Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De Financiële verordening gemeente Pijnacker-Nootdorp 2006 wordt per 27 november 2015 ingetrokken.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-11-2015 | 18-02-2017 | Nieuwe regeling | 26-11-2015 | 15INT09091 |
De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
gezien het voorstel van het college van 13 oktober 2015;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;
vast te stellen de volgende verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, onder gelijktijdige intrekking van de Financiële verordening gemeente Pijnacker-Nootdorp 2006:
In deze verordening wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Bij iedere begroting en ieder jaarstuk wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productenraming aan de programma’s.
Artikel 4 – Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.
Het college biedt uiterlijk in de maand juni ter vaststelling de kadernota aan de raad aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 6 en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.
Paragraaf 3. Rapportage en Verantwoording
Het college legt verantwoording, volgens artikel 197 Gemeentewet, af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad indien een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 11 - Waardering & afschrijving vaste activa
Aankoop en vervaardiging van materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering bij raadsbesluit wordt het actief afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief, volgens de afschrijvingstermijn zoals in het derde lid bedoeld, of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.
Artikel 14 - Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten. De wijze van kostentoerekening in de begroting, de financiële administratie en de jaarrekening wordt door het college in een notitie vastgelegd.
Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, ook de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.
Artikel 15 - Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven, derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publieke belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publieke belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 16 - Financieringsfunctie
Het college informeert de raad zodra de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden drie achtereenvolgende kwartalen, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, wordt overschreden.
Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, verslag van: de geraamde inkomsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor een- en meerpersoonshuishoudens en bedrijven.
Artikel 19- Weerstandsvermogen en risicomanagement
Het college biedt ten minste eenmaal in de vier jaar ter vaststelling een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt onder andere ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen en het weerstandsvermogen. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.
Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico’s aan van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid.
Artikel 20 - Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt ten minste eens in de vier jaar ter vaststelling een nota onderhoud openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, openbare verlichting en straatmeubilair. Ook de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag worden weergegeven.
Het college biedt ten minste eens in de vier jaar ter vaststelling een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau, de uitbreiding van de riolering en de kwaliteit van het milieu. Ook de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag worden weergegeven.
Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De financiële gegevens in de nota worden jaarlijks cijfermatig geactualiseerd. Daarnaast bevat de nota voorstellen voor het te plegen onderhoud, en een overzicht van de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. Ook worden de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag weergegeven.
Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan civiele kunstwerken, openbare verlichting en straatmeubilair.
Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoordingen provincies en gemeenten, in ieder geval verslag van:
In de paragraaf bedrijfsvoering in de begroting wordt, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering, maar ook over nieuwe ontwikkelingen.
Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken over lopende en afgeronde onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet.
Artikel 23 - Verbonden partijen
De nota bevat de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties, vooral wat betreft: de condities waaronder het publieke belang is gediend met behartiging door verbonden partijen; de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen; en de financiële voorwaarden.
In de paragraaf verbonden partijen in de begroting en jaarstukken wordt, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en administratie
De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
het afleggen van verantwoording over en de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en de ter zake geldende wet- en regelgeving.
Artikel 28 - Financiële organisatie
Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast:
het beleid en de interne regels voor (conform relevante wet- en regelgeving); de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten; de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen;
opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Artikel 2 - Programmabegroting
Dit artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast. Eveneens is het artikel een kader voor zaken waarop de raad wil sturen en controleren.
De gemeente bepaalt zelf het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s, stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
Een programma is gebaseerd op drie w-vragen: wat willen we bereiken; wat gaan we daar voor doen; en wat mag dat kosten? Op basis van de hierbij passende indicatoren kan de raad zijn kaderstellende en controlerende (door beoordelen uitkomsten en resultaten) functie vervullen. In het dualistisch bestel moet de raad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie.
De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van deze begroting stelt het college - zoals geregeld in het Besluit begroting en verantwoording - een productenraming op. Het college is vrij in het aantal en de indeling van de producten. De raad kan van oordeel zijn dat hij bij de programmabegroting en -verantwoording een overzicht wil hebben van bij elkaar horende producten en programma’s. Dit wordt geregeld in het eerste lid.
Artikel 4 – Inrichting begroting en jaarstukken
Dit artikel biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staan een aantal uitgangspunten die het college bij het opstellen van deze stukken in acht moet nemen. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
Het eerste lid geeft aan hoe de lasten en baten in respectievelijk begroting en jaarrekening weergegeven moeten worden.
