Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Buren

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Buren 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBuren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Buren 2015
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Buren 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Buren 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-05-2017Nieuw

26-11-2014

Gemeenteblad van 03-12-2015, nummer 115792

B&W/14/01444

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Buren 2015

 

 

HOOFDSTUK 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de omschrijving van de begrippen in dit besluit wordt verwezen naar de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Buren 2015. Als aanvulling hierop gelden de volgende begripsomschrijvingen:

  • a.

    Aanbieder: rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • b.

    Calamiteit: Een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een Wmo-voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid.

  • c.

    Dienstverlening: hulp die een persoon, instantie of onderneming in het kader van de Wmo biedt aan de cliënt.

  • d.

    Hulp bij het huishouden: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.

  • e.

    Kortdurend verblijf: logeren gedurende maximaal drie etmalen per week met als doel het overnemen van de zorg ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de cliënt biedt

  • f.

    Tarief of kostprijs: het bedrag dat de gemeente aan een aanbieder moet betalen voor de verstrekking van een voorziening in natura.

  • g.

    Toezichthoudende ambtenaar: door het college aangewezen persoon als bedoeld in de artikelen 4.3.1, 6.1 en 6.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 19, lid 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Buren 2015

  • h.

    Zzp’er :een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden: - zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan; - het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden; - het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst; - bekendmaking van het ondernemerschap; - het streven naar meerdere opdrachtgevers.

HOOFDSTUK 2 – Persoonsgebonden budget

Artikel 2. Pgb voor een hulpmiddel of woningaanpassing

  • 1.

    De hoogte van een pgb voor een hulpmiddel of woningaanpassing wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van het hulpmiddel of de woningaanpassing die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als deze in natura zou zijn verstrekt.

  • 2.

    Een door het college geaccepteerde offerte is het uitgangspunt:

    • a.

      betreft de naturaverstrekking een nieuwe voorziening, dan wordt het pgb vastgesteld tot ten hoogste de kostprijs van deze nieuwe voorziening, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

    • b.

      Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt het pgb vastgesteld tot ten hoogste de kostprijs van deze tweedehands voorziening, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

Artikel 3. Pgb voor dienstverlening

De hoogte van een pgb voor dienstverlening wordt bepaald op basis van de dienstverlening die anders als zorg in natura zou zijn geleverd. Hierin onderscheidt het college de volgende onderverdeling:

  • a.

    Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een aanbieder Wmo betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 100% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.

  • b.

    Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een zzp’er betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 90% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt;

  • c.

    Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk betreft het uurtarief:

    • ·

      50% van het van toepassing zijnde producttarief hulp bij het huishouden;

    • ·

      € 30,- per etmaal voor respijtzorg en kortdurend verblijf;

    • ·

      50% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt tot een maximum van € 20,- per uur.

Artikel 4. Vrij besteedbaar bedrag

In het pgb is een vrij besteedbaar bedrag opgenomen van 2% van het totale pgb op jaarbasis met een minimum van € 50,- en tot een maximum van € 500,-.

Artikel 5. Persoonlijk plan

  • 1.

    Een cliënt die een aanvraag doet voor een pgb heeft de verplichting een persoonlijk plan in te dienen bij de aanvraag. Het persoonlijk plan wordt gebruikt bij de beoordeling of de cliënt in aanmerking komt voor een pgb.

  • 2.

    De cliënt geeft - al dan niet tezamen met zijn netwerk - in het persoonlijk plan tenminste de volgende onderdelen aan:

    • a.

      Wat de motivatie is om een aanvraag voor een pgb in te dienen;

    • b.

      Hoe hij de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit gaat voeren;

    • c.

      Welke ondersteuning hij zou willen inkopen met het budget;

    • d.

      Op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid;

    • e.

      Hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd, en;

    • f.

      Hoe eventuele meerkosten van de ondersteuning worden bekostigd

Artikel 6. Toetsing motiveringseis, bekwaamheid en kwaliteit

Een pgb wordt verstrekt, indien de cliënt aan drie voorwaarden voldoet:

  • a.

