Organisatie | Haaksbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.34a) |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 01-12-2015 Rond Haaksbergen, 24 december 2015 | Onbekend |
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.34a)
Deze beleidsregels geven uitwerking aan een aantal bevoegdheden die in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen en de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen zijn opgenomen.
Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;
Wettelijke basis: bepalingen van Wet maatschappelijk ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen, de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen en de Algemene wet bestuursrecht.
Vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning
Artikel 2 Uitwerking criteria maatwerkvoorziening (artikel 3, tweede lid, van de Verordening)
Het college verstaat onder eigen kracht dat de cliënt eerst kijkt in hoeverre hij zelf, of samen met zijn directe omgeving indien dat mogelijk is, een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van zijn situatie. Het college is van oordeel dat het heel normaal is dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Daarbij heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om te bevorderen dat burgers en hun omgeving hun eigen probleemoplossend vermogen benutten en versterken en daardoor niet of zo min mogelijk aangewezen raken op maatschappelijke ondersteuning.
Het college verstaat onder gebruikelijke hulp, hetgeen daarover in de Wmo 2015 is bepaald en legt dat als volgt uit: Volgens het college is het in onze samenleving normaal dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zeker wanneer er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid.Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, drukke werkzaamheden of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Gebruikelijk hulp is van toepassing op alle beperkingen van de cliënt. Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht bijvoorbeeld (niet limitatief):
Het college verstaat onder mantelzorg, hetgeen daarover in de Wmo 2015 is bepaald en legt dat als volgt uit: Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie de cliënt regelmatig contact houdt. De mantelzorger en de cliënt hoeven niet per se in één huis te wonen. Het verlenen van mantelzorg overstijgt qua duur en intensiteit de normale gang van zaken. Het gaat om hulp die verder gaat dan gebruikelijke hulp. Het college kijkt naar de behoeften, mogelijkheden en belastbaarheid van de mantelzorger. Het college gaat uit van wat redelijkerwijs de mogelijkheden van de mantelzorger zijn. Wat redelijkerwijs verwacht kan worden van een mantelzorger, verschilt van persoon tot persoon en is mede afhankelijk van de aard van de relatie en de situatie waarin de cliënt en de mantelzorger zich op dat moment bevinden. Het college gaat daarbij vooral uit van wat de mantelzorger zelf aangeeft. Naast de fysieke gesteldheid van de mantelzorger, kijkt het college ook naar de tijd die de mantelzorger beschikbaar heeft. Het college gaat met enige regelmaat de situatie van de cliënt en die van de mantelzorger bezien. Dit zorgt ervoor dat de belastbaarheid van de mantelzorger goed in het oog wordt gehouden en dat overbelasting zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het college heeft oog voor wat nodig is om de mantelzorg zo structureel mogelijk te laten plaatsvinden en de mantelzorger af en toe te kunnen ontlasten. Het college houdt rekening met de inzet van kinderen. Mantelzorg mag nooit ten koste gaan van het welbevinden en ontwikkeling van kinderen, zoals omgaan met leeftijdgenoten, vrijetijdsbesteding en de schoolprestaties. Het college slaat acht op het vermogen en de ontwikkeling van kinderen.
Het college verstaat onder een algemeen gebruikelijke voorziening hetgeen daarover in de Verordening is bepaald en legt dit als volgt uit: Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of mensen nu wel of geen beperking hebben. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de melding/aanvraag. Algemeen gebruikelijke voorzieningen hoeven niet vanuit de Wmo 2015 te worden verstrekt.
Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:
Uitzonderingen op deze criteria kunnen zijn situaties waarin:
Het college merkt de volgende voorzieningen als algemeen gebruikelijk aan (niet limitatief):
renovatie van badkamer en keuken die 20 jaar of ouder is 1 ;
Het college verstaat onder een algemene voorzieninghetgeen daarover in de Wmo 2015 is bepaald en legt dit als volgt uit: Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor alle ingezetenen van Haaksbergen; ook mensen die zorg ontvangen als bedoeld in de Wet langdurige zorg (Wlz) kunnen dus bijvoorbeeld gebruik maken van een algemene voorziening voor sociaal vervoer of mantelzorgondersteuning. Deze voorzieningen stellen mensen in staat om (ondanks hun beperkingen) zelfredzaam en zelfstandig te zijn en mee te blijven doen (participatie).