Het tweede lid gaat in op nieuwe en lopende investeringen, en wat daarover ten minste vermeld moet worden in de begroting.
Het vierde lid vertelt wat over investeringen en meerjarige projecten in de jaarrekening vermeld moet worden. Het derde lid is opgenomen in lijn met de door de VNG geconstateerde ontwikkeling op het gebied van gemeentefinanciën. Hieruit volgt onder meer dat de schuldpositie van gemeenten meer aandacht behoeft dan voorheen, waaraan met onder andere dit lid tegemoet wordt gekomen.
Hiermee wordt het meerjarige budgettaire kader bedoeld. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.
Artikel 6 - Uitvoering begroting
Dit artikel kent een aantal eisen die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het tweede lid wordt bepaald dat het college regels stelt die de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen.
Het derde lid stelt eisen wat betreft; de toewijzing van lasten en baten aan producten van de productenraming; kaders voor budgetten en kredieten; en lastenoverschrijding van producten.
Het vierde lid moet waarborgen dat de geautoriseerde lasten van programma’s in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.
Artikel 7 - Tussentijdse rapportage en informatie
Dit artikel formaliseert een onderdeel van de taken op het gebied van planning en control van de raad. De raad geeft namelijk de aard, kaders en frequentie van de informatie die het college standaard dient te verstrekken aan. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen, en besluiten of bijsturing nodig is. Het artikel schrijft de momenten waarop de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd voor: in ieder geval in twee tussenrapportages. Door het in het artikel vastleggen van de data heeft de raad een maximale termijn waarbinnen de tussenrapportages moeten worden samengesteld en opgeleverd.
In het vierde lid is het kader voor de inrichting van de tussenrapportages gegeven.
In het vijfde en zesde lid zijn bepalingen betreffende toelichtingen op investeringskredieten in tussenrapportages en het wijzigen van budgetten en investeringskredieten opgenomen.
Dit artikel gaat over het sluitstuk van de begrotingscyclus: de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, en de controle van de raad op voornoemde uitvoering. Basis daarvoor zijn de productrealisatie en programmaverantwoording. In het eerste lid wordt daarvoor een kwaliteitseis gesteld. Het tweede lid gaat in op de (eisen aan) verantwoording over de uitvoering van de programma’s.
Als gevolg van de nieuwe Wet houdbare overheidsfinanciën beschrijft dit artikel de procedurele gevolgen voor de gemeente.
Artikel 10 - Financiële positie
De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen. Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel buiten de boot vallen. Investeringen van gemeenten worden voornamelijk geactiveerd en drukken zodoende in het jaar van aanschaf niet op de onder de programma’s verantwoorde lasten.
Artikel 11 - Waardering & afschrijving vaste activa
De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Dit artikel stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief, de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen, en het saldo van agio en disagio. De materiele vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiele vaste activa met maatschappelijk nut. Vooruitlopend op het advies van de BBV-commissie onder leiding van Staf Depla is lid 3b opgenomen, waarin wordt bepaald dat nieuwe investeringen met maatschappelijk nut met ingang van 2016 worden geactiveerd.
Artikel 12- Voorziening voor oninbare vorderingen
Dit artikel geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen. Voor de bulkfacturen van gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van in ieder geval een historisch percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling zo goed als ondoenlijk is.
Artikel 13 - Reserves en voorzieningen
Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves.
Dit artikel bepaalt dat het college jaarlijks in 3 P&C-producten het overzicht van de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad.
Met de nota reserves en voorzieningen, minimaal eens in de vier jaar door het college (bijgewerkt) aangeboden, kan de raad de regels betreffende reserves en voorzieningen vaststellen. De bevoegdheid tot het vaststellen van mutaties in reserves ligt bij de raad. Niet begrote onttrekkingen aan reserves leiden formeel tot een begrotingsonrechtmatigheid. Dit artikel geeft aan onder welke voorwaarden het college een bedrag aan de algemene- en bestemmingsreserve kan onttrekken. Ook wat betreft het instellen van een bestemmingsreserve zijn regels opgenomen.
Een van de aanbevelingen in de notitie rente (2013) van de commissie BBV is het opnemen van de wijze van rentetoerekening in de financiële verordening. In dit artikel wordt daarvoor verwezen naar de nota Rente.
