Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Roermond

Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Roermond

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRoermond
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Roermond
CiteertitelVerordening tegenprestatie 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 9 bevat een hardheidsclausule.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet, art. 8a, lid 1
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, art. 35, lid 1
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 35, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015nieuwe regeling

18-12-2014

Gemeenteblad, 2014, 79884

2014/085/02

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Roermond

Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Roermond

 

De raad van de gemeente Roermondgelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014, raadsvoorstelnummer 2014/085/1;

 

gezien de verkregen instemming van de bevoegde gezagsorganen;

 

gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet;

 

gelet op artikel 35, eerste lid, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

 

gelet op artikel 35, eerste lid, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

 

gezien het advies van Commissie Burgers en Samenleving van 2 december 2014;

 

besluit

 

vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Roermond

 

Verordening tegenprestatie 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (PW) de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: de persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

    • b.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door een persoon uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtsreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

    • e.

      tegenprestatie: het door een belanghebbende naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

    • f.

      de wet: de Participatiewet of de IOAW of de IOAZ.

Artikel 2. Doelgroep

Deze verordening is van toepassing op de belanghebbende, die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, en inwoner is van de gemeente Roermond.

Hoofdstuk 2. De tegenprestatie naar vermogen

Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie

  • 1.

    Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:

    • a.

      naar hun aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt, en;

    • b.

      niet zijn bedoeld als re-integratievoorziening, en;

    • c.

      worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht, en;

    • d.

      niet leiden tot verdringing van regulier werk.

  • 2.

    Het college bepaalt de aard, de duur en de omvang van de tegenprestatie op basis van individueel maatwerk en stelt op basis van maatwerk de voorwaarden die daarbij gelden vast.

  • 3.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening regels vast waarin wordt vastgelegd welke aanvullende werkzaamheden het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden en welke activiteiten in ieder geval als tegenprestatie worden aangemerkt, voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

Artikel 4. Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1.

    Het college kan aan de belanghebbende een tegenprestatie opdragen ongeacht zijn afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2.

    Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      het vermogen van de belanghebbende om de tegenprestatie te kunnen verrichten;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van de belanghebbende;

    • c.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van de belanghebbende;

    • d.

      de maatschappelijke activiteiten of het vrijwilligerswerk dat de belanghebbende al verricht.

  • 3.

    Het college draagt geen tegenprestatie op aan:

    • a.

      de belanghebbende die, naar het oordeel van het college aantoonbaar voldoende maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk verricht;

    • b.

      de belanghebbende die mantelzorg verricht voor zover het verrichten van die mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk en aantoonbaar voldoende is;

    • c.

      de alleenstaande ouder met ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de wet.

    • d.

      de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

    • e.

      de belanghebbende voor wie naar het oordeel van het college het uitvoeren van een tegenprestatie belemmerend werkt op zijn re-integratie.

    • f.

      de belanghebbende die, naar het oordeel van het college, aantoonbaar voldoende arbeid in deeltijd verricht.

Artikel 5. Invulling tegenprestatie

  • 1.

    Het college geeft de belanghebbende de gelegenheid om zelf op zoek te gaan naar onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die hij kan verrichten. Het college stelt hiervoor een redelijke termijn vast.

  • 2.

    Het college beoordeelt of de werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid voldoen aan de voorwaarden als genoemd in deze verordening.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de tegenprestatie houdt het college rekening met de factoren, genoemd, in artikel 4, tweede lid van deze verordening.

  • 4.

    Het college kan de gestelde termijn, als bedoeld in het eerste lid, verlengen, indien daarvoor naar het oordeel van het college redenen zijn.

  • 5.

    Indien de belanghebbende niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn onbeloonde werkzaamheden heeft gevonden, dan bepaalt het college de invulling van de tegenprestatie.

Artikel 6. Duur en omvang van een tegenprestatie

  • 1.

    Het college draagt de tegenprestatie op voor de duur van maximaal 6 maanden per kalenderjaar en voor maximaal 20 uur per week.

  • 2.

    Bij een onderbroken of korte duur van de tegenprestatie legt de college de tegenprestatie binnen een aaneengesloten periode van maximaal 10 werkdagen, maximaal 6 maal per kalender jaar op.

Artikel 7. Geen werkzaamheden voorhanden

Het college draagt geen tegenprestatie op indien er geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

Artikel 8. Medewerkingsplicht / Afstemming

  • 1.

    De belanghebbende is verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Degene aan wie bij of krachtens deze verordening een plicht is opgelegd, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de opgelegde plicht.

  • 3.

    Indien de belanghebbende niet aan de verplichting voldoet als bedoeld in het eerste en tweede lid, verlaagt het college de uitkering conform hetgeen is bepaald in de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 9. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de uitkeringsgerechtigde afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie 2015.

Raadsbesluitnummer 2014/085/02 vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Roermond d.d. 18 december 2014.

De griffier,

J. Vervuurt

De voorzitter,

mr. P.A.G. Cammaert