Voor een algemene voorziening is geen toestemming (indicatie) en doorverwijzing van een instantie nodig. Algemene voorzieningen kunnen privaat zijn, publiek of een combinatie van beide. Het college merkt de volgende voorzieningen als algemene voorzieningen aan (niet limitatief):
Artikel 3 Financiële haalbaarheid van een algemene voorziening en algemeen gebruikelijke voorzieningen.
Cliënt toont aan wat de hoogte van het maandelijks netto inkomen inclusief vakantiegeld is en welke bijzondere kosten, die niet voor vergoeding (zoals bijvoorbeeld verzekering, belastingteruggave of bijzondere bijstand) in aanmerking komen (kosten die gemaakt worden als gevolg van de beperkingen of handicap) cliënt maandelijks heeft vanaf het moment van melden.
Het college berekent aan de hand van de verstrekte gegevens de financiële haalbaarheid van de algemene voorziening en algemeen gebruikelijke voorziening. Indien het gebruik van een algemene voorziening of algemeen gebruikelijke voorziening financieel niet haalbaar is verstrekt het college een maatwerkvoorziening aan de cliënt.
Artikel 4 Uitwerking maatwerkvoorziening (artikel 3, derde lid, van de Verordening)
Het college verstaat onder voorzienbaarheid onder meer het volgende: Er wordt verwacht van senioren of personen met een chronisch of zelfs progressief ziektebeeld dat zij anticiperen op de toekomst. Bij de keuze van een nieuw te betrekken woning of aanpassingen aan de bestaande woning mag verwacht worden dat men rekening houdt met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of te verwachten beperkingen rekening wordt gehouden. Indien het voor een cliënt bij het betrekken van de woning gelet op zijn medische situatie voorzienbaar was, dat hij beperkingen zou gaan ondervinden bij het normale gebruik van de woning, wijst het college de aanvraag voor een woonvoorziening af.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor een bouwkundige woningaanpassing, wordt rekening gehouden met de afschrijvingstermijn zoals die in de sociale woningbouw gehanteerd wordt. De sociale woningbouw hanteert voor de renovatie van badkamer en keuken een termijn van ongeveer 20 jaar. Omdat als ondergrens voor wat acceptabel is in de Wmo het niveau sociale woningbouw wordt gehanteerd, wordt dit eveneens toegepast voor eigenaren van een koopwoning en de vrije huursector.
Het college verstrekt een maatwerkvoorziening wanneer de afschrijvingstermijn van de huidige maatwerkvoorziening is verstreken en deze maatwerkvoorziening niet meer adequaat functioneert. Als uit het technisch rapport van de gecontracteerde leverancier blijkt dat de huidige maatwerkvoorziening na een reparatie, die valt binnen de overeenkomst met de gecontracteerde leverancier, weer langdurig adequaat functioneert, verstrekt het college geen vervangende maatwerkvoorziening.
Artikel 6 Uitwerking maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning (artikel 3, tweede lid van de Verordening)
De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning voor een leefbaar huis houdt in : het leefbaar houden van de primaire ruimten, dat wil zeggen het één keer per week schoonmaken en eventueel opruimen van de dagelijks in gebruik zijnde ruimten zoals woonkamer, slaapkamer(s), de keuken, de badkamer en het toilet. Een cliënt die niet in staat is om het licht en/of zwaar huishoudelijk werk uit te voeren kan in aanmerking komen voor één keer per week ondersteuning bij de dagelijks in gebruik zijnde ruimten. Uitgezonderd zijn de zorg voor dieren en werkzaamheden die buiten de woning plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld ramen lappen buiten en tuinonderhoud.
