Overheidsorganisatie | Gemeente Rotterdam |
---|---|
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | personeel en organisatie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-07-2016 | 01-01-2016 | 06-10-2016 | Art. 12 | 05-07-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 123 |
15-04-2016 | 01-01-2016 | 16-04-2016 | Bijlage A, art. 4 | 12-04-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 48 |
01-01-2016 | 15-04-2016 | Nieuwe regeling | 17-11-2015 | Gemeenteblad 2015, nummer 190 | |
16-04-2015 | 01-01-2016 | 14-07-2016 | Art. 12 | 12-04-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 47 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de wethouder Financiën, Organisatie, Haven, Buitenruimte en Sport van 17 november 2015 met kenmerk: 1801419;
gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;
besluit vast te stellen:
Uitvoeringsregeling salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016
In dit besluit wordt verstaan onder Salarisbesluit: het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016.
1. Als aan de voorwaarde, gesteld in artikel 4, eerste lid onder a, van het Salarisbesluit niet wordt voldaan, blijft salarisverhoging achterwege, totdat aan die voorwaarde is voldaan. Hieraan dient een schriftelijke beoordeling ten grondslag te liggen.
2. Een extra periodieke salarisverhoging als bedoeld in artikel 4, derde lid van het Salarisbesluit is mogelijk op grond van zeer goed functioneren. Hieraan dient een schriftelijke beoordeling ten grondslag te liggen.
3. In afwijking van artikel 4, eerste lid, van het Salarisbesluit wordt het salaris van de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Salarisbesluit binnen de salarisschaal die voor hem geldt, verhoogd tot het naasthogere bedrag, als op grond van zijn functioneren verwacht wordt dat hij binnen redelijke termijn in staat zal zijn om zijn betrekking volledig en naar behoren te vervullen.
Indien de ambtenaar door promotie als bedoeld in artikel 6 van het Salarisbesluit overgaat naar een hogere salarisschaal, wordt het salaris verhoogd tot het naasthogere bedrag in die salarisschaal. Als die verhoging minder bedraagt dan 75% van het verschil tussen het salaris dat de ambtenaar geniet en het naasthogere salaris in dezelfde schaal, of - ingeval de ambtenaar het hoogste salaris reeds geniet - 75% van het verschil tussen dat hoogste salaris en het naastlagere salaris in dezelfde schaal, dan vindt vermeerdering van salaris plaats tot het salaris dat direct volgt op het naasthogere salaris.
Gereserveerd.
1. De hoogte en de duur van de arbeidsmarkttoelage als bedoeld in artikel 9 van het Salarisbesluit worden bepaald op het moment waarop deze wordt toegekend.
2. De arbeidsmarkttoelage bedraagt 5 of 10% van het salaris.
3. Een arbeidsmarkttoelage wordt niet toegekend wanneer het functioneren van de ambtenaar niet voldoende is om een toekenning te rechtvaardigen.
4. De ambtenaar aan wie een arbeidsmarkttoelage wordt toegekend, wordt vóór de datum van ingang van de toelage in kennis gesteld van de datum waarop de toelage afloopt.
Op de ambtenaar die niet vermijdbare zware, onaangename of gevaarlijke arbeid verricht als bedoeld in artikel 14 van het Salarisbesluit is de regeling van toepassing die is opgenomen in de bijlage A bij dit besluit.
1. De garantietoelage als bedoeld in artikel 15 van het Salarisbesluit kan worden toegekend aan de ambtenaar:
die buiten zijn schuld zijn betrekking niet langer kan vervullen en daarom wordt geplaatst in een andere betrekking waaraan een lagere functionele salarisschaal is verbonden;
aan wiens functie als gevolg van een herwaardering een lager functieniveau wordt verbonden.
2. De ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, ontvangt vanaf de datum waarop hij in de andere betrekking wordt geplaatst een salaris dat verbonden is aan de nieuwe functionele salarisschaal, aangevuld met een garantietoelage ter hoogte van het verschil tussen het oude en nieuwe salarisniveau.
3. De ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, ontvangt vanaf de datum van vaststelling van het lagere functieniveau een salaris dat verbonden is aan de nieuwe functionele salarisschaal, aangevuld met een garantietoelage ter hoogte van het verschil tussen het oude en nieuwe salarisniveau.
