Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2016 |
Citeertitel | verordening onroerende-zaakbelasting 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
deze regeling vervangt de verordening onroerende zaakbelasting 2015
gemeentewet artikelen220 tot en met 220h
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-12-2015 | 12-12-2016 | nieuwe regeling | 02-11-2015 gemeenteblad | doc.nr: 2015.0.074.189 besluit b&w van 29 september 2015 met doc.nr. |
1 Onder de naam ‘onroerende-zaakbelastingen’ worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
2 Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie de zaak ter beschikking is gesteld.
3 Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
1 Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III
van de Wet waardering onroerende zaken.
2 Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van
hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die
onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan de delen van die
onroerende zaak dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
1 De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering
onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar
2 Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet
van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf
van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij
of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende
1 In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten
aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat
artikel bedoelde waarde, de waarde van:
a . ten behoeve van land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
b . glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de onder onderdeel a bedoelde grond;
c.onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
d . één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
h . werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri 's, hekken en palen;
3 In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
1 Het belastingbedrag is een percentage van de heffingsmaatstaf (WOZ-waarde).
2 Belastingaanslagen van minder dan € 9,00 worden niet opgelegd.
3 Voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid wordt het totaal van de op één
aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere
1 De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend
op die waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gesteld.
2 In afwijking van het eerste lid kunnen de aanslagen in acht gelijke termijnen worden
betaald, indien aan het navolgende wordt voldaan:
a het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen
onroerende-zaakbelastingen of andere belastingen/heffingen moet niet meer zijn
b de verschuldigde bedragen moeten door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven.
De eerste termijn vervalt dan op de laatste dag van de maand volgend op die waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gesteld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.