Organisatie | Amstelveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afvalstoffenverordening 2015 gemeente Amstelveen |
Citeertitel | Afvalstoffenverordening 2015 van de gemeente Amstelveen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Afvalstoffenverordening 2013 gemeente Amstelveen.
Uitvoeringsbesluit Inzameling huishoudelijke afvalstoffen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-11-2015 | 27-10-2017 | Nieuwe regeling | 11-11-2015 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/zoeken/gemeenteblad 16 - 11 - 2015 | Nr. 13- 63 |
HOOFDSTUK 3 TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.
Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor het aanbieden van categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor die categorieën huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid een in- zamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.
Artikel 12 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
In afwijking van hetgeen in dit hoofdstuk is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.
HOOFDSTUK 4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Artikel 13 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.
Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting (binnen een straal van 25 meter van de inrichting) achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
HOOFDSTUK 6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN
Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen
Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 23 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.
Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3, Wet op de economische delicten:
Artikel 26 Aansprakelijkheidsstelling
De zorg, bedoeld in het tweede lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 18.4, derde lid, van de wet aangewezen ambtenaren.
Vergunningen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 28, tweede lid, blijven - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een aanwijzing bedoeld in artikel 2 van deze verordening.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 28, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 28, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 28, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot ontheffing, als bedoeld in deze verordening.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 28, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 28, tweede lid.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 28, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel zijn ook relevante begrippen uit arikel 1.1. van de Wet milieubeer (hierna te noemen Wm) opgenomen.
Daarbij gaat het om de begrippen onder sub c (afvalstoffen) en sub d (huishoudelijke afvalstoffen).
Onder verbouwingsafval wordt o.a. verstaan: klinkers, grond, zand, grind, tegels, bielzen, schuttingen, bomen/stronken, puin, kozijnen, golfplaten, vloerdelen, gipsplaten, plafondplaten, isolatiemateriaal, deuren, keukens, aanrechtbladen, vlakglas, spiegels, dakbedekking, radiotoren, CV-installaties, WC-potten, wasbakken, etc.
Het begrip "inzamelen" is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Om te kunnen beoordelen of het verlenen van een inzamelvergunning in strijd is met de gemeentelijke inzamelstructuur, moet dan ook naar dat geheel van haal- en brengvoorzieningen worden gekeken. Ook voor het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in een winkel, of een brengvoorziening voor textielafval, is een inzamelvergunning nodig (tenzij sprake is van een aanwijzing op grond van artikel 7, tweede lid - zie de toelichting bij artikel 7). Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit de vorige bepalingen ("aan te bieden of over te dragen", "achterlaten", etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden.
Voor de omschrijving van het begrip "ter inzameling aanbieden" geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.
De omschrijving "gebruiker van een perceel" sluit aan bij de begripsomschrijving in de VNG- modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelvoorzieningen (zie de toelichting bij artikel 13).
o. Straatafval, zwerfafval en illegale dumping
Straatafval wordt gedefinieerd als "huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel".
De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) en het Convenant verpakkingen III, deelconvenant zwerfafval is wel een definitie opgenomen:
"Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues".
Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt (zie ook artikel 26 van deze verordening).
Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van tenminste een plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn. Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu's, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.
De omschrijvingen van de begrippen "wegen" en "motorrijtuigen" zijn ontleend aan deWegenverkeerswet 1994.
HOOFDSTUK 2 INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars
Eerste lid: De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluit
De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
Tweede lid: De aanwijzing van andere inzamelaars
De brede grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10.24, tweede lid, onder b, Wm. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.
Tweede lid:Detaillisten/reparatiebedrijven
De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc. Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een Amvb zijn aangewezen als inzamelende instantie is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen aanwijzing van de gemeente nodig hebben om
huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur.
Wanneer een gemeentelijke overheid een opdracht te vergeven heeft, kan zij in aanraking komen met aanbestedingsregelgeving (zowel Europees als nationaal). Aanbesteden betreft een vorm van inkopen. De Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn onder andere opgesteld om binnen de Europese Unie en ten behoeve van het totstandkomen van een interne markt, de vrije, eerlijke concurrentie te stimuleren. Daarnaast zou een goede toepassing van de richtlijnen opdrachtgevers moeten brengen tot een professioneler inkoopproces, waarbij integriteit van het bestuur, transparantie en het verkrijgen van het beste product tegen de voordeligste prijs (besparingen én efficiëntie derhalve) hoog in het vaandel staan.