4. De garantietoelage wordt in voorkomende gevallen bij vereist functioneren jaarlijks verhoogd met een bedrag dat overeenkomt met een periodieke salarisverhoging binnen de oude functionele salarisschaal, totdat het maximumsalaris van de oude functionele salarisschaal is bereikt. Indien de ambtenaar het maximum van de nieuwe functionele salarisschaal nog niet had bereikt, worden de periodieke salarisverhogingen binnen de nieuwe functionele salarisschaal in mindering gebracht op de garantietoelage.
5. In gevallen van disfunctioneren, waarbij als gevolg hiervan inhouding op het salaris plaatsvindt en waarbij tevens aanspraak bestaat op salarisgarantie ingevolge dit artikel, wordt een eerder ingelopen salarisgarantie niet meer gereactiveerd.
Op de afbouwtoelage als bedoeld in artikel 16 van het Salarisbesluit worden salarisverbeteringen, met uitzondering van nog te doorlopen periodieken in de functionele salarisschaal en algemene salarisherzieningen, in mindering gebracht.
Het in artikel 20 van het Salarisbesluit bedoelde bedrag wordt bruto uitgekeerd en bedraagt ten minste € 70,- en ten hoogste € 4.000,-.
1. Het salaris en de salaristoelagen worden maandelijks uitbetaald uiterlijk op de 25e dag van de maand.
2. De uitbetaling van salaris en salaristoelagen vindt plaats door overmaking op een door de ambtenaar opgegeven bankrekening.
3. Van het tweede lid kan worden afgeweken, als daartoe naar het oordeel burgemeester en wethouders op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat.
1. De vakantietoelage wordt één maal per jaar uitbetaald over de periode van twaalf maanden die aangevangen is met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.
2. Bij ontslag van de ambtenaar vindt de uitbetaling plaats over het tijdvak, gelegen tussen het einde van de laatste periode, bedoeld in het eerste lid, en de ingangsdatum van het ontslag.
3. Burgemeester en wethouders kunnen regels vaststellen op grond waarvan aan de ambtenaar op diens verzoek in het tijdvak van 1 juni tot en met 30 mei ten hoogste één keer een voorschot op de vakantietoelage kan worden verstrekt (zie P&O-circulaire 2014/03).
De ambtenaar die op 31 december 2015 in dienst was en voor wie het totaal van de toegekende salaristoelagen als gevolg van de invoering van het Salarisbesluit op 1 januari 2016 lager wordt, heeft recht op een Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit.
1. Wanneer de ambtenaar op 31 december 2015 recht heeft op een garantietoelage als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel s, van het Ambtenarenreglement zoals dat toen gold, wordt deze toelage voortgezet onder de voorwaarden waaronder ze is toegekend.
2. Wanneer de ambtenaar op 31 december 2015 recht heeft op een afbouwtoelage als bedoeld in artikel 1 van de Overbruggingsregeling zoals dat toen gold, wordt deze toelage voortgezet onder de voorwaarden waaronder ze is toegekend.
3. De ambtenaar die op 31 december 2015 recht heeft op een persoonlijke prestatietoelage (PPT) als bedoeld in artikel 9 van het Bezoldigingsbesluit zoals dat toen gold, behoudt het recht op deze toelage indien en voor zo lang aan de gestelde voorwaarden voor die PPT wordt voldaan. Voor intrekking van de PPT en wijziging van het percentage zijn de bepalingen van artikel 9 van het Bezoldigingsbesluit, zoals dat toen gold, onverkort van toepassing. De ambtenaar bedoeld in dit lid heeft geen recht op de functioneringstoelage als bedoeld in artikel 8 van het Salarisbesluit.
4. De ambtenaar die op 31 december 2015 recht heeft op een BHV-toelage als bedoeld in artikel 18 van het Bezoldigingsbesluit zoals dat toen gold, behoudt het recht op deze toelage indien en voor zo lang aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
5. De ambtenaar die op 31 december 2015 recht heeft op een:
tijdelijke persoonlijke toelage (TPT) als bedoeld in artikel 13 van het Bezoldigingsbesluit zoals dat toen gold; of
arbeidsmarkttoelage als bedoeld in artikel 12 van het Bezoldigingsbesluit zoals dat toen gold; of
waarnemingstoelage als bedoeld in artikel 17 van het Bezoldigingsbesluit zoals dat toen gold;
behoudt het recht op deze toelage(n) tot het moment waarop de afgesproken einddatum is bereikt, de vastgelegde duur is verstreken of de omschreven gebeurtenis zich voordoet.