Artikel 14 - Kostprijsberekening
Dit artikel beschrijft de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven, zoals dat door artikel 212, tweede lid, sub b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven betreft besluitvorming door de raad, op basis van geraamde hoeveelheden en kostprijzen. In dit artikel zijn uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen opgenomen.
In de door het college vast te stellen “Notitie kostenverdeling” wordt de door de raad in de verordening vastgelegde grondslag verder uitgewerkt.
Artikel 15 – Prijzen economische activiteiten
Procedurele eisen, volgend uit het ten opzichte van de vorige verordening nieuwe hoofdstuk 4b in de Mededingingswet, zijn opgenomen in dit artikel.
Artikel 16 - Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 van de Gemeentewet het expliciete voorschrift dat de verordening het over “regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie” heeft. Artikel 16 bepaalt de kaders die het college in acht moet nemen bij het uitzetten en aantrekken van middelen. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven.
Artikel 17 - Registratie bezittingen, activa en vermogen
Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te nemen.
Artikel 212, tweede lid, onderdeel b Gemeentewet eist dat de verordening minimaal de “grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer”. Deze zijn uitgewerkt in dit artikel.
Het eerste lid regelt dat het college eens in de vier jaar een nota lokale heffingen aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. Vastgelegd is wat in ieder geval in deze nota behandeld moet worden. Ook stelt de raad de belastingverordening vast, conform de Gemeentewet. Als belastingen op een andere manier worden geheven dan in artikel 233 Gemeentewet vermeld staat, bepaalt de belastingverordening op welke manier de heffing geschiedt.
De geraamde baten van tarieven en heffingen mogen volgens artikel 229b Gemeentewet en artikel 15:33 Wet milieubeheer in principe niet de geraamde lasten overstijgen. In afwijking op de voorgaande alinea is het van producten en diensten die opgenomen zijn in één verordening mogelijk dat een product of dienst een hoger tarief kent dan de geraamde kostprijs, mits het totaal van de geraamde baten de totale lasten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening. Het college doet, volgend uit het tweede lid, ieder jaar een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, heffingen en leges.
Voor vaststelling van de heffingen, tarieven en prijzen verstrekt, volgend uit het derde lid, het college informatie over de geraamde kosten van de in de verordening genoemde diensten en de geraamde hoeveelheden per dienst aan de raad aan.
Het derde lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de bij de begroting en jaarstukken verplichte paragraaf lokale heffingen wordt geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de lokale lasten en heffingen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft de minimumeisen voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:
Artikel 19 – Weerstandsvermogen en risicomanagement
Een gemeente loopt risico’s. Voor bepaalde risico’s kan een gemeente zich verzekeren, kunnen er voorzieningen worden opgetuigd, of kunnen ze anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is al het voorgaande echter niet van toepassing. Het is daarom zaak dat een gemeente zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze probeert te beheersen.
Het eerste lid eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s. Dit zijn bijvoorbeeld regels over welke bezittingen van de gemeente moeten worden verzekerd en welke procedures hiervoor gelden. Ook moet het college in deze nota de risico’s kwantificeren en aan de hand daarvan het gewenste weerstandscapaciteit bepalen.
In het tweede en derde lid wordt ingegaan op (de kans op het voordoen van) risico’s van materieel belang, en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van voorgaande met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.
Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten verplicht een aantal zaken op te nemen in de paragraaf, namelijk:
Het vierde lid vult voorgaande verder aan. In het onderhavige artikel is er voor gekozen om de beleidslijnen uit te zetten in een nota. De paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement informeert over de uitvoering en toepassing van de nota.
Artikel 20 - Onderhoud kapitaalgoederen
Het eerste tot en met het derde lid regelen dat er minimaal eens in de vier jaar nota’s de raad worden aangeboden over onder andere (de kaders voor) het onderhoud van openbare ruimte, riolering en gebouwen en het meerjarige budgettaire beslag hiervan.
Het vierde lid vertelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad, in de bij de begroting en jaarstukken verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen, in elk geval geïnformeerd wordt.
Dit artikel regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de bij de begroting en jaarstukken verplichte paragraaf financiering wordt geïnformeerd. De raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden, zoals over de samenstelling en omvang van het vreemde vermogen en de uitzettingen en de liquiditeitspositie.
Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid wat betreft de ambtelijke organisatie wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. Volgens het eerste lid wordt de nota over de bedrijfsvoering dan ook slechts ter kennisgeving aan de raad voorgelegd.