Derde lid: Voorschriften en beperkingen
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.4 APV van de gemeente Amstelveen: Voorschriften en beperkingen.
Deze voorschriften en beperkingen worden vervolgens nader gespecificeerd in het Uitvoeringsbesluit Inzameling huishoudelijke afvalstoffen. De voorschriften en beperkingen kunnen voortvloeien uit het gemeentelijk afvalbeleidsplan.
Belang van de bescherming van het milieu
De gemeenteraad stelt op grond van artikel 10.23, eerste lid, Wm in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast. De voorschriften of beperkingen die krachtens de afvalstoffenverordening aan de inzameling kunnen worden verbonden, beogen dus het belang van het milieu te beschermen.
De memorie van toelichting zegt over Wet milieubeheer, art. 10.23, eerste lid nog het volgende:
"De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieuaspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk. Men denke aan een verbod om ter voorkoming van (geluids-)overlast afvalstoffen in te zamelen voor zeven uur ’s ochtends."
Vierde lid: lex silencio positivo
Het gaat hier om de aanwijzing van inzamelaars van diverse soorten afval. Een lex silencio positivo is hier niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, met name de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. Daarnaast is een deugdelijk en goed geordende afvoer van huis- en ander afval meer in het algemeen van groot maatschappelijk belang. Tenslotte zou een aanwijzing van rechtswege botsen met de belangen van andere inzamelaars. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 3 Afzonderlijke inzameling
Eerste lid: Landelijk afvalbeheersplan
Artikel 10.14 Wm bepaalt dat bestuursorganen, bij de uitoefening van hun bevoegdheid met betrekking tot afvalstoffen, rekening dienen te houden met het geldende afvalbeheersplan. Hieruit volgt dat bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening rekening dient te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij het Landelijk afvalbeheersplan (LAP).
Het LAP benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, elektrische en elektronische apparatuur, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).
Eerste lid: Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur en Besluit Beheer Batterijen
Ten slotte verplichten de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur en het Besluit Beheer Batterijen gemeenten tot de gescheiden inzameling van elektrische en elektronische apparatuur respectievelijk batterijen, afkomstig van huishoudens.
Eerste lid: Aanvulling lijst met andere categorieën
De lijst genoemd in artikel 3 kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid, Wm, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld ijzer of autobanden.
Eerste lid: Afstemming met artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
In artikel 9 is een verbod opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.
Eerste lid onder sub a: GFT-afval
Artikel 10.21, tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het Landelijk afvalbeheersplan (LAP) gaat er in ieder geval van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld. Ook het ministerie van VROM houdt vast aan een verplichte GFT-inzameling.
Desondanks is afwijking van deze verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld.
Zie artikel 5 leden 2 en 3 van deze Verordening, waarbij gebruik is gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid voor het inzamelen van GFT-afval.
Eerste lid, sub f: Uitspraak Raad van State over textiel
Textiel is een afvalstof in de zin van artikel 1.1, eerste lid , Wm. Dit blijkt uit een uitspraak (voorlopige voorziening) van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS 28 januari 2003, 200206958/1).
Voor de afvalstoffenverordening heeft de uitspraak van de Raad van State de volgende consequentie. Het is niet aannemelijk dat een burger zijn textiel gesorteerd kan aanbieden. Immers deze kan niet weten voor welke bestemming hij bijvoorbeeld lappen of kleren aanbiedt (hergebruik, poetslap of onbruikbaar). Een sorteerbewerking lijkt hierdoor altijd noodzakelijk.
Gesteld kan worden dat de gemeente op grond van artikel 10.21 Wm een zorgplicht heeft voor de inzameling van textiel. Dat betekent overigens niet dat de gemeente deze inzameling zelf ter hand moet nemen. De gemeente kan op grond van artikel 2, tweede lid, van deze afvalstoffenverordening besluiten andere inzamelaars dan de inzameldienst aan te wijzen die met de inzameling van textiel zijn belast.
Hieronder wordt verstaan harde plastic (v.b. tuinmeubelen)
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en in het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie.
Artikel 4 Inzamelmiddelen en –voorzieningen
In dit artikel worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.