6. De berekeningsgrondslag voor de eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 18a van het Salarisbesluit is voor de ambtenaar die op 31 december 2015 in dienst was gelijk aan het salaris verhoogd met:
de eventuele garantietoelage als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel s, van het Ambtenarenreglement;
de eventuele persoonlijke prestatietoelage als bedoeld in artikel 9 van het Bezoldigingsbesluit 1993;
de eventuele arbeidsmarkttoelage als bedoeld in artikel 12 van het Bezoldigingsbesluit 1993;
de eventuele tijdelijke persoonlijke toelage als bedoeld in artikel 13 van het Bezoldigingsbesluit 1993;
de eventuele aanvulling tot het wettelijk minimumloon als bedoeld in artikel 30 van het Ambtenarenreglement;
zoals deze bepalingen op 31 december 2015 golden.
7. De berekeningsgrondslag voor de werkgeverstoelage levensloop als bedoeld in artikel 7 van het Besluit levensloopregeling is voor de ambtenaar die op 31 december 2015 in dienst was gelijk aan het salaris verhoogd met:
de eventuele aanvulling tot het wettelijk minimumloon als bedoeld in artikel 30 van het Ambtenarenreglement, zoals deze bepalingen op 31 december 2015 gold;
de eventuele garantietoelage als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel s, van het Ambtenarenreglement, zoals deze bepaling op 31 december 2015 gold;
de eventuele harmonisatietoelage PPT.
1. In afwijking van artikel 18 van het Salarisbesluit worden voor de uren waarop in de kalenderjaren 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 overwerk is verricht een vergoeding toegekend conform bijlage B bij dit besluit.
2. In aanvulling op het vorige lid ontvangt de medewerker die op 31 december 2015 een persoonlijke prestatietoelage als bedoeld in artikel 9 van het Bezoldigingsbesluit 1993 zoals deze bepaling op 31 december 2015 gold, genoot en in 2016, 2017, 2018, 2019 of 2020 overwerk verricht een opslag over het bedrag aan vergoeding voor overwerk dat hij in de genoemde jaren heeft verricht. Deze opslag wordt achteraf en eenmaal per jaar in januari uitbetaald, voor het eerst in 2017 en voor het laatst in 2021. De opslag wordt uitbetaald als de medewerker op het moment dat de hoogte ervan wordt vastgesteld nog steeds een persoonlijke prestatietoelage geniet en bedraagt 4, 8 of 12% van het over het voorgaande jaar uitbetaalde bedrag aan vergoeding voor overwerk. Het toegepaste percentage komt overeen met het percentage aan persoonlijke prestatietoelage dat de betreffende medewerker op 31 december 2015 genoot.
3. In aanvulling op het eerste lid ontvangt de medewerker die op 31 december 2015 een garantietoelage als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel s, sub 1, 2 of 3, van het Ambtenarenreglement zoals deze bepaling op 31 december 2015 gold, genoot en in 2016, 2017, 2018, 2019 of 2020 overwerk verricht een opslag over het bedrag aan vergoeding voor overwerk dat hij in de genoemde jaren heeft verricht. Deze opslag wordt achteraf en eenmaal per jaar in januari uitbetaald, voor het eerst in 2017 en voor het laatst in 2021. De opslag wordt uitbetaald als de medewerker op het moment dat de hoogte ervan wordt vastgesteld nog steeds deze garantietoelage geniet en komt overeen met 9% van het bedrag aan vergoeding voor overwerk dat de medewerker over het voorgaande kalenderjaar heeft ontvangen.
4. Het gestelde in het vorige lid is ook van toepassing op medewerkers die op 31 december 2015 een harmonisatie garantietoelage genoten, met uitzondering van de hoogte van de opslag. Voor de harmonisatie garantietoelage wordt de hoogte van de opslag individueel vastgesteld. De opslag wordt bepaald door de verhouding tussen de hoogte van de harmonisatie garantietoelage en het voor de betreffende medewerker geldende schaalbedrag op 31 december 2015 in een percentage uit te drukken.
5. Het gestelde in het derde lid is eveneens van toepassing op medewerkers die op 31 december 2015 een garantietoelage PPT of een harmonisatietoelage PPT genoten, met uitzondering van de hoogte van de opslag. Voor toelagen die nominaal zijn vastgesteld wordt de hoogte van de opslag individueel bepaald, door de verhouding tussen de hoogte van de garantietoelage PPT of de harmonisatietoelage PPT en het voor de betreffende medewerker geldende schaalbedrag op 31 december 2015 in een percentage uit te drukken. Voor toelagen die zijn vastgesteld in de vorm van een percentage wordt dat percentage als opslag gehanteerd.
