Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Actualisatie beleidsplan Openbare Verlichting gemeente Midden-Delfland 2010-2014 |
Citeertitel | Actualisatie beleidsplan Openbare Verlichting gemeente Midden-Delfland 2010-2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 31-12-2014 | Nieuwe regeling | 08-12-2009 Gemeenteblad, 2009, 2 | 2009-09-13 |
In januari 2007 is door Provincie Zuid-Holland een bestuurlijke bijeenkomst georganiseerd in samenwerking met de provinciale milieufederatie aangaande lichthinder. Op basis van deze bijeenkomst heeft Provincie Zuid-Holland een boekje gemaakt met als titel “Zicht op licht”. http://www.senternovem.nl/openbareverlichting/.
Na de bijeenkomst heeft de Provincie Zuid-Holland in samenspraak met SenterNovem en de regionale Milieudiensten drie regionale bijeenkomsten georganiseerd. In december 2007 is er een bijeenkomst geweest voor de regio Haaglanden. Het onderwerp was energiebesparing Openbare Verlichtingen en reductie lichthinder. Doelgroep waren de bestuurders, beheer- en beleidsmakers Openbare Verlichtingen en beleidsmedewerkers energie.
Door de Provincie Zuid-Holland is een verdere aanzet gegeven aan de doelstelling voor het realiseren van energiebesparing Openbare Verlichting en reductie lichthinder. Dit is gebeurd door in overleg met de milieudiensten te treden. Hieruit is onder meer naar voren gekomen dat veel gemeenten energiebesparing Openbare Verlichting meegenomen hebben in de subsidieaanvraag aangaande klimaat (SLOK). Daarnaast is door Provincie Zuid-Holland en SenterNovem het energiebesparingspotetieel in beeld gebracht voor de gemeenten.
Als gevolg van de ontwikkelingen is door de Regio Haaglanden in het najaar van 2008 een bijeenkomst georganiseerd voor de beheer- en beleidsmakers Openbare Verlichting van de negen gemeenten. Uit dat overleg is naar voren gekomen dat gezamenlijk overleg van belang is. Verder leefde bij de verschillende gemeenten de behoefte om de huidige ontwikkelingen in perspectief te zetten. Besloten werd daarom te werken aan een notitie.
De notitie gericht op de gemeente Midden-Delfland met het resultaat daarvan, ligt voor u.
Heeft u het buiten wel eens als donker ervaren? Vast wel en toch was het niet echt donker. Overal in de wereld wordt men verlicht vanuit het hemellichaam. Niet alleen wanneer het helder weer is en men het maanlicht en de sterren kan zien, maar zelfs bij bewolkt weer. Toch vindt men het licht van de maan en de sterren in Nederland niet altijd voldoende. Als het donker is heeft men om uiteenlopende redenen behoefte aan meer licht in de openbare ruimte. Hiervoor wordt kunstlicht ingezet. Wat betreft de gemeente gaat het daarbij voornamelijk over Openbare Verlichting maar ook over het aanlichten van gebouwen, reclameverlichting, en het verlichten van sportterreinen.
Voor u ligt het resultaat van een proces van en met de gemeenten in Haaglanden. Het was een proces van praten, afwegen, communiceren, zoeken en afstemmen. De participerende gemeenten hebben invulling gegeven aan het voorliggende document. Dit met als doel het thema Openbare Verlichting, in relatie tot de maatschappelijke effecten, binnen de eigen organisatie te implementeren in beleid, beheer en uitvoering.
Vanuit de maatschappelijke en bestuurlijke overwegingen is het van belang om meer inzicht te krijgen hoe de gemeente met Openbare Verlichting omgaat. Dit vanuit de volgende overwegingen:
Hoofdstuk 2. Samenvatting en conclusies
De actualisatie van het beleidsplan Openbare Verlichting is tot stand gekomen in samenspraak met de Openbare Verlichting beheerders van zeven gemeenten in Haaglanden.
De gemeente Midden-Delfland heeft aandacht met betrekking tot klimaatbeleid en erkent het belang van duisternis. Vanuit dit perspectief hebben wij rekening houdend met een goede prijs/kwaliteit verhouding aandacht voor: verlichten van de Openbare Ruimte met Openbare Verlichting langs wegen en straten met de best mogelijk techniek.