Het tweede lid spreekt over de feiten aangaande het financieel beheer van de bedrijfsvoering waarover de raad (door het college) in de paragraaf bedrijfsvoering in de begroting en het jaarverslag in ieder geval geïnformeerd wordt.
Het derde lid verplicht het college tot het rapporteren over de voortgang van de resultaten van de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid.
Artikel 23 - Verbonden partijen
Dit artikel stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Het eerste en tweede lid regelen dat er een nota verbonden partijen aan de raad wordt aangeboden, waarin op de (financiële) stand van zaken van de verbonden partijen wordt ingegaan. In het tweede lid wordt aangegeven over welke feiten het college in ieder geval informeert. Zoals uit het derde lid blijkt, vormt de nota het kader voor het beleid aangaande verbonden partijen. Deze nota wordt ten minste eens in de vier jaar ter vaststelling door het college aan de raad aangeboden. De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen.
Het vierde lid regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de bij de begroting en jaarstukken verplichte paragraaf verbonden partijen geïnformeerd wordt. Naast de volgens het Besluit begroting en verantwoording verplichte onderdelen wordt ingegaan op nieuwe en beëindigde verbonden partijen, en het wijzigen van en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen. Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.
Als gevolg van het Besluit begroting en verantwoording dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden.
Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis.
Het eerste lid, regelt dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen.
Het tweede lid schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval, in de bij de begroting en jaarstukken verplichte paragraaf grondbeleid, moet worden geïnformeerd.
Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de genoemde stukken.
Artikel 25 - Verstrekking subsidies
Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die aan de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hierover wordt geen paragraaf in de begroting en de jaarstukken opgenomen. Artikel 4.23 Algemene wet bestuursrecht vereist dat een bestuursorgaan een subsidie slechts kan verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift. Voor incidentele gevallen, met een subsidieduur van ten hoogste vier jaar, geldt voornoemde eis niet.
Dit artikel regelt dat de raad periodiek een subsidiebeleidskader ontvangt waarin het college het voorgenomen beleid uiteenzet voor de verstrekking van subsidies en een overzicht van de toegekende subsidies. De nota wordt eens per raadsperiode aangeboden. De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen.
Het subsidiebeleidskader, wiens subsidies onder de subsidieverordening vallen, geeft een zo compleet en compact mogelijk overzicht van het subsidiebeleid per beleidsterrein. Door gefaseerde en periodieke vaststelling daarvan (eens in de vier jaar) komt de schijnwerper regelmatig te staan op het zogenaamde bestaande beleid. De subsidielijst, zie het tweede lid, is een overzicht van de, door het college, te verstrekken subsidies in een bepaald jaar. De subsidielijst wordt vastgesteld door het college van B&W en ter kennis gebracht van de functionele raadscommissie.
Dit artikel geeft de kaders voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. In hoofdlijnen wordt de opzet en werking van de administratie uiteengezet, zodat het dienstbaar is voor het in dit artikel opgesomde. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Een en ander geldt ook voor artikel 27 en 28.
Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
Artikel 27 - Financiële administratie
Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan: de raad; aan de gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder; het rijk; de Europese Unie; alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.
Artikel 28 - Financiële organisatie
In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan gehouden dient te worden.
Sub g rept over de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten, waarover het volgende: De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Dit onderdeel van sub g legt aan het college de verantwoordelijkheid op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.
Ook wordt in sub g gesproken over de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, waarover het volgende: Een ander kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing. Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing.
Het eerste lid geeft aan het college de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie op het gebied van interne controles ten behoeve van getrouwheid van informatieverstrekking en rechtmatigheid van beheershandelingen. Ook geeft het eerste lid aan het college de opdracht bij afwijkingen maatregelen te treffen. Uit het derde lid blijkt dat het college zorg draagt voor de interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op genoemde criteria, waarvoor het college (zie vierde lid) jaarlijks een verbijzonderde interne controle plan opstelt. Ook draagt het college zorg voor een stelsel van systematische interne controles (zie zevende lid). Indien de uitvoering van lid 3 daar aanleiding toe geeft, draagt het college zorg voor een plan van verbetering en de hieruit voortvloeiende maatregelen (zie vijfde lid). In het zesde lid wordt besproken waarover en op welke momenten de raad wordt geïnformeerd over de controle van het verbijzonderde interne controle jaarplan.
Deze verordening treedt in de plaats van de Financiële verordening gemeente Pijnacker-Nootdorp 2006.
Dit artikel bevat de aanhalingstitel waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.