Organisatie | Soest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels verordening jeugd Soest 2015 |
Citeertitel | Nadere regels verordening jeugd Soest 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | jeugdhulp |
Geen
Jeugdwet art 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1. vierde lid
Verordening jeugd Soest, art 2 derde lid, artikel 7, derde en vierde lid
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-02-2016 | Verordening maatschappelijke ondersteuning Soest en Art. 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht | 16-12-2014 Onbekend | Onbekend |
Hoofdstuk 1: Vormen van jeugdhulp
Regelgeving die op de regeling is gebaseerd
(datum, gelegen vóór de datum inwerkingtreding, tot en met wanneer de regeling terugwerkt) | |
Verordening maatschappelijke ondersteuning Soest 2015 en Art.4:81 van de Algemene wet bestuursrecht. | |
Nadere regels Verordening Jeugd Soest 2015
Burgemeester en Wethouders van Soest
gelet op de artikelen 2, derde lid, artikel 4, en artikel 7, derde en vierde lid van de Verordening jeugd Soest 2015,
Artikel 1. Overige voorzieningen
De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar: a. Informatie en opvoedadvies; b. Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning individueel; c. Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs; Artikel 2. Individuele voorzieningen De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
Hoofdstuk 2: Toegang jeugdhulp via de gemeente Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Hoofdstuk 3: Regels voor persoonsgebonden budget
Artikel 8. Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld
Het tarief voor een pgb: a. is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden; b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en c. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.
Bij de berekening van de hoogte van een pgb hanteert het college de volgende uitgangspunten: a. bemiddelingskosten, administratiekosten, een eenmalige uitkering en een feestdagenuitkering mogen niet uit een pgb worden betaald b. reiskosten mogen uit een pgb worden betaald c. budgethouders mogen een vast maandloon afspreken met hun zorgverlener d. er wordt geen vrij besteedbaar bedrag binnen het pgb gehanteerd
Vaststelling pgb voor nieuwe en geherindiceerde cliënten
Het persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding is als volgt vastgesteld:
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een losse woonvoorziening is gelijk aan de door het college goedgekeurde offerte, eventueel verhoogd met instandhoudingkosten bedoeld voor reparatie en onderhoud van de desbetreffende voorziening.
Indien de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor de levering van onderhoud en reparatie gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - exclusies eventueel bedongen korting - als uitgangpunt.
Indien een voorziening in bruikleen wordt verstrekt zal betaling rechtstreeks met de desbetreffende leverancier worden verrekend.
De kosten voor bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen worden betaald aan de eigenaar van de woning en bedraagt maximaal 100% van de goedgekeurde offertekosten. Indien de geschatte aanpaskosten het bedrag van € 6.807,00 passeert dienen minimaal drie offertes (gesplitst in kosten van volumes/onderdelen, gebruikte materialen en arbeid) te worden aangevraagd. Daarbij gelden voor bouwkundige of woontechnische voorzieningen de volgende maxima:
Onderhoud en reparatie van woonvoorzieningen
De vergoeding bedraagt 100% van de werkelijke kosten en wordt uitsluitend verstrekt voor de onderstaande voorzieningen voor zover binnen deze regeling verstrekt en (nog) noodzakelijk geacht:
Indien de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor de levering van onderhoud en reparatie gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - exclusies eventueel bedongen korting - als uitgangpunt.
De maximale vergoeding voor verhuiskosten op declaratiebasis bedraagt € 3.427,00.
Huurderving op basis van de werkelijke kosten, gedurende maximaal 6 maanden, met een maximum van 100% van de maximale huur, waarbij huurtoeslag wordt verstrekt.
Kosten voor vervanging van vloerbedekking niet ouder dan 7 jaar is mogelijk op declaratiebasis met een maximum van € 35,00 per m2 (inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en BTW).
Voor gebruik van eigen auto, taxi en rolstoeltaxi zijn normbedragen op jaarbasis vastgesteld. Op de norm wordt een korting toegepast op grond van verblijf in een WLZinstelling, een samenvallende vervoersbehoefte, een beperkte vervoersbehoefte of andere aanwezige vervoersvoorzieningen.
Individueel taxivervoer (2000 km x € 1,72) per jaar € 3.483,00.
Individueel rolstoeltaxivervoer (2000 km x € 1,97) per jaar € 4.001,00. Bruikleenautobudget (Bron UWV 2000 km x € 0,34) per jaar € 683,00.