Naast de positieve aspecten van Openbare Verlichting op veiligheid, comfort en esthetiek heeft Openbare Verlichting ook negatieve gevolgen voor het energieverbruik, lichthinder en lichtvervuiling. Openbare Verlichting overlapt meerdere beleidsvelden.
De openbare verlichting speelt een belangrijke rol in de maatschappij. Toch zijn we ons hiervan nauwelijks bewust. De noodzaak van een goede Openbare Verlichting wordt pas duidelijk, wanneer deze, om wat voor reden dan ook, niet meer goed functioneert. Dan blijkt goed zicht op de weg voor de weggebruikers een groot gemis.
Naast landelijke wet- en regelgeving, veranderingen op de energiemarkt, verkeers-/sociale veiligheid, vandalisme, energie en milieuaspecten is het duidelijk dat openbare verlichting met verschillende gemeentelijke beleidsvelden raakvlakken heeft. Het is dan ook noodzakelijk om een actualisatie op te stellen voor het beleidsplan Openbare Verlichting.
In het vastgestelde beleidsplan van 2005 is de nadruk gelegd op het verlichten volgens de Nederlandse Praktijkrichtlijnen (NPR 13201-1) en achterpaden te verlichten volgens het Politie keurmerk. Dit blijft na de actualisatie ongewijzigd. Wel verwachten wij binnenkort een actualisatie van de NPR in verband met de ontwikkelingen met betrekking tot het reduceren van het energieverbruik binnen de Openbare Verlichting.
Uit een uitgevoerde energiescan blijkt, dat een aanzienlijke energiebesparing op de Openbare Verlichting is te bereiken. Door goed doordacht oude (afgeschreven) verlichting te vervangen kan met dit doel worden bereikt.
Het ministerie van VROM heeft als doelstelling om in 2013 een besparing te behalen van 20% ten opzichte van het energiegebruik van 2007.
Het jaar 2007 is als ijkpunt gekozen. Aan de hand hiervan zijn vijf varianten uitgewerkt.
Voor de komende periode hebben wij vijf varianten uitgewerkt om de Openbare Verlichting te verbeteren en energiezuiniger te maken. Uit de gemaakte energiescan blijkt, dat onze Openbare Verlichtingsinstallatie voldoet aan het energielabel E. De conclusie hierbij is: ”Energiebesparing noodzakelijk, actie noodzakelijk”.
Variant 1 (doel 2014, energielabel D) Jaarlijkse investeringskosten: € 154.000.
Besparing op energie bereiken van 10% ten opzichte van de situatie 2007. Dit betekend een verminderde CO2 uitstoot van 52.847 kg.
Variant 2 (doel 2014, energielabel C) Jaarlijkse investeringskosten: € 173.000.
Besparing op energie en CO2 uitstoot bereiken van 16% ten opzichte van de situatie 2007. Dit betekend een verminderde CO2 uitstoot van 83.967 kg.
Variant 3 (doel 2014, energielabel C/B) Jaarlijkse investeringskosten: € 229.000.
Besparing op energie en CO2 uitstoot bereiken van 18% ten opzichte van de situatie 2007. Dit betekend een verminderde CO2 uitstoot van 93.300 kg.
Variant 4 (doel 2014, energielabel B) Jaarlijkse investeringskosten: € 264.000.
Besparing op energie en CO2 uitstoot bereiken van 22% ten opzichte van de situatie 2007. Dit betekend een verminderde CO2 uitstoot van 110.695 kg.
Wij adviseren om te kiezen voor variant 3 (operationele doel van 18% energiebesparing). Deze variant voldoet niet aan de doelstelling van het Rijk maar is wel te realiseren binnen de opgevoerde bedragen in meerjarenbegroting.
Om tot 18% energiebesparing te komen worden de volgende bruikbare energiebesparende maatregelen toegepast:
- Oude TL-lampen vervangen door P-LL-lampen
Binnen en buiten de bebouwde kom passen wij deze maatregelen toe. Hiermee bereiken wij 4% tot 15% energiereductie. Het verlichtingsniveau wordt in alle gevallen verbeterd.