    Motiveringseis: De cliënt motiveert waarom hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen; hiertoe dient de cliënt een persoonlijk plan in bij de gemeente. Tevens wordt gewaarborgd dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen en dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura.

  • b.

    Bekwaamheid: De cliënt dient naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat te worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen en op eigen kracht dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat worden geacht de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • c.

    Kwaliteit: Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van het budget wil inkopen, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn. De kwaliteit wordt benoemd in het persoonlijk plan.

Artikel 7. Overwegende bezwaren

Verstrekking in de vorm van een pgb vindt niet plaats indien:

  • a.

    het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een pgb;

  • b.

    het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager geen verantwoording kan of zal afleggen over de besteding van het pgb;

  • c.

    reeds eerder op grond van de wet een pgb is verstrekt en deze vanwege gebleken misbruik of onverantwoord gebruik is ingetrokken of teruggevorderd;

Artikel 8. Verantwoording pgb

  • 1.

    De verantwoording van het pgb door de aanvrager aan het college vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 20% van de verstrekte pgb’s, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 2.

    Het verantwoorden van een hulpmiddel of woningaanpassing geschiedt door het overleggen van een nota of getekende offerte waaruit blijkt dat de voorziening is gekocht, c.q. aangebracht, conform het programma van eisen zoals bij de beschikking is gevoegd en/of het ingediende persoonlijk plan wat ten grondslag ligt aan de toekenning van het hulpmiddel of de woningaanpassing.

  • 3.

    Het verantwoorden van geleverde uren hulp geschiedt door het overleggen van een overzicht van deze geleverde uren alsmede hierop van toepassing zijnde overschrijvingsbewijzen. Deze worden getoetst aan het persoonlijk plan wat ten grondslag ligt aan de toekenning van de dienstverlening.

HOOFDSTUK 3 – Bijdrage in de kosten

Artikel 9. Duur opleggen eigen bijdrage

  • 1.

    De duur van de oplegging van de eigen bijdrage is als volgt:

    • a.

      Dienstverlening: per 4 weken voor de totale duur dat cliënt gebruik maakt van deze ondersteuning;

    • b.

      Hulpmiddel en/of woningaanpassing: per 4 weken voor de duur van maximaal 39 periodes.

  • 2.

    De eigen bijdrage bedraagt nooit meer dan het tarief of de kostprijs van de voorziening in natura, dan wel het bedrag van het pgb.

HOOFDSTUK 4 – Kwaliteit en veiligheid

Artikel 10. Verplichting tot melden

  • 1.

    Aanbieders, natuurlijke personen en zzp-ers die een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, dienen calamiteiten en geweldsincidenten te melden aan de toezichthoudende ambtenaar.

  • 2.

    De melding aan de toezichthoudende ambtenaar dient onverwijld, maar uiterlijk binnen drie werkdagen na de calamiteit te geschieden.

Artikel 11. Inhoud melding

Een melding bevat:

  • a.

    De dagtekening van de melding;

  • b.

    Gegevens over de aanbieder en de betrokken zorgverleners, zoals de naam van de instelling, de locatie of de afdeling, de naam en hoedanigheid van de melder, de naam van de betrokken zorgverlener(s);

  • c.

    Gegevens over de betrokken cliënt(en) zoals de naam en de geboortedatum van de cliënt(en), geslacht, verblijfplaats;

  • d.

    Gegevens over betrokken gemeenten bij de calamiteit (plaats gebeurtenis, vestigingsplaats aanbieder, woonplaats betrokkene);

  • e.

    Gegevens over de inhoud van de calamiteit;

  • f.

    Informatie over de actuele veiligheid van de cliënt en eventuele anderen;

  • g.

    Informatie over het afhandelen van de calamiteit; hieronder valt ook de informatie of, en zo welke, belanghebbenden zijn geïnformeerd over de melding aan de toezichthoudend ambtenaar;

  • h.