De frequentie van het zwaar huishoudelijk werk is één keer per week met uitzondering van de onderdelen c, e en f. In het zorgplan wordt de frequentie aangegeven. Als het college een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning verstrekt, geeft het college aan of deze betrekking heeft op het licht en/of zwaar huishoudelijk werk.
Het college verstrekt de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning voor dagelijkse maaltijden als cliënt ondersteuning nodig heeft bij het bereiden van de benodigde dagelijkse maaltijden (bijvoorbeeld het smeren van een boterham). De kosten voor aanschaf van de maaltijden c.q. de maaltijdvoorziening komen ten laste van de cliënt. Warme maaltijden en de boodschappenservice vallen hier niet onder omdat dit algemene voorzieningen zijn. Op het moment dat cliënt moet worden gevoed en/of als een ondersteuner daadwerkelijk toezicht moet houden tijdens het opeten van de maaltijd door de cliënt is er sprake van medisch risico en valt dit onder de Zorgverzekeringswet.
Wanneer de cliënt overlijdt, blijft de huisgenoot die achterblijft huishoudelijke ondersteuning ontvangen gedurende maximaal 4 weken. Zo heeft de achterblijvende huisgenoot 4 weken de tijd om de ondersteuning op een andere manier te organiseren of de (veranderende) indicatie op zijn naam te kunnen laten zetten.
Artikel 7 Uitwerking maatwerkvoorziening OZL (artikel 3, tweede lid van de Verordening
Verder kan tot de resultaten behoren dat de omgeving van de cliënt in staat is om met (de gevolgen van) de beperking van cliënt om te kunnen gaan.
Het college bepaalt de omvang van de OZL door verdeling in drie niveaus (1, 2 en 3)
OZL 1, kernbegrippen: stimuleren en toezicht. De ondersteuning is erop gericht door stimulans en/of toezicht ervoor te zorgen dat de cliënt in staat is om zijn/haar sociale leven zelfstandig vorm te geven. Er is geen noodzaak tot het overnemen van taken, bijvoorbeeld bij de dagelijkse routine en met het uitvoeren van vooral complexere activiteiten. De cliënt kan zelf om ondersteuning vragen, maar stimuleren en toezicht zijn wel noodzakelijk.
OZL 2, kernbegrippen: helpen bij. De ondersteuning wordt geboden bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- ennachtritme) die voor de cliënt niet vanzelfsprekend zijn. Deze problemen kunnen zodanige vormen aannemen dat de cliënt afhankelijk is van ondersteuning. De communicatie gaat niet altijd vanzelf doordat de cliënt soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. Het niet inzetten van ondersteuning kan leiden tot verwaarlozing/opname.
OZL 3, kernbegrippen: overnemen en regie. De ondersteuning richt zich op het overnemen van taken door een professional, omdat de cliënt ernstige problemen heeft. Het gaat dan bijvoorbeeld om ondersteuning bij complexe taken die voor de cliënt moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. De cliënt kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen. Voor de dagstructuur en het voeren van regie is de cliënt afhankelijk van de ondersteuning van anderen.
Artikel 8 Uitwerking maatwerkvoorziening OMD (artikel 3, tweede lid van de Verordening
Het college bepaalt de omvang van OMD door verdeling in drie niveaus (1,2 en 3)
OMD 1, kernbegrippen: stimuleren en toezicht. De ondersteuning is erop gericht door stimulans en/of toezicht te zorgen dat de cliënt in staat is om zijn/haar sociale leven zelfstandig vorm te geven. Er is geen noodzaak tot het overnemen van taken, bijvoorbeeld bij de dagelijkse routine en met het uitvoeren van vooral complexere activiteiten. De cliënt kan zelf om ondersteuning vragen maar stimuleren en toezicht zijn wel noodzakelijk.