Groene led technieken zijn goed toepasbaar in de buitengebieden, randen van het buitengebied, parken, polder- en natuurgebieden. Deze verlichting heeft een goudgroene glans en is afgestemd op de biologische eigenschappen van onze ogen. Hierdoor is er weinig energie nodig om veel te kunnen zien. Op locaties in het buitengebied zijn besparingen mogelijk van 50% tot 70%. Doordat deze armaturen met vlakglas zijn uitgevoerd en vooral al het licht op het wegdek schijnt is sprake van weinig lichtvervuiling. Groot voordeel van deze techniek is de levensduur van de led lampen (15 tot 20 jaar).
Het toepassen van dimtechnieken kan tijdens de nachtelijke uren (tussen 23:00 en 6:00 uur) toegepast worden. In deze uren is er minder verkeer op de weg en kan er dus met minder licht volstaan worden. Binnen woonwijken is deze techniek minder geschikt. Besparingen op energie kunnen uiteenlopen van 20% tot 30%.
- Beperkt wit led licht toepassen
Led techniek is toepasbaar binnen de bebouwde kom, maar dan wel op smalle paden. Momenteel vergelijkbaar met de veel toegepaste fluorescentie lampen (P-LL). Groot voordeel van deze techniek is de levensduur van de led lampjes (15 tot 20 jaar).
Binnen nieuwbouwlocaties wordt nieuwe verlichting geplaatst. Deze nieuwe verlichting verhoogt uiteraard het energieverbruik. Omdat binnen deze wijken met de laatste verlichtingstechnieken wordt gewerkt (dus zuinig) zal naar verwachting het energieverbruik met 3 tot 4% toenemen. Effectief besparen we in 2014 toch nog 14 tot 15% op energie ten opzichte van het energieverbruik in 2007.
Bij de actualisatie van het beleidsplan Openbare Verlichting hebben wij nauwkeurig gezocht naar een evenwichtig pakket maatregelen die zorgt voor een verdere verbetering van de Openbare Verlichting rekening houdend met een energie reductie tot het niveau van energielabel C/B in 2014.
Variant 3 uitwerken tot een uitvoeringsplan en in 2014 een energiebesparing bereiken van 18% t.o.v. de situatie in 2007. Deze variant is uit te voeren binnen de opgenomen bedragen in de meerjarenbegroting (zie bijlage 4).
Hoofdstuk 3. Ontwikkelingen (Rijk, provincies etc.)
De mondiale aandacht voor het klimaat leidt er toe dat energiebesparing momenteel een hoge prioriteit heeft. Belangrijk hierbij is dat de overheid zelf het goede voorbeeld geeft. Openbare Verlichting is daarom bij gemeenten momenteel een belangrijk thema, zeker gezien het aandeel van de Openbare Verlichting in relatie tot de energiehuishouding van de gemeente (figuur 1). Om te komen tot energiebesparing bij Openbare Verlichting zijn door SenterNovem en het projectbureau Energiebesparing GWW (Grond Weg en Waterbouw) verschillende instrumenten ontwikkeld.
Ook zijn er de laatste jaren veel nieuwe technieken geïntroduceerd. Te denken valt aan energiezuinige lampen en lampen met een lange(re) levensduur, de LED lampen en elektronische technieken zoals het dimmen.
Vanuit VROM is verder een speciale Taskforce Verlichting geformeerd die onlangs haar adviezen gepresenteerd heeft.
Eind 2007 is de Taskforce verlichting ingezet door het ministerie van VROM met als doel te komen tot energiebesparing. Het betrof huishoudelijke verlichting, utiliteitsverlichting en openbare verlichting. De Taskforce heeft in mei 2008 een advies opgesteld wat door Minister Cramer is overgenomen. De volgende doelstelling is geformuleerd:
Gekoppeld aan de Taskforce Verlichting is de zogenaamde koplopers aanpak. De volgende aanpak wordt voorgestaan:
De gemeente Midden-Delfland geeft met deze notitie voor een deel invulling aan de Taskforse aanbeveling.
Voor de gehele omvang van de Openbare Verlichting in de gemeente Midden-Delfland een besparing potentieel uitrekenen op straatniveau. Op basis van het op deze wijze verkregen inzicht kan vervolgens een meerjarenbegroting worden opgesteld. Voor uitwerking: zie bijlage 3 en 4.