    Inschatting van de mogelijkheid dat de calamiteit leidt tot maatschappelijke onrust of de mate waarin deze publiciteitsgevoelig is

Artikel 12. Feitenrelaas

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar stuurt de aanbieder binnen twee weken na de melding een feitenrelaas over de calamiteit toe aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar geeft aan uit welke elementen het feitenrelaas moet bestaan.

Artikel 13. Verzoek tot het doen van onderzoek

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar voert de aanbieder een onafhankelijk onderzoek uit naar de calamiteit. De aanbieder legt binnen drie weken na het verzoek de opzet van het onderzoek aan de toezichthoudende ambtenaar voor en wacht op goedkeuring van de toezichthoudende ambtenaar. Na deze goedkeuring voert de aanbieder het onderzoek uit en stuurt de rapportage binnen uiterlijk zes weken na goedkeuring naar de toezichthoudende ambtenaar. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit onderzoek van verantwoord niveau zijn.

HOOFDSTUK 5 – Waardering mantelzorgers

Artikel 14. Waardering mantelzorgers

De blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit een cadeaubon die jaarlijks in november bij Welzijn Buren is aan te vragen.

HOOFDSTUK 6 - Slotbepalingen

Artikel 17. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt, onder intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Buren 2014 in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 18. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Buren 2015.

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014.

De griffier, G. van Droffelaar

De voorzitter, J.A. de Boer MSc

Artikelsgewijze toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Buren 2015

 

HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen In deze nadere regels wordt verstaan onder a. Aanbieder: een rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. In het kader van dit besluit maatschappelijke ondersteuning wordt het begrip instelling gelijkgesteld aan het begrip aanbieder. Een instelling is een organisatorisch verband dat als een eigenstandige, juridische entiteit naar derden optreedt. De leiding hiervan berust bij een (raad) van bestuur of directie. Onder dit begrip vallen ook organisaties die geen fysieke ‘instelling’ beheren, zoals thuiszorgorganisaties. Onder dit begrip vallen niet de maatschap of personenvennootschap. Een instelling kan ook in opdracht van het college voorzieningen leveren op basis van de Wmo.

 

De overige begripsbepalingen behoeven geen nadere toelichting.

 

HOOFDSTUK 2 – PERSOONSGEBONDEN BUDGET

 

Artikel 2 en 3

Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.).

De regering heeft aangegeven dat onder het sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Een voorbeeld van informele hulp bij woningaanpassingen is onder andere dat iemand uit het sociale netwerk de aanpassing realiseert, de zogenoemde ‘manuren’.

 

Artikel 4. Vrij besteedbaar bedrag

De budgethouder hoeft over de besteding van het vrij besteedbaar bedrag geen verantwoording af te leggen aan de gemeente. Hij kan dit bedrag inzetten voor o.a. administratiekosten, telefoonkosten of voor een attentie voor zijn zorgleverancier.

 

Artikel 5. Persoonlijk plan

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 6. Toetsing motiveringseis, bekwaamheid en kwaliteit

Sub a Motiveringseis

Bij de motivatie van het standpunt van de cliënt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen kan het gaan om de aard van de hulpvraag, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen een rol kunnen spelen, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.

Wanneer een cliënt van oordeel is dat hij de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd, is deze voorwaarde geen grond voor de gemeente om een pgb te weigeren, mits ook wordt voldaan aan de tweede en derde voorwaarde: bekwaamheid en kwaliteit. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt.

 

Sub b Bekwaamheid

Bij het toetsen van de bekwaamheid van de cliënt om zijn eigen belangen te kunnen behartigen, verwacht de gemeente van een cliënt dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de ondersteuningsvraag. Daarbij kan de cliënt gevraagd worden:

  • 1.

    duidelijk te maken welke problemen hij heeft,

  • 2.

    hoe deze problemen zijn ontstaan en

  • 3.

    bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn.

De pgb-zelftest van Per Saldo kan hierbij gebruikt worden als toetsingskader.

 

Bij het toetsen van de bekwaamheid om de pgb taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kan de cliënt gevraagd worden hoe gedacht wordt over:

  • 1.

    het kiezen van een zorgverlener die in de ondersteuningsvraag voldoet,

  • 2.

    het aangaan van een contract,

  • 3.

    het in de praktijk aansturen van de hulpverlener en

  • 4.

    het bijhouden van een juiste administratie.