Eerste lid, onder a: Inzameling bij elk perceel (haalsysteem)
Op grond van artikel 10.21, eerste lid, Wm is de gemeente verplicht tot het wekelijks inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld, tenzij daar in het kader van doelmatig beheer van mag worden afgeweken (zie de toelichting op artikel 3 van deze verordening).
De inzameling bij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van individuele inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of minicontainers.
Eerste lid, onder a: Inzameling bij hoogbouw
Voor het bewaren en aanbieden van huishoudelijk afval kan van gemeentewege eventueel een bewaar- of inzamelmiddel worden verstrekt. De inzamelmiddelen worden buitengezet op de dag van inzameling. Bij hoogbouw kunnen inpandige inzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals stortkokers of containers. Bij de hoogbouw wordt veelal gebruikt gemaakt van ondergrondse containers nabij de ingang van een appartementencomplex. Benadrukt moet worden dat een of meer inzamelvoorzieningen bij één flat, moet worden gezien als inzameling bij elk perceel.
Eerste lid, onder b: Inzameling nabij elk perceel (brengsysteem)
In afwijking van artikel 10.21 Wm kan de raad op grond van artikel 10.26 eerste lid, onder a, Wm bij verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel - nabij elk perceel wordt ingezameld. In het kader van het VROM-project "herijking regelgeving" (Kamerstukken II, 2003/04, 29 200 XI, nr 7) is voorgesteld de Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel in te trekken. Uit het oogpunt van decentralisatie is het dan niet noodzakelijk om te bepalen binnen welke maximale afstand van de perceelgrens de gemeente moet zorgdragen voor de inzameling van huishoudelijk afval, indien het inzameling nabij elk perceel betreft. De gemeente heeft hierin haar eigen beleidsvrijheid.
De Tweede Kamer heeft op 30 september 2008 met dit wetsvoorstel ingestemd.
De Regeling is komen te vervallen en gemeenten krijgen hierdoor de vrijheid om invulling te geven aan de inzameling nabij elk perceel. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om de criteria uit de ministeriele regeling te blijven gebruiken of gezien hun eigen specifieke omstandigheden andere criteria vastleggen. Deze wetswijziging is op 25 november 2008 gepubliceerd in het Staatsblad, waardoor deze op 26 november 2008 in werking is getreden.
Voor de inzameling nabij elk perceel wordt gebruik gemaakt van collectieve inzamelmiddelen, dit zijn brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk afval wordt dus niet bij elk perceel - bij elke woning - opgehaald, maar vanaf een centraal punt voor meerdere huishoudens gezamenlijk. De huishoudens beschikken over individuele bewaarmiddelen en moeten deze brengen naar de plaats waar het collectieve inzamelmiddel staat opgesteld.
Inzameling nabij elk perceel: clusterplaatsen en inzamelvoorzieningen
Inzameling nabij elk perceel plaatsvinden via clusterplaatsen en via inzamelcontainers nabij elk perceel. Een inzamelcontainer kan boven- of ondergronds zijn.
Een clusterplaats is een plaats waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale plaats op de stoep.
Voor beide vormen van collectieve inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn. Voor de clusterplaats geldt dat dit het geval is als de afstand tussen perceel en clusterplaats niet meer is dan 75 meter. Op 13 juli 2010 heeft het college "de Inrichtingscriteria inzake aanwijzing aanbiedplaatsen minicontainers laagbouw " vastgesteld, waarbij invulling is gegeven aan de inzameling nabij elk perceel.
Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau
Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke mobiele voorzieningen zijn de chemokar en "afvaleilanden" die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen. In het belang van de doelmatige verwijdering van kca, glas, oud papier en karton en textiel kan de gemeente bepalen dat dit afval dient te worden gebracht naar een door de gemeente aangewezen plaats.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Het college kan bij uitvoeringsbesluit voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld. De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst, of moeten door de burger zelf worden aangeschaft.
Bij dit uitvoeringsbesluit kan worden gedacht aan een overzicht van de gemeente, waarop is aangegeven waar ingezameld wordt via inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel, dan wel via inzamelvoorzieningen voor een groep gebruikers van percelen. Wat betreft de inzamelvoorzieningen op wijkniveau (zoals glasbakken) en de brengdepots kan eventueel worden volstaan met het aanwijzen van de categorie van huishoudelijk afval waarvoor de voorziening is bestemd (dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van een pictogram op de container). Het opstellen van een dergelijk overzicht is bewerkelijker naarmate de variatie in inzamelmiddelen en -voorzieningen tussen gebruikers groter is.