Hoofdstuk 4. Afwegingskader Openbare Verlichting naar gebiedstypen
Integraal beleid vraagt om een afwegingskader, dat de bestaande beleidskaders aanvult en zo nodig overstijgt. Het afwegingskader Openbare Verlichting bevat vijf thema’s. Per situatie zal een afweging worden gemaakt, om accenten daar te leggen waar men ze wil hebben.
De verschillende onderdelen van het afwegingskader worden hieronder kort beschreven. Bij de uitwerking zal per gebiedstype een uitwerking van het afwegingskader worden uitgevoerd.
Het afwegingskader voor beleid voor Openbare Verlichting bestaat uit de volgende, alfabetisch opgesomde, onderdelen:
Donkertebeheer en lichthinderreductie
Donkerte is een nieuw beleidsthema, waarmee in de uitvoering nog weinig ervaring is opgedaan. Hiervoor dient dan telkens bij iedere locatie of situatie de vraag gesteld te worden of, en wanneer, kunstlicht noodzakelijk is en hoe licht of donker het er moet zijn.
De Rijksoverheid heeft als ambitie om in 2010 bij 100% van haar inkopen duurzaamheid mee te nemen. De gemeenten streven naar 75% in 2010 en 100% in 2015. De rijksoverheid werkt aan richtlijnen voor duurzaam energieverbruik, duurzame ontwikkeling en duurzaam inkoopbeleid voor de openbare verlichting. Voor andere lichtbronnen is nog geen begin gemaakt met het opstellen van richtlijnen. Gemeenten moeten daarvoor vooralsnog zelf hun inkoopbeleid vormgeven. De richtlijnen voor duurzaam inkopen voor de Openbare Verlichting dienen als referentiekader voor duurzaamheid.
Voor alle lichtbronnen geldt dat kan worden gekeken naar het energieverbruik.
Leefbaarheid legt de relatie tussen de gebruiksfunctie van het gebied en de vraag hoe prettig het is om je in dat gebied te bevinden of te bewegen.
Voor gebieden binnen de bebouwde kom wordt gekozen voor zoveel mogelijk witte verlichting. Bij gebieden aan de rand van de gemeente, buitengebeid, of grenzend aan natuurgebied of een ecologische zone wordt gekozen voor meer donkerte en wordt veelal zogenaamde oriëntatieverlichting geplaatst.
Buiten de bebouwde kom hoeft niet voor witte verlichting gekozen te worden, maar kan bijvoorbeeld zogenaamde groene verlichting geplaatst worden.
Sociale veiligheid is afhankelijk van de overzichtelijkheid van een gebied en de aanwezigheid van mensen in dat gebied. Verlichting draagt bij aan de overzichtelijkheid van een gebied. Het aanbrengen van verlichting is echter geen garantie voor sociale veiligheid (dat is geen enkele technische voorziening).
Sociale veiligheid is een moeilijk te beoordelen thema. Grofweg worden twee vormen onderscheiden, objectieve sociale veiligheid en subjectieve veiligheid. De eerste is te bepalen op basis van het aantal incidenten. Licht kan daarbij een meetbaar effect hebben (positief maar ook negatief). Subjectieve sociale veiligheid gaat gepaard met beleving van de omgeving met of zonder licht. Van verhoogde veiligheid kan dan alleen sprake zijn indien er ook een bepaalde mate van sociale controle is. Anders ontstaat er schijnveiligheid. In woonstraten wordt omwille van de sociale veiligheid veel met licht gewerkt met een hoge kleurherkenning. De Fluorescentie verlichting (witte PLL) Bij deze lichtsoort is de gezichtsherkenning goed en dus de sociale controle beter.
Onder verkeersveiligheid wordt een veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer verstaan. De aanwezigheid van licht draagt bij aan de overzichtelijkheid van verkeerssituaties. Vooral bij ingewikkelde wegsituaties zoals kruispunten, verkeerspleinen en rotondes is dit van belang. Richtlijnen voor het gebruik van Openbare Verlichting worden gegeven in de Nederlandse Praktijkrichtlijn 13201-1, opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Verlichtingskunde (NSvV).
Hoofdstuk 5. Uitgangspunten gemeentelijke Openbare Verlichting
Op de voorliggende ontwikkelingen wordt vanuit beheer voortdurend ingespeeld. Toch is het van belang dat daar keuzes aan ten grondslag liggen. Voor het maken van de keuzes zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
5.1 Algemeen Openbare Verlichting
5.2 Algemene gemeentelijke uitgangspunten m.b.t. Openbare Verlichting
5.3 Voorgestelde gemeentelijke beleidskeuzes t.b.v. energiebesparing en het stimuleren van duisternis
Energie besparing binnen de Openbare Verlichting vooral te realiseren door oude verlichting te vervangen door nieuwe verlichting. Waar mogelijk met innovatieve verlichting zoals dimmen en groene led verlichting in het buitengebied.
Wij passen het lichtniveau van de Openbare Verlichting voortdurend aan. Steeds wordt ingespeeld op de nieuwste en meest innovatieve toepassingen. De aanpak met innovatieve lichttechnologie wordt daar waar licht nodig is ingegeven met het behoud van de bedoelde functies en met het terugdringen van de negatieve effecten. De techniek biedt daartoe steeds meer mogelijkheden en kansen. Verschillende innovatieve en technologische toepassingen zijn mogelijk met onder meer spiegelreflectie, led technologie, detectieapparatuur en dimtechnieken.
Het investeren in verlichting wordt gedaan over de levensduur van de techniek. Dit is over het algemeen een periode van 15 tot 20 jaar. Vanuit het beheer wordt jaarlijks een onderhoudsplan opgesteld. Hierin worden de mogelijkheden voor toepassing van innovatieve technieken afgewogen.
Wanneer duidelijk is dat ‘s nacht en ‘s avonds maatregelen nodig zijn voor sociale of verkeersveiligheid wordt de volgende strategie gehanteerd:
Drie innovatieve ontwikkelingen die naar voren zijn gekomen zijn toepassingen voor led technologie en dimtechnieken:
Voor de toepassing van witte led technologie Openbare Verlichting zijn er momenteel beperkte mogelijkheden die voldoen aan de daarvoor gestelde eisen. Energiebesparing bij deze toepassingen is daarbij bovendien nog niet substantieel. Wel is de levensduur van de ledlamp vier maal hoger dan een pll lamp. Eind 2009 lopen landelijke pilotprojecten af, die objectief en onafhankelijk gemonitord worden door SenterNovem. In afwachting van dat resultaat zal tot die tijd terughoudend worden geopereerd met toepassing van witte led verlichting. Wel zal, waar mogelijk worden geëxperimenteerd;
Voor de toepassing van zogenaamde groene led technologie binnen de Openbare Verlichting zijn momenteel al diverse mogelijkheden beschikbaar. Voornamelijk buiten de bebouwde kom en in parken is groene verlichting goed bruikbaar. Deze verlichting heeft een goudgroene glans en is afgestemd op de biologische eigenschappen van onze ogen. Daardoor is er weinig energie nodig om veel te kunnen zien;
Voor de toepassing van dimtechnieken zijn verschillende technieken beschikbaar. Substantiële energiebesparing is mogelijk. Deze techniek kan voornamelijk worden toegepast op de lampen met wat grotere vermogens. Nadeel van deze techniek is dat ook deze nog in ontwikkeling is. Door externe omstandigheden (netwerkproblematiek) is toepassing niet altijd mogelijk. De ontwikkelingen worden nauwgezet gevolgd. Met een dimtoepassing is in 2009 en zal in 2010 ervaring worden opgedaan.
Uit het hier voorgaande wordt duidelijk dat de nieuwe technieken energiebesparende kansen aanreiken. Het is echter niet zo dat implementatie op korte termijn op grote schaal mogelijk is en dat daarmee drastische energiebesparing kan worden gerealiseerd.
5.5 Uitgangspunten Openbare Verlichting bij bestaande Openbare Verlichting
De richtlijnen voor voldoende sociale veiligheid bij het renoveren en vervangen van de bestaande Openbare Verlichting hanteren. Indien uit het oogpunt van lichthinder voor flora en fauna een lager verlichtingsniveau wenselijk is, komen deze verlichtingsniveaus overeen met de oude NSvV-aanbevelingen;
* Streven om de geconstateerde "achterstand" de komende jaren in te halen;
* Armaturen met een levensduur ouder dan 18 jaar de komende beleidsperiode te vervangen;
* Armaturen met verouderde typen (TL-lampen) met voorrang vervangen door meer efficiënte armaturen en lampen;
* De uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het uitvoeringsplan Openbare Verlichting met kosten en dekkingsplan.
5.6 Werkwijze Openbare Verlichting bij nieuwe locaties
In verband met het voorkomen van lichthinder en energiebesparing voor nieuwbouw, inbreiding en renovatie projecten voor alle toekomstige ontwerpen uitgaan van de Nederlandse Praktijkrichtlijn 13201-1 (NPR). Dit in afstemming met de gestelde ambitie om energiebesparende maatregelen toe te passen en te motiveren. Indien wordt afgeweken, wordt duidelijk vastgelegd wat daarvoor de redenen zijn.
5.7 Uitgangspunten om duisternis te bevorderen
5.8 Uitgangspunten voor energiebesparing bij openbare verlichting
5.9 Algemene uitgangspunten bij het ontwerpen Openbare Verlichting
Materiaalgebruik afstemmen op efficiëntie door:
* energiezuinige lampen, armaturen en voorschakelapparatuur;
* goede spiegeloptiek van armaturen;
* toepassen retro reflecterend (klasse III) materiaal ten behoeve van geleiding van wegverkeer;
* voor de lichtmast en het armatuur de meest kostenefficiënte en milieuvriendelijkste oplossing kiezen;
5.10 Uitgangspunten voor de verschillende gebiedstypen
Gebieden met een verblijfsfunctie binnen de bebouwde kom (bibeko)
Een voetpad moet alleen openbaar verlicht worden als deze ook ‘s avonds deel uitmaakt van een doorgaande route. Het gebruik tijdens de wintermaanden dient als uitgangspunt. Groenvoorzieningen zoals parken worden niet verlicht om schijnveiligheid te voorkomen. Indien de voorziening toch veel gebruik wordt, kan het plaatsen van Openbare Verlichting alsnog overwogen worden;
Gebieden buiten de bebouwde kom (bubeko)
De Openbare Verlichting buiten de bebouwde kom niet uitbreiden. Bij vervanging en verbetering, groene led verlichting toepassen. Hiermee kan op verantwoorde wijze energie bespaard worden (zie bijlage 2).
* De ligging van het fietspad ten opzichte van de rijbaan en of rijbaan verlicht is;
* Functie van fietspad (geen verlichting op recreatieve fietspaden en fietspaden door het poldergebied);
* De beschikbaarheid van alternatieve routes;
* De mate van sociale controle (het aantal fietsbewegingen);
* De mate waarin verlichting (substantieel) bijdraagt aan het fietscomfort;
* De mate waarin er sprake is van een objectief veiligheidsprobleem.
Semi-openbare en particuliere ruimten
Gebouwen en kunstwerken die aangelicht worden
Wegen niet in beheer bij de gemeente
5.11 Overige gemeentelijke uitgangspunten
De inbreng van de inwoners is van groot belang. Zeker in woongebieden wordt een goede Openbare Verlichting meer en meer gezien als een belangrijke factor voor de leefbaarheid:
Hoofdstuk 6. Evaluatie 2005-2008
In maart 2005 is het beleidsplan en de knelpuntennotie Openbare Verlichting door de gemeenteraad vastgesteld. In de knelpuntennotitie zijn diverse aandachtpunten geformuleerd voor verbetering. Hieronder de aandachtpunten die omschreven zijn.
Het gebied omsloten door de Hoornsekade, Lookwatering, Fluitekruid en Oranjelaan was aangemerkt als urgent. In 2005/2006 is in een deel van deze wijk de Openbare Verlichting verbeterd. Het gaat om het gebied omsloten door de Hoornsekade, Koningin Wilhelminalaan, Oranjenassauplein en de Oranjelaan. Binnen dit gebied is in de achterpaden direct achterpadverlichting geplaatst. Deze wijk is momenteel verlicht conform de NPR13201-1.
In 2008 is het tweede deel verbeterd. Hier gaat het om het deel omsloten door het Oranje Nassauplein, Koningin Wilhelminelaan, Prins Claussingel en de Oranjelaan. Er is in de achterpaden direct achterpadverlichting geplaatst. Deze wijk is momenteel verlicht conform de NPR 13201-1.
Het deel dat gelegen is tussen de Hoornsekade, Lookwatering en Koningin Julianaplein is nog niet uitgevoerd i.v.m. de toekomstige dorpsvernieuwing aldaar.
In 2008 is in de wijk “Oude Veiling” achterpadverlichting geplaatst.
De wijk omsloten door de Holierhoek, Keenenburgweg, Dr. J. de Koninglaan en de Burgemeester van Gentsingel was aangemerkt als urgent. De Openbare verlichting is in deze wijk in 2007/2008 vervangen en verbeterd. Binnen deze wijk is direct achterpadverlichting geplaatst (zie bijlage 5). Deze wijk is momenteel verlicht conform de NPR 13201-1.
De wijk omsloten door de Kluisweer, Doelstraat en Hofsingel was aangemerkt als urgent. In 2007 is de Openbare Verlichting binnen deze wijk vervangen en verbeterd. Achterpadverlichting is in de wijk ook aangebracht. Deze wijk is momenteel verlicht conform de NPR 13201-1.
Binnen de aangewezen knelpuntwijken is achterpadverlichting geplaatst. In de wijk “Oude Veiling” is achterpadverlichting geplaatst zonder de bestaande Openbare Verlichting aan te passen. Verder zijn op diverse locaties binnen de gemeente achterpadarmaturen geplaatst (zie bijlage 5). De reacties van onze burgers zijn zeer positief.
In Bijlage 5 is weergegeven welke straten binnen de gemeente vervangen en direct verbeterd zijn.
Energiebesparende en/of innovatieve projecten binnen de gemeente:
Het fietspad in Den Hoorn “Westblok” (achter de Boom-kwekerij) is voorzien van Openbare Verlichting. Dit fietspad is gelegen binnen de bebouwde kom van Den Hoorn en vormt een verbinding met de gemeente Delft.
De fietspaden “Kralingerpad”, “Gaagpad” en “Weidepad” die in de Knelpunten notitie vermeld zijn als urgent zijn nog niet voorzien van Openbare Verlichting. De volgende argumenten hebben ons voorlopig nog weerhouden om de plannen tot uitvoering te brengen:
Afzien van de aanbeveling uit 2005 om het “Gaagpad”, Kralingerpad en Weidepad te voorzien van Openbare Verlichting. Niet verlichten is sowieso een energie besparing en geen toename van lichtvervuiling in de polder.
Als gevolg van ontwikkelingen met name in het energiegebruik en CO2 uitstoot en deze notitie welke in samenspraak met de gemeenten in Haaglanden tot stand is gekomen moet ook de Gemeente Midden-Delfland verschillende keuzes te maken.
Voor het maken van de keuzes geldt als uitgangspunt het beschikbare beleidsplan aangaande openbare verlichting: “Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Midden-Delfland” uit 2005 met als aanvulling “Actualisatie Beleidsplan Openbare Verlichting Gemeente Midden-Delfland 2010-2014”.
Wij vragen u bij deze actualisatie in te stemmen met de onderstaande punten:
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 8 december 2009.
BIJLAGE 1. Nederlandse Praktijk Richtlijnen voor Openbare Verlichting (NPR)
De NSVV (de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde) is een landelijk kennisinstituut voor verlichting. Voor diverse soorten verlichting heeft zij richtlijnen opgesteld. Denk hierbij bijvoorbeeld aan binnenverlichting, buitenverlichting, sportverlichting en dergelijke. Voor beheerders van openbare verlichting worden aanbevelingen die de NSVV in 1990 heeft opgesteld, als maatgevend beschouwd.
In 2002 zijn de aanbevelingen geheel herzien. Hiertoe zocht de NSVV de samenwerking met het Nederlands Normalisatie Instituut, de NEN. Daarbij kregen de aanbevelingen de status van Richtlijnen. Een en ander in de vorm van Nederlandse Praktijk Richtlijn - de NPR 13201-1.
Deze richtlijnen worden in verband gebracht met de verkeerstaak die de weggebruiker heeft op een bepaalde weg. Hierbij wordt gekeken naar de visuele behoefte die de weggebruiker heeft om zijn verkeerstaak uit te voeren.
In diverse gemeentes speelt een discussie over de in te nemen positie aangaande de NPR en Energiebesparing binnen de Openbare Verlichting. Om energiebesparing binnen de Openbare Verlichting te kunnen realiseren zijn enkele punten van belang:
Citaat uit de Taskforce Verlichting:
Geadviseerd wordt gemeenten en provincies te informeren hoe zij de NPR 13201-1 en het Politie Keurmerk Veilig Wonen pragmatisch kunnen toepassen, zodat deze de energiebesparing niet in de weg staan.
SenterNovem heeft met de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) afgesproken dat de NPR 13201-1 wordt aangepast op basis van de ontwikkelingen in de energiebesparing. Ook door de introductie van LED-verlichting en dimtechtnieken bijvoorbeeld, is er behoefte aan aanpassing van de normen.
Hiermee wordt de richtlijn weer een doeltreffend en actueel instrument voor overheden op het gebied van openbare verlichting.
Richtlijnen NPR in relatie tot het Politiekeurmerk
Voor wat betreft de kwaliteit van de verlichting van de openbare ruimte komen de eisen van het Politiekeurmerk voor het grootste deel overeen met die van de NPR. Op een tweetal punten gaan de eisen van het Politiekeurmerk echter verder dan de NPR. Dit betreft:
Het verlichten van achterpaden in nieuw te realiseren projecten is verplicht; in de bestaande bouw is deze verplichting afhankelijk van een eventueel te kiezen deelcertificaat. Indien het uitgangspunt is te voldoen aan het deelcertificaat “Veilige Woonomgeving”, dan is het verlichten van de achterpaden volgens de eisen van het Politiekeurmerk verplicht.
Op dit moment (najaar 2009) zijn hierbij geen kwalitatieve eisen gesteld aan het lichtniveau en gelijkmatigheid van de verlichting in de achterpaden. Mogelijk kan dit in de toekomst wel gaan gelden.
BIJLAGE 2: Total cost of ownership (TCO) Lumis-Led
Een Sox 135 (lagedruk natrium) armatuur vervangen door Groene Led, PLL 36 watt of een dimbare PLL 55 watt lamp is sowieso een bezuiniging op financieel (67%) en milieu (67% tot 81%) gebied gezien.
Wat met name opvalt is dat bij toepassing van een “groene Led lamp” een lager wattage gekozen kan worden en hiermee 9 tot 14% minder energie verbruikt dan de PLL oplossing. Dus ook 9 tot 14% minder CO2 uitstoot. Milieutechnisch gezien is de Groene Led een betere keuze.
De investering is van de groene led-lamp hoger, maar dat wordt in de loop van de levensduur terug verdient doordat er geen lamp remplace hoeft plaats te vinden. Ook de energiekosten zijn lager.
Door het toepassen van een “Groene Led lamp” dalen de jaarlijkse energie en onderhoudskosten voor de Rijksstraatweg met ca. € 280,--.
TLE 2x20 armatuur vervangen door een groene Led lamp of een PLL 24 watt lamp is sowieso een bezuiniging op financieel (ca. 58%) en milieu (53% tot 72%) gebied gezien.
Wat met name opvalt is dat bij toepassing van een “groene Led lamp” een lager wattage gekozen kan worden en hiermee tot 19% minder energie verbruikt dan de PLL oplossing. Dus 19% minder CO2 uitstoot. Milieutechnisch gezien is de Groene Led een betere keuze.
De investering is van de groene led-lamp hoger, maar dat wordt in de loop van de levensduur terug verdient doordat er geen lamp remplace hoeft plaats te vinden. Ook de energiekosten zijn lager.
Door het toepassen van een “Groene Led lamp” dalen de jaarlijkse energie en onderhoudskosten voor de Oostveenseweg met ca. € 252,--.
BIJLAGE 3: Energielabeling Openbare Verlichting
BIJLAGE 4: Uitvoeringsplan 2010 tot 2014