6. Bij samenloop van de in het tweede tot en met vijfde lid genoemde toelagen bestaat recht op het totaal van de opslagen. Dit totaal wordt verlaagd met de vermindering van de in het tweede tot en met vijfde lid genoemde toelagen die het gevolg zijn van onderlinge verrekening op de peildatum 31 december 2015.
Voor de ambtenaar die op 31 december 2015 in dienst was, valt de Rotterdamse eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 36a van het Ambtenarenreglement zoals dat toen gold, onder het overgangsrecht als bedoeld in artikel 15.
1. De ambtenaar die op 31 december 2015 recht heeft op een toelage die als gevolg van de invoering van het Salarisbesluit komt te vervallen of in hoogte wordt gewijzigd en waarop de artikelen 12 en 13 niet van toepassing zijn, heeft recht op een toelage overgangsrecht.
2. De hoogte van deze toelage wordt berekend door op basis van het refertejaar 2016 (roosters en alle andere relevante factoren) het verschil te nemen tussen:
het bedrag dat de medewerker aan toelagen en vergoedingen zou hebben ontvangen volgens de op 31 december 2015 geldende regelgeving;
het bedrag dat de medewerker aan toelagen en vergoedingen ontvangt volgens de op 1 januari 2016 regelgeving.
Bij deze berekening wordt het schaalbedrag van 31 december 2015 als grondslag gebruikt.
3. Tot deze toelagen behoren in ieder geval:
vaste toelage onregelmatige dienst als bedoeld in artikel 14 van het Bezoldigingsbesluit;
vaste vergoeding als bedoeld in het Besluit wacht- en waakdiensten.
Uitgangspunt voor de berekening van de in dit lid genoemde bedragen zijn de roosters voor 2016, voor zover die op 1 december 2015 bekend zijn.
De in de artikelen 13 en 14 bedoelde overgangsrechten worden bij elkaar opgeteld. Dit leidt tot de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit.
1. Nadat het bedrag van de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit is vastgesteld, wijzigt de hoogte niet meer. Bij generieke salarisverhogingen wordt deze toelage niet verhoogd (geen indexering).
2. Bij een verhoging van het salaris of bij toekenning of wijziging van een salaristoelage vindt geen verrekening plaats met de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit (geen anticumulatie).
De Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit is een vast jaarbedrag dat in 12 maandelijkse termijnen wordt uitbetaald.
Wanneer de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit lager is dan € 120,- per jaar (op basis van een fulltime aanstelling) wordt deze afgekocht met een eenmalig bedrag ter waarde van vijf jaar.
Bij beëindiging van het dienstverband in de loop van een kalenderjaar wordt de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit naar rato uitgekeerd.
Bij een verkleining van de omvang van het dienstverband wordt de hoogte van de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit naar evenredigheid aangepast.
Bij een vergroting van de omvang van het dienstverband wijzigt de hoogte van de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit niet.
Burgemeester en wethouders kunnen aanvullende afspraken maken over de afkoop en de uitbetaling in termijnen van de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit.
Voor de ambtenaar die op grond van het Gratificatiebesluit ambtsjubilea 1973 zoals dat op 31 december 2015 gold uiterlijk op 31 december 2020 recht zou hebben gehad op een ambtsjubileumgratificatie die voor hem gunstiger zou zijn dan de jubileumtoelage van artikel 19 van het Salarisbesluit, ontvangt een ambtsjubileumgratificatie op basis van het Gratificatiebesluit ambtsjubilea 1973.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016.
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 november 2015.
In deze regeling wordt verstaan onder:
arbeidsomstandigheden: de situatie waaronder het werk wordt verricht;
inconveniënten: bezwarende arbeidsomstandigheden tijdens de uitoefening van de functie, die niet opgeheven kunnen worden door toepassing van middelen of andere oplossingen, die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de werknemer maar die binnen de grenzen van toelaatbaarheid volgens geldende (wettelijke) normen en voorschriften blijven;
bevoegd gezag: concerndirecteur;
werkelijke dienst: degene die niet op non-activiteit is gesteld of is geschorst, gedurende de hele maand ziek is geweest of buitengewoon verlof van lange duur geniet.
