De raad van de gemeente Molenwaard;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 149 en 224 van de Gemeentewet;
besluit;
vast te stellen de
Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2016
(Verordening toeristenbelasting 2016)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde
mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor
en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve
doeleinden,
- b.
mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's,
tourcaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke
voertuigen welke bestemd zijn voor dan wel gebezigd worden als
verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;
- c.
niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven,
of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of
stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor
vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde
perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te
huur aangeboden;
- d.
vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is
voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde
mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.
Artikel 2 Belastbaar feit
Ter zake van het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente
tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als
ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn
ingeschreven, wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting
geheven.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als
bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op
hem ter beschikking staande terreinen.
- 2.
De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op
degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd
wordt.
- 3.
Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan
te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde
in artikel 2 verblijf houdt.
Artikel 4 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
- 1.
Van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in
artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;
- 2.
Van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de
zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en
voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als
bedoeld in artikel 2, van de Verordening, onder verantwoordelijkheid
van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
Artikel 5 Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat
hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening
gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de
door het college van burgemeester en wethouders aangewezen
ambtenaren, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdelen a en c van de
Gemeentewet.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het
belastingjaar.
Artikel 7 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
- 1.
Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:
- a.
vakantieonderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten
bepaald op het aantal slaapplaatsen,
- b.
(mobiele)kampeeronderkomens en stacaravans op vaste
standplaatsen bepaald op:
- -
2 personen indien het aantal slaapplaatsen drie of
minder bedraagt;
- -
3 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan drie
bedraagt;
- c.
(mobiele)kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen bepaald
op de som van het aantal kampeeronderkomens bestemd voor
verblijf van maximaal drie personen, vermenigvuldigd met 2 en
het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van meer dan
drie personen, vermenigvuldigd met 3;
- 2.
Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is
overnacht wordt:
- a.
ingeval verblijft wordt gehouden in vakantieonderkomens,
niet-beroepsmatig verhuurde ruimten dan wel op vaste
standplaatsen, welke geschikt zijn voor gebruik of slechts
gebruikt mogen worden gedurende een periode van:
- -
ten hoogste zes maanden bepaald op 40;
- -
meer dan zes maanden doch ten hoogste negen maanden
bepaald op 50;
- -
meer dan negen maanden doch ten hoogste twaalf maanden
bepaald op 60;
- b.
ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op
niet-vaste standplaatsen bepaald op 365.
- 3.
Het aantal mobiele kampeeronderkomens als bedoeld in het eerste lid,
letter c, wordt vastgesteld op het gemiddelde van een zestal tellingen
gedurende het belastingjaar, waarbij iedere telling valt binnen een
afzonderlijke periode van twee maanden.
Artikel 8 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing
In afwijking van het bepaalde in artikel 7 wordt op een door de
belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing
vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit
aantal lager is dan het op grond van artikel 7 berekende aantal.
Artikel 9 Belastingtarief
Het tarief bedraagt per overnachting € 2,00.
Artikel 10 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 11 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 12 Aanslaggrens
Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen,
waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder
dan tien zal of heeft belopen.
Artikel 13 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet
de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van
het aanslagbiljet.
- 2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid
gestelde termijn.
Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de
toeristenbelastingen.
Artikel 15 Verblijfsregister
De belastingplichtige is gehouden per belastingjaar een vanwege de gemeente
kosteloos ter beschikking gesteld register van nachtverblijf bij te houden.
Het model van het register dat voor de onderscheiden belastingobjecten
verschillend kan zijn, wordt door het college van burgemeester en wethouders
vastgesteld.
Artikel 16 Overgangsrecht
- 1.
De Verordening toeristenbelasting 2015 wordt ingetrokken met ingang van
de in artikel 17, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing,
met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten
die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 17 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van
bekendmaking.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
Artikel 18 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening toeristenbelasting
2016’.
Zaaknummer: 448298