Artikel 1 Definities
- 1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt, voor zover niet anders is
bepaald, verstaan onder:
- a.
- b.
maand: een kalendermaand;
- c.
vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een
gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan
een persoon openbare aankondigingen, zichtbaar vanaf de openbare
weg, mag hebben;
- d.
exploitant: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn
bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding
aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar
gestelde oppervlakten;
- e.
openbare weg: de weg als bedoeld in artikel 1 van de APV
(Algemene plaatselijke verordening);
- f.
onroerende zaak: de onroerende zaak zoals bedoeld in Hoofdstuk
III van de Wet waardering onroerende zaken.
- g.
WOZ-waarde: de op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering
onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde
voor het kalenderjaar.
Artikel 2 Gebiedsomschrijving
De verordening is van toepassing binnen het gebied genoemd Binnenstad en
zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart.
Artikel 3 Belastbare feit
Onder de naam reclamebelasting wordt, binnen de in artikel 2 van deze
verordening aangegeven gebied, een directe belasting geheven ter zake van
het hebben van een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare
weg.
Artikel 4 Belastingplicht
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten
behoeve van wie de openbare aankondigingen worden aangetroffen.
- 2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een
vergunning heeft verleend voor het hebben van openbare aankondigingen,
zichtbaar vanaf de openbare weg, de reclamebelasting geheven van degene
aan wie de vergunning is verleend.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de
reclamebelasting ter zake van openbare aankondigingen die door
tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die
exploitant.
Artikel 5 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belastingschuld ontstaat bij aanvang van het belastingtijdvak, of zo
dit later is, op het tijdstip waarop het hebben van een openbare
aankondiging een aanvang neemt.
- 2.
Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en de
belastingplicht aanvangt in de loop van het kalenderjaar, bedraagt de
belasting zoveel twaalfden van het over een jaar verschuldigde bedrag
als er na aanvang van de belastingplicht nog volle maanden van het
kalenderjaar resteren.
- 3.
In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het
hebben van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg, is
het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met
dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur
van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het
kalenderjaar.
Artikel 7 Ontheffing
Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en de
belastingplicht eindigt voor het verstrijken van het belastingtijdvak, wordt
op verzoek van belastingplichtige ontheffing verleent over zoveel twaalfde
gedeelten van het over een jaar verschuldigde bedrag als er na het tijdstip
van beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden van het
belastingtijdvak resteren.
Artikel 8 Tarief en berekening van de belasting
- 1.
De belasting wordt geheven van elke onroerende zaak met een
aankondiging van meer dan 0,25m².
- 2.
Het tarief van de reclamebelasting bedraagt bij een vastgestelde
WOZ-waarde:
a. | tot | € 50.000,- | | | € 302,40 |
b. | van | € 50.000,- | tot | € 200.000,- | € 352,80 |
c. | van | € 200.000,- | tot | € 400.000,- | € 403,20 |
d. | van | € 400.000,- | tot | € 600.000,- | € 453,60 |
e. | van | € 600.000,- | tot | € 800.000,- | € 504,00 |
f. | van | € 800.000,- | tot | € 1.000.000,- | € 554,40 |
g. | van | € 1.000.000,- | tot | € 1.200.000,- | € 604,80 |
h. | van | € 1.200.000,- | tot | € 1.400.000,- | € 655,20 |
i. | van | € 1.400.000,- | tot | € 1.600.000,- | € 705,60 |
j. | van | € 1.600.000,- | tot | € 1.800.000,- | € 756,00 |
k. | van | € 1.800.000,- | tot | € 2.000.000,- | € 806,40 |
l. | vanaf | € 2.000.000,- | | | € 907,20 |
- 3.
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is
vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering
onroerende zaken, wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak
bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of
krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet
waardering onroerende zaken.
- 4.
Indien de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende jaar naar
beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd
indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor
de reclamebelasting.
- 5.
Indien er sprake is van meerdere openbare aankondigingen worden, bij
de berekening van de belasting, de oppervlakten van deze
afzonderlijke aankondigingen bij elkaar opgeteld en gerekend als één
openbare aankondiging.
- 6.
De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen worden gesteld
op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het
voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.
- 7.
Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van
openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg, wordt voor
de berekening van de reclamebelasting aangesloten bij de
geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar
feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat
geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij artikel 7 van
overeenkomstige toepassing is.
Artikel 9 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven voor:
- a.
het hebben van openbare aankondigingen, waarvan de aanwezigheid
ingevolge wettelijk voorschrift moet worden gedoogd;
- b.
door de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB of een
overeenkomstig lichaam aangebrachte of geplaatste openbare
aankondigingen uitsluitend ten behoeve van een vlotte doorstroming
van het verkeer of ten dienste van openbare ruimten;
- c.
openbare aankondigingen, die uitsluitend het openbaar belang
dienen;
- d.
openbare aankondigingen, die door publiekrechtelijke rechtspersonen
zijn aangebracht of geplaatst, indien en voor zover de openbare
aankondiging geschiedt ter uitvoering van de aan dit orgaan
opgedragen publiekrechtelijke taak;
- e.
openbare aankondigingen die door (semi) overheden of
cultureel-maatschappelijke instellingen zijn aangebracht of
geplaatst en die betrekking hebben op door hen georganiseerde
tijdelijke activiteiten met een cultureel, maatschappelijk,
charitatief of ideëel belang;
- f.
openbare aankondigingen waarvoor op grond van een privaatrechtelijke
overeenkomst reeds betaling aan de gemeente moet geschieden;
- g.
losse, niet permanent aanwezige openbare aankondigingen, die direct
verplaatst kunnen worden;
- h.
openbare aankondigingen binnen het inwendig gedeelte van een bedrijf
of een gedeelte daarvan, welke niet zijn gericht op het zichtbaar
zijn vanaf de openbare weg;
Artikel 10 Wijze van heffing
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgende op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de
tweede twee maanden later.
- 2.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid
gestelde termijnen.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, zolang de
verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van
de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven,
dat de aanslagen moeten worden betaald in 12 gelijke termijnen, waarvan
de eerste termijn vervalt tussen de 24e en het einde van de maand
volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later
(eveneens tussen de 24e en het einde van de maand).
- 4.
Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het derde lid tweemaal
achtereen niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt voor het betreffende
aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en
gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 13 Nadere regels door college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de
invordering van de reclamebelasting.
Artikel 14 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na
die van de bekendmaking, doch niet eerder dan 1 januari 2016.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 3.
De "Verordening reclamebelasting Binnenstad 2015" van 12 november
2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde
datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van
toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum
hebben voorgedaan.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening
reclamebelasting Binnenstad 2016".
Memorie van toelichting behorende bij de “Verordening reclamebelasting
Binnenstad 2016"
Tarieven
De tarieven 2016 zijn niet gestegen ten opzichte van 2015.
Kosten en opbrengsten
De opbrengst van de reclamebelasting wordt na aftrek van de door de gemeente
gemaakte kosten overgemaakt aan het Ondernemersfonds Binnenstad Tilburg. Het
ondernemersfonds is een initiatief van de samenwerkende partijen in de
binnenstad, te weten: Binnenstad Management Tilburg (B.M.T.), Samenwerkende
Ondernemers Binnenstad Tilburg (S.O.B.T.) en Stichting Horeca Concentratiegebied
Tilburg (H.C.G.).
Kosten en opbrengsten (x € 1.000)
| Rekening | Begroting | Begroting |
| 2014 | 2015 | 2016 |
Totale kosten | 261 | 272 | 250 |
Totale opbrengsten | 261 | 272 | 250 |
Saldo | 0 | 0 | 0 |