1. De ambtenaar in werkelijke dienst, die tijdens het verrichten van zijn arbeid feitelijk inconveniënten ondergaat, heeft aanspraak op een vergoeding, overeenkomstig het bepaalde in de volgende artikelen. De aanspraak op vergoeding is situatiegebonden en eindigt wanneer de situatie zich niet meer voordoet.
2. Wanneer iemand lopende een maand belanghebbende wordt dan geldt als ingangsdatum voor de vergoeding de eerste van de maand hierop volgend.
3. Wanneer iemand lopende een maand geen belanghebbende meer is dan geldt als einddatum voor de vergoeding de laatste dag van die maand.
1. De mate van bezwaarlijkheid van de inconveniënten wordt uitgedrukt aan de hand van het puntensysteem zoals opgenomen in artikel 4 van deze regeling.
2. Burgemeester en wethouders bepalen op grond van vergelijkend onderzoek het aantal punten van de inconveniënten. Het toegekende aantal punten vormt de basis voor de vergoeding.
1. De vergoeding wordt vastgesteld met inachtneming van de hierna volgende tabel.
Aantal punten | Omschrijving Inconveniënten- situatie | Vaste vergoeding per maand, zijnde onderstaand percentage van salaris SK 5/10, van bijl. A Salarisbesluit | Incidentele vergoeding op maandbasis, zijnde onderstaand percentage van salaris SK 5/10, van bijl. A Salarisbesluit (1 Deze vergoeding dient gehanteerd te worden bij seizoenwerk en/of waarneming functie omdat een correctie wordt gemaakt voor de factor vakantie met 52/48 |
0 – 36 | niet bezwaarlijk | 0 | 0 |
37 – 49 | licht bezwaarlijk | 1,2569 | 1,3616 |
50 – 67 | middelmatig bezwaarlijk | 2,5156 | 2,5400 |
> 67 | bezwaarlijk | 3,7697 | 4,0838 |
2. Indien reeds uit anderen hoofde een inconveniëntenvergoeding wordt genoten, wordt deze vergoeding in mindering gebracht op de vergoeding ingevolge het eerste lid van dit artikel.
3. Bij deeltijd wordt de vergoeding als regel naar rato vastgesteld.
4. Over de kalendermaand, waarin de normale dienstuitvoering slechts op een beperkt aantal werkdagen heeft plaatsgevonden (minimaal 1) wordt met inachtneming van het gestelde in artikel 2, tweede lid een volledige maandvergoeding toegekend.
5. In afwijking van het vorige lid geldt in geval van arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte dat doorbetaling van de inconveniëntentoelage plaatsvindt met toepassing van artikel 52 van het Ambtenarenreglement.
De uren waarop in de kalenderjaren 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 overwerk is verricht worden vergoed tegen de onderstaande percentages van het uurloon:
Jaar | Zon- of feestdag 0.00-24.00 | Zaterdag tussen 14.00 en 24.00 uur | Zaterdag tussen 0.00 en 14.00 uur | Maandag tussen 0.00 en 6.00uur | Maandag tot en met vrijdag tussen 20.00 en 24.00 uur | Dinsdag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 6.00 uur | Maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 20.00 uur, tijdens het eerste uur voorafgaande of aansluitend aan de werktijd | Maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 20.00 uur, na het eerste uur voorafgaande of aansluitend aan de werktijd |
2016 | 100 | 100 | 75 | 75 | 50 | 50 | 25 | 50 |
2017 | 100 | 95 | 75 | 75 | 50 | 50 | 35 | 35 |
2018 | 100 | 90 | 75 | 75 | 50 | 50 | 32,5 | 32,5 |
2019 | 100 | 85 | 75 | 75 | 50 | 50 | 30 | 30 |
2020 | 100 | 80 | 75 | 75 | 50 | 50 | 27,5 | 27,5 |
Dit gemeenteblad 2015, nummer 190, is uitgegeven op 19 november 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Artikel 12
a. Bestaande garantietoelage en afbouwtoelagen
Toelagen – ongeacht de benaming – die naast het salaris structureel onderdeel uitmaken van het vaste inkomen van de betreffende ambtenaar en van oorsprong bedoeld zijn om een terugval in salaris of emolumenten en toelagen op te vangen, komen bij invoering van het nieuwe Salarisbesluit niet te vervallen. De toelage is onderdeel van het salaris en wordt daarom niet meegenomen in de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit (hierna: TOR) zoals geregeld in dit overgangsrecht.