 

Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren, maar wel om de bekwaamheid van het voeren van een gedegen administratie.

 

Het is wettelijk bepaald dat een pgb-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning inkoopt een werkgever is, met de werkgeversplichten die hierbij horen. De cliënt dient hierbij te denken aan onder meer het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.

 

Bij een pgb voor jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat. Dit kan het geval zijn als de jeugdige of jongvolwassene cliënt:

  • 1.

    als alleenstaande duurzaam een zelfstandig huishouden voert, onafhankelijk van zijn ouders of wettelijke vertegenwoordigers,

  • 2.

    een duurzaam huishouden voert samen met anderen dan zijn ouders of wettelijke vertegenwoordigers,

  • 3.

    gehuwd is of

een nader te motiveren uitzonderingssituatie waarbij de jeugdige of jongvolwassene cliënt het contract zelf aangaat.

 

De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dat is een beslissing van de gemeente waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.

 

Sub c Kwaliteit

Om in aanmerking te komen voor een pgb dient de kwaliteit van de maatwerkvoorziening naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.

Voor de ondersteuning die ingekocht wordt met het pgb gelden waar mogelijk dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura. Niet alle kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura kunnen één op één worden toegepast op het pgb. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente daarom mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.

In het geval van een pgb heeft de cliënt zelf de regie over de ondersteuning die hij contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen.

De gemeente kan periodiek in gesprek gaan met de cliënt over de behaalde resultaten met het pgb of (steekproefsgewijs) toezicht houden op de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.

 

Artikel 7 en 8

Behoefte geen nadere toelichting.

 

HOOFDSTUK 3 - BIJDRAGE IN DE KOSTEN

 

Artikel 9. Duur opleggen eigen bijdrage

In de Toelichting op het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 staat dat gemeenten een bijdrage in de kosten kunnen opleggen. Die bijdrage is verschuldigd zolang iemand van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget gebruik maakt, met als maximum de kostprijs van de voorziening of het bedrag van het persoonsgebonden budget op grond van artikel 2.1.4, derde lid, van de Wmo 2015.

In lid 2 van het besluit wijkt het college ten gunste af van dit Uitvoeringsbesluit, door de maximale duur van eigen bijdrage te beperken tot 39 periodes, gelijk staand aan 3 jaar.

 

HOOFDSTUK 4 – KWALITEIT EN VEILIGHEID

 

Artikel 10 tot en met 13

Deze artikelen in het besluit regelen de verplichtingen van aanbieders die Wmo-voorzieningen leveren m.b.t. het melden van calamiteiten en de vervolgstappen die door aanbieders genomen moeten worden naar aanleiding van een melding. De verdere werkwijze van de toezichthoudend ambtenaar zal worden vastgelegd in een nog op een later moment door het college vast te stellen sociaal calamiteitenprotocol.

 

HOOFDSTUK 5 – WAARDERING MANTELZORGERS

 

Artikel 14. Waardering mantelzorgers

Het landelijke mantelzorgcompliment, aan te vragen bij de Sociale Verzekeringsbank, komt met ingang van 1 januari 2015 te vervallen. Deze middelen worden met de nieuwe Wmo ongeoormerkt naar het sociaal deelfonds overgebracht. Gemeenten moeten in hun beleid en in hun verordening of besluit aangeven hoe zij zorg gaan dragen voor een jaarlijks blijk van waardering voor mantelzorgers. In Buren gaan we het mantelzorgcompliment als volgt invullen. Alle mantelzorgers kunnen bij Welzijn Buren jaarlijks in november een cadeaubon aanvragen. Rondom het uitgeven van de cadeaubonnen organiseren de gemeente en Welzijn Buren gezamenlijk een leuke PR-campagne, waaruit de waardering voor het werk van mantelzorgers duidelijk naar voren zal komen.

 

HOOFDSTUK 6 – SLOTBEPALINGEN

Deze artikelen spreken voor zich.