Specifieke aanwijzing van de groep gebruikers van percelen die hun afvalstoffen via een bepaalde inzamelvoorziening mogen (of moeten) aanbieden, kan van belang zijn om tegen te gaan dat ook inwoners uit andere delen van de gemeente gebruik maken van de inzamelvoorziening, met als gevolg bijvoorbeeld een (vroegtijdig) overvolle container.
Het aanwijzen van een groep gebruikers is noodzakelijk indien de afvalstoffenheffing binnen de gemeente wordt gedifferentieerd naar het aanbod van afval.
Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt verstrekt, kan worden vereist dat het inzamelmiddel aan bepaalde normen voldoet. Ook kan via deze bepaling worden geregeld dat alleen huisvuilzakken met een gepatenteerde gemeentelijke opdruk mogen worden gebruikt indien wordt gewerkt met een systeem van dure zakken als vorm van tariefdifferentiatie. Voor bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld asbest) kunnen specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld.
Artikel 5 Frequentie van inzamelen
De gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel is op grond van artikel 10.21, eerste lid, respectievelijk tweede lid, Wm gesteld op tenminste eenmaal per week. Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat tenminste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.
De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid, Wm). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22, eerste lid, onder a en b, Wm een zorgplicht.
Het eerste lid is een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder b, Wm, dat de mogelijkheid biedt om af te wijken van de wekelijkse inzamelfrequentie van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval. Huishoudelijke afvalstoffen mogen - in het belang van een doelmatig beheer - worden ingezameld met een bij de verordening aangegeven regelmaat.
In dit lid is vastgelegd met welke frequentie de huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel worden ingezameld.
Indien de raad besluit tot afwijking van de wekelijkse inzamelfrequentie, is de raad verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). In Amstelveen wordt gebruik gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid. Het huishoudelijk restafval wordt tenminste eenmaal per twee weken bij elk perceel ingezameld. Deze afwijking is onderdeel van het “Afvalbeleidsplan 2011-2015” welke in de raadsvergadering van 15 december 2010 is vastgesteld.
Het groente-, fruit en tuinafval wordt ten minste eenmaal per twee weken afzonderlijk bij elk perceel ingezameld. Deze afwijking is onderdeel van het “ Afvalbeleidsplan 2011-2015 ” welke in de raadsvergadering van 15 december 2010 is vastgesteld.
Bij de hoogbouw wordt groente-, fruit en tuinafval niet afzonderlijk ingezameld aangezien de kwaliteit niet voldoende bleek voor gescheiden verwerking.
Kunststofverpakkingen worden eenmaal per twee weken afzonderlijk bij elk perceel (waaronder de hoogbouw) ingezameld. Deze gewijzigde inzamelfrequentie is onderdeel van het “ Afvalbeleidsplan 2011-2015 ” welke in de raadsvergadering van 15 december 2010 is vastgesteld.
Oud papier en karton worden eenmaal per vier weken afzonderlijk bij elk pecreel in de laagbouw ingezameld. Deze aanvullende inzameling is onderdeel van het “Afvalbeleidsplan 2011-2015” welke in de raadsvergadering van 15 december 2010 is vastgesteld.
Het college kan op basis van het zesde lid de frequentie van inzameling bij elk perceel bepalen van andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen dan huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval. Dit artikellid heeft alleen betrekking op de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen. De dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, kunnen worden geregeld op basis van artikel 11 van deze verordening.
Verplichting gemeente bij afwijking van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm
Indien de gemeente op grond van artikel 10.26 onder a, b en c, Wm bij verordening afwijkt van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm, is zij op grond van artikel 10.27 Wm verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid te bieden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing
Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.
In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 2, tweede lid, door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.
Het derde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens aanwijzing niet mag gelden voor personen of instanties die bij AMvB of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.
HOOFDSTUK 3 TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 2 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 2 en personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij AMvB of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben (zie de toelichting bij artikel 2 en artikel 6). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals elektrische en elektronische apparatuur, ook aan deze personen of instanties aanbieden.
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.
Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
GFT- afval is niet in dit artikel opgenomen. Afwijking van de wettelijke inzamelplicht van groente-, fruit- en tuinafval is mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de inspraakverordening van toepassing. Zie ook de toelichting op artikel 3.
Afstemming met artikel 3: Afzonderlijke inzameling
In artikel 3 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 9 houdt een verbod in voor de burger.
Het vierde lid is nodig, omdat het verbod op het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst of andere inzamelaars niet mag gelden voor het aanbieden van afval aan personen of instanties die bij AMvB of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.
Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Op grond van artikel 10.27 Wm is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren.
Het gaat om de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, b en c, Wm afwijkt van artikel 10.21 Wm: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente.
Het eerste lid betreft het verbod om huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de inzamelvoorziening.
Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of plastic folie waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt. De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt.
Het tweede lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de aangewezen inzamelvoorziening.
De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof huisvuil of grof tuinafval.
Uitvoeringsbesluit Inzameling huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 10 biedt de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Deze regels kunnen bijv. betrekking hebben op:
Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid
Bij het vaststellen van de dagen en tijden is in het “ Uitvoeringsbesluit Inzameling huishoudelijke afvalstoffen “ van het college een onderscheid gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen.
Artikel 12 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc.
Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.
HOOFDSTUK 4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Artikel 13 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval). De gemeente heeft met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.
Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 13 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
In haar uitspraak van 1 november 2006 geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (LJN: AZ1257, 200603719/1) nadere invulling aan het begrip "bedrijfsafval". Dit wordt in de verordening gedefinieerd als "afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen". Punt van discussie vormen een aantal poststukken met naam en adresgegevens van appelante, die aan de inzameldienst zijn aangeboden. De Afdeling bepaalt dat ondanks de aard van het afval (papier), de geringe hoeveelheid en de omstandigheid dat er sprake is van een kantoor aan huis, de brieven, die gelet op de adressering afkomstig zijn van een bedrijf, dienen te worden aangemerkt als bedrijfsafval.
Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Inzameling bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: "Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt."
De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Op grond van het tweede lid kan het college in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop de bedrijfsafvalstoffen worden aangeboden.
Afbakening met artikel 13 en artikel 14
Op grond van de artikel 13 en artikel 14 kunnen regels worden gesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Artikel 15 betreft het stellen van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.
Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan.
Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit van toepassing is.
Met opzet worden in het eerste lid ook de termen "stof" en "voorwerp" gebruikt en niet alleen de term "afvalstof", omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn.
In artikel 10.25, onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld."
Artikel 17 Achterlaten van straatafval
In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval. Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval "dat onderweg ontstaat", buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.
In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 van "Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)".
Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de "morgenster"-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.
Tweede lid: voorkomen van zwerfafval
Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen.
Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
In artikel 10.25, onder a, Wm is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over dit artikel zegt: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Veelal zal het daarbij gaan om een verbod, bijvoorbeeld om afval op straat of in het water te werpen. De regels kunnen ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld een afvalbak bij een snackbar) of het gebruik daarvan voorschrijven."
Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.
Opgemerkt wordt dat een inrichting zoals bedoeld in dit artikel, vergunningplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer, dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ook wel het Activiteitenbesluit genoemd. Met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008 is het voormalig Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer komen te vervallen.
De verplichting zoals opgenomen onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke milieuvergunning worden verbonden, dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Activiteitenbesluit.
In de nabijheid van de inrichting
Artikel 213 van het Activiteitenbesluit bepaalt het volgende: "Degene die de inrichting drijft verwijdert zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen die uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd binnen een straal van 25 meter van de inrichting." Hieruit volgt dat het criterium "in de nabijheid van de inrichting" kan worden uitgelegd als binnen een straal van 25 meter van de inrichting.
Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.
Artikel 21 Afvalstoffen bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.
Tweede lid sub b betreft het opruimen van zwerfafval
Dit artikel is een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).
HOOFDSTUK 6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN
Artikel 23 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit Beheer Autowrakken (hierna te noemen BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.
Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, BBA als volgt gedefinieerd: "voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm".
De Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als:
"alle stoffen, preparaten of andere producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen".
Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.
Er is sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rij- technisch voldoende staat is te brengen.
Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens
Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).
Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.
In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk te kunnen worden gehandhaafd. De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd.
Artikel 1a, aanhef, onder 3 Wed luidt: "Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens: …. de Wet milieubeheer, 10.23 – voor zover aangeduid als strafbare feiten - en ……."
In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed.
In de Wet economische delicten (Wed) is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal 11.250 euro. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen. Het openbaar ministerie heeft richtlijnen opgesteld voor boetes.
Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.