Deze toelagen worden gecontinueerd na invoering van het Salarisbesluit per 1 januari 2016 en vinden vanaf dat moment hun grondslag in artikel 5.
‘Onder de voorwaarden waaronder ze zijn toegekend’ geeft aan dat de afspraken die golden bij toekenning (indexatie, duur, afbouw) ook na 1 januari 2016 van toepassing blijven.
b. Tijdelijke toelage met schriftelijke overeengekomen einddatum
Een tijdelijke toelage die niet meer kan worden gebaseerd op een bepaling in het Salarisbesluit, dan wel een toelage (anders dan een garantietoelage) met een hogere grondslag en die zich niet leent om te worden opgenomen in de TOR, kan eveneens worden voortgezet volgens de condities zoals die golden op het moment dat zij werd vastgesteld.
Voorwaarde is dat de toelage tijdelijk is en dat de einddatum of gebeurtenis tijdens welke de tijdelijke toelage wordt betaald schriftelijk is vastgelegd.
Een voorbeeld hiervan is de tijdelijke persoonlijke toelage van artikel 13 van het Bezoldigingsbesluit 1993. Opname in de TOR zou er toe leiden dat deze evident als tijdelijk bedoelde toelage eeuwig in een TOR wordt vervat. Dus tijdelijke toelagen met een schriftelijk vastgelegde einddatum lopen gewoon door conform de afspraken en tot de vastgelegde einddatum.
c. Berekeningsgrondslag voor eindejaarsuitkering en werkgeverstoelage levensloop
Het salarisbegrip zoals dat tot 1 januari 2016 gold is breder dan het salarisbegrip zoals dat vanaf 1 januari 2016 geldt. Voor medewerkers die een toelage als PPT, garantietoelage, TPT, arbeidsmarkttoelage of een aanvulling tot het wettelijk minimumloon genieten, heeft dit consequenties voor de hoogte van de eindejaarsuitkering en werkgeverstoelage levensloop.
Voor de medewerkers die op 31 december 2015 in dienst van de gemeente Rotterdam zijn gekomen, blijft de oude berekeningsgrondslag (van vóór 1 januari 2016) voor de eindejaarsuitkering en werkgeverstoelage levensloop gelden. Voor medewerkers die op of na 1 januari 2016 in dienst komen, geldt dat alleen het schaalbedrag in de berekeningsbasis is opgenomen.
d. Overwerk
In het Salarisbesluit (artikel 18) geldt gedurende een aantal tijdvakken een ander vergoedingspercentage voor overwerk dan in het Bezoldigingsbesluit was opgenomen. Daarnaast is er sprake van een andere berekeningsgrondslag, omdat in het Salarisbesluit alleen het schaalbedrag (herleid tot een uurloon) als berekeningsgrondslag voor de overwerkvergoeding dient en toelagen als de PPT en de garantietoelage niet meer meetellen.
Als overgangsregeling is afgesproken dat vanaf 2016 de berekeningsgrondslag voor de overwerkvergoeding gebaseerd wordt op het Salarisbesluit, maar in 2016 de vergoedingspercentages nog niet worden gewijzigd. Vanaf 2017 worden de verschillen tussen de oude en de nieuwe vergoedingspercentages in vijf stappen afgebouwd.
Daarnaast ontvangen de medewerkers die een PPT of een garantietoelage (genieten gedurende een periode van vijf jaar een compensatie voor de verlaging van de grondslag van het overwerk waarmee zij te maken kunnen krijgen.
Medewerkers met PPT
Medewerkers met een PPT ontvangen gedurende vijf jaar een opslag, toe te kennen over het bedrag dat zij aan overwerkvergoeding hebben ontvangen over het voorgaande jaar. Deze opslag is een bedrag ineens en wordt voor het eerst toegekend in januari 2017 en voor het laatst in januari 2021.
Om voor deze opslag in aanmerking te komen gelden de volgende voorwaarden:
er moet in het betreffende kalenderjaar zijn overgewerkt;
op 31 december 2015 moet de betreffende medewerker in het genot zijn van een PPT en op het moment dat de hoogte van de compensatie wordt vastgesteld, moet de medewerker nog steeds een PPT genieten.
Voor medewerkers met een PPT van 4% is de opslag 4%, voor medewerkers met een PPT van 8% is deze opslag 8% en voor medewerkers met een PPT van 12% is deze opslag 12%.
Medewerkers met een garantietoelage
Medewerkers met een garantietoelage ontvangen ook gedurende vijf jaar een opslag over het bedrag dat zij aan overwerkvergoeding hebben ontvangen over het voorgaande jaar. Ook een bedrag ineens, voor het eerst toe te kennen in januari 2017 en voor het laatst in januari 2021.
Om voor deze opslag in aanmerking te komen gelden de volgende voorwaarden:
er moet in het betreffende kalenderjaar zijn overgewerkt;
op 31 december 2015 moet de betreffende medewerker in het genot zijn van een garantietoelage en op het moment dat de hoogte van de compensatie wordt vastgesteld, moet de medewerker nog steeds een garantietoelage genieten.
In geval van samenloop van toelagen worden de diverse opslagpercentages bij elkaar opgeteld. Daarbij vindt nog wel verrekening plaats als bijvoorbeeld een garantie wordt verrekend met een tijdelijke prestatietoelage (TPT) die nog loopt.
Artikel 14
In de artikelen 13 en 14 is een berekeningsmethode vastgelegd die recht doet aan het uitgangspunt dat de nieuwe salarisregeling geen bezuinigingsmaatregel is. Medewerkers worden gecompenseerd voor een eventuele teruggang in beloning.
De medewerkers die in dienst waren vóór 1 januari 2016 worden gecompenseerd met een TOR.
De Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit bestaat uit twee delen:
geldend voor alle medewerkers; de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit deel 1;
niet geldend voor alle medewerkers; de Toelage Overgangsrecht Salarisbesluit deel 2.
De TOR bestaat weliswaar uit twee delen, maar er is geen sprake van twee verschillende toelagen. De TOR 1 (artikel 13) en de TOR 2 (artikel 14) zijn feitelijk twee stappen die na elkaar moeten worden gezet om per medewerker de hoogte van de TOR te bepalen.
Voor de berekening van de TOR 2 worden de in 2016 te werken roosters fictief gekoppeld aan de toelagen van het nieuwe Salarisbesluit. Vervolgens wordt het eindbedrag vergeleken met het bedrag dat op basis van de oude regelgeving aan toelagen en zou worden betaald in 2016. Wanneer het nieuwe bedrag lager is, wordt het verschil opgenomen als TOR 2.
Artikel 15
De TOR 1 en de TOR 2 worden bij elkaar opgeteld. Als de TOR 1 leidt tot een bedrag van 150 euro per jaar en de TOR 2 – omdat bijvoorbeeld de toelagen onregelmatige dienst van de nieuwe regeling hoger zijn dan de oude toelagen - tot een negatief bedrag van 25 euro, dan is de TOR: 150 euro + (- 25 euro) = 125 euro. De TOR is een nominaal bedrag. De TOR telt mee in de pensioengrondslag maar is geen salaristoelage en geen grondslag voor eindejaarsuitkering, vakantietoelage of levenslooptoelage.
Artikel 16
Met deze bepaling wordt gedoeld op de situatie waarin het inkomen van de medewerker na invoering van het nieuwe Salarisbesluit stijgt, bijvoorbeeld door promotie of een nieuw rooster met een hogere toelage onregelmatige dienst. De inkomensstijging wordt niet verrekend met de TOR van de medewerker.
Artikel 18
Het bedrag van € 120,- geldt bij een fulltime dienstverband. Bij deeltijd wordt dit grensbedrag naar rato verlaagd.
Bij de overgang naar het Uitvoeringsbesluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen Rotterdam 2016 wordt eenmalig bepaald of de TOR het drempelbedrag van € 120,- bedraagt.
Artikelen 20 en 21
De TOR volgt de verkleining van de omvang van de aanstelling. Bij een vergroting van de aanstelling wordt de TOR niet verhoogd.
Artikel 23
De ambtsjubileumgratificatie kent een eigen overgangsbepaling. Het betreft de afspraak dat medewerkers die uiterlijk op 31 december 2020 recht hebben op een ambtsjubileumgratificatie op grond van het Gratificatiebesluit ambtsjubilea 1973, deze ambtsjubileumgratificatie ontvangen conform de laatstgenoemde regeling. Dat betekent ook dat de in die regeling vastgestelde criteria gelden voor de bepaling of het relevante aantal jaren is behaald.