OMD 2, kernbegrip: helpen bij. De ondersteuning wordt geboden bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- en nachtritme) die voor de cliënt niet vanzelfsprekend zijn. Deze problemen kunnen zodanige vormen aannemen dat de cliënt afhankelijk is van ondersteuning. De communicatie gaat niet altijd vanzelf, doordat de cliënt soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. Het niet inzetten van ondersteuning kan leiden tot verwaarlozing/opname.
OMD 3, kernbegrip: overnemen en regie. De ondersteuning richt zich op het overnemen van taken door een professional, omdat de cliënt ernstige problemen heeft. Het gaat dan bijvoorbeeld om ondersteuning bij complexe taken die voor de cliënt moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. De cliënt kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen. Voor de dagstructuur en het voeren van regie is de cliënt afhankelijk van de ondersteuning van anderen.
Artikel 9 Uitwerking maatwerkvoorziening kortdurend verblijf en respijtzorg (artikel 3, tweede lid van de Verordening)
Artikel 10 Uitwerking maatwerkvoorziening vervoer OMD (artikel 3, tweede lid van de Verordening
Artikel 11 Uitwerking maatwerkvoorziening woningaanpassing (artikel 3, tweede lid van de Verordening)
De maatwerkvoorziening woningaanpassing heeft als doel het normaal gebruik van de woning. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden in principe geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening voor woningaanpassingen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden.
Het college hanteert het volgende afwegingskader bij de maatwerkvoorziening woningaanpassing:
Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag ervan uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning.
Het college beoordeelt allereerst of het resultaat: wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij worden alle aspecten meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd.
Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont, kan het college eenmalig een maatwerkvoorziening woningaanpassing verstrekken voor het bezoekbaar maken van één woning waar de cliënt in de periode voorafgaand aan de verhuizing naar de Wlz instelling heeft gewoond en nog regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld de woning van partner, kinderen of ouders). Bezoekbaar houdt in dat de persoon toegang heeft tot de woning en één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet kan bereiken en gebruiken. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken.
Artikel 12 Uitwerking maatwerkvoorziening rolstoel (artikel 3, tweede lid van de Verordening)
De maatwerkvoorziening rolstoel heeft als doel het in belangrijke mate, dagelijks zittend verplaatsen door de cliënt in en om de woning. Dit sluit de rolstoel voor incidenteel gebruik bijna altijd uit, omdat deze nu juist daar niet voor bedoeld is, maar voor verplaatsingen over langere afstanden elders, tijdens bijvoorbeeld uitstapjes.
Artikel 13 Uitwerking maatwerkvoorziening sportvoorziening (artikel 3, tweede lid van de Verordening)
Artikel 14 Uitwerking maatwerkvoorziening vervoer (artikel 3, tweede lid van de Verordening)
Als uit onderzoek blijkt dat iemand gebruik kan maken van de regiotaxi verstrekt het college geen maatwerkvoorziening vervoer. Het college verstrekt alleen de maatwerkvoorziening vervoer als de algemeen gebruikelijke voorziening regiotaxi voor cliënt niet haalbaar is. Onder haalbaarheid wordt verstaan: financieel te dragen.
De maatwerkvoorziening vervoer heeft als doel het lokaal verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving. Onder lokaal verplaatsen verstaat het college verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. Het college onderscheidt de volgende maatwerkvoorzieningen vervoer:
Het college verstrekt alleen de maatwerkvoorziening auto aanpassing als de cliënt heeft aangetoond op medische gronden niet te kunnen reizen met het collectief vervoer, taxivervoer of rolstoeltaxi. Het college verstrekt de maatwerkvoorziening auto aanpassing alleen als de aan te passen auto niet ouder is dan vijf jaar. Het college verstrekt de maatwerkvoorziening auto aanpassing als blijkt dat het de goedkoopst adequaatste oplossing is. Daarbij vergelijkt het college de kosten van de noodzakelijke auto aanpassing met de kosten van de anders te verstrekken maatwerkvoorziening vervoer over een periode van 5 jaar.