders/familie onmogelijk wordt gemaakt. Ook de toegankelijkheid van douche/badruimte ontbreekt.

Artikel 19 Weigeringen (gewijzigde verordening artikel 18)

Sub a: verhuizing a.g.v. belemmeringen

De beperkingen rond het treffen van woonvoorzieningen als gevolg van verhuizen maken verhuizen van mensen met een handicap binnen de gemeente of naar elders onmogelijk. Dit is niet de bedoeling van de Wetgever.

Sub b: vooraf toestemming nodig

Het verdient aanbeveling om criteria voor de term ‘vooraf toestemming vereist’ nader uit te werken. Bijvoorbeeld door de afschrijvingstermijn van woonvoorzieningen te definiëren.

Sub d: voorzienbare verhuizing

Dit artikel mag niet leiden tot uitsluiting van mensen die een progressieve en daarmee voorspelbare aandoening hebben, ook al is er dan geen sprake van een onverwacht optredende oorzaak. Ook het begrip ‘leeftijd’ schrappen als criterium.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 21 Vormen van vervoersvoorzieningen (gewijzigde verordening artikel 20)

Het college biedt een voorziening aan die bestaat uit zorg in natura of een PGB.

Artikel 22 Het recht op een algemene voorziening (gewijzigde verordening artikel 21)

De ‘kan’ bepaling gaat voorbij aan de keuzeverplichting.

Artikel 23 Het primaat van het collectief vervoer (gewijzigde verordening artikel 22)

Gezien de strekking van de Wmo moet een voorziening primair worden beoordeeld op de mate waarin naar het oordeel van de cliënt een probleem is opgelost. Advies van de AGOG is om dit artikel te schrappen.

Artikel 25 Omvang in gebied en in kilometers (gewijzigde verordening artikel 24)

De term ‘uitsluitend’ schrappen.

De aanvullende beperkende voorwaarde ‘dreigende vereenzaming’ schrappen. Argument is dat Wmo artikel 4, lid 1 als criterium heeft deelname aan het normale maatschappelijk leven. Dit gaat verder dan het voorkomen van eenzaamheid. Wmo wil de participatie van burgers realiseren.

De aanvullende kilometer bepaling schrappen. Een differentiatie naar situatie, reisgebied en leeftijdsgebonden vervoersbehoefte is nodig om aan de participatiedoelstelling tegemoet te kunnen komen.

Artikel 26 Vormen van rolstoelvoorzieningen (gewijzigde verordening artikel 25)

De ‘kan’ bepaling gaat voorbij aan de keuzeverplichting van de gemeente.

Het is wenselijk dat de gemeente individuele voorzieningen biedt die het mogelijk maken zich te verplaatsen in en rond de woning. Het college biedt een voorziening aan die bestaat uit de keuze tussen zorg in natura of een PGB.

Minimale aanpassing: uitbreiding van de lijst met de onderstaande ICF activiteiten die hier ook onder vallen:

  • -

    het uitvoeren van transfers (d420)

  • -

    het optillen en dragen van iemand (d430)

  • -

    het lopen (d450)

  • -

    zich binnenshuis verplaatsen (d4600)

  • -

    zich verplaatsen in andere gebouwen dan thuis (d4601)

  • -

    zich verplaatsen buiten eigen huis en gebouwen (d4602)

  • -

    ondersteunende producten en technologie voor verplaatsing van personen binnenshuis en buitenshuis en vervoer (e1201)

Deze voorzieningen zijn ook noodzakelijk voor het functioneren van mantelzorgers.

Artikel 27 Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik, sportrolstoel (gewijzigde verordening artikel 26)

De termen ‘incidenteel’ en ‘dagelijks’ schrappen. In alle gevallen gaat het bij rolstoelen als voorziening om het compenseren van de activiteit lopen. Van belang is dat er een artikel tot stand komt waarin ook de rolstoelvoorzieningen, inclusief de sportrolstoel goed zijn geregeld.

Artikel 28 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners (gewijzigde verordening artikel 27)

De verwijzing naar andere wetten is overbodig omdat het hier kennelijk gaat om bedoelde voorliggende voorzieningen die op grond van Wmo artikel 2 altijd voorgaan.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 29 Gebruik aanvraagformulier (gewijzigde verordening artikel 28)

In dit artikel opnemen, dat de gemeente in de plaatselijke pers zal aangeven bereid te zijn cliënten desgevraagd te zullen ondersteunen bij het formuleren van de zorgvraag.

Artikel 31 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking (gewijzigde verordening artikel 30)

Lid 2 als volgt aanpassen:

Het college vraagt het Centrum Indicatiestelling Zorg om advies indien:

a.het college voornemens is de gevraagde voorziening om medische redenen af te wijzen;

Reactie 34:

In definitieve verordening luidt artikel:

Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

a.het college voornemens is de gevraagde voorziening om medische redenen af te wijzen;

Algemeen geldende slotopmerkingen

De Wmo-verordening geeft geen uitwerking aan de algemene compensatieverplichting Wmo artikel 4, lid 1 onder d. “medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan”. Gelet op de intentie van de wetgever van de Wmo een participatiewet te maken is dit een tekortkoming in de voorliggende verordening.

Het is wenselijk dat in de verordening wordt opgenomen dat er een evaluatie plaats zal vinden

Het is wenselijk dat in de verordening op enigerlei wijze wordt opgenomen dat deze onder grote tijdsdruk voor alle partijen tot stand is gekomen. En dat dit ook reden kan zijn om tussentijds de verordening aan te passen of te wijzigen. Dit te meer daar de gemeente er voor heeft gekozen om de Wmo beleidsarm met slechts een beperkt aantal taken in te voeren. Dit heeft tot gevolg dat in de nu vast te stellen verordening hierop ook een zwaar accent ligt.

Er dient nog nader vorm en inhoud te worden gegeven aan participatie binnen de Wmo. Hiervoor zijn verschillende modellen uit te werken. De AGOG blijft hierbij graag nauw betrokken.

Het verdient aanbeveling om ten aanzien van klachtenregelingen en van de mogelijkheid tot beroep en bezwaar binnen de Wmo te verwijzen naar de wet waarin dat geregeld is, en hier nadere uitwerking aan te geven. Omdat het in de verordening specifieke voorzieningen betreft voor een relatief kwetsbare doelgroep is het wenselijk om in de nadere uitwerking hiervan juist ook accenten als onafhankelijk, deskundig en cliëntvriendelijk zorgvuldig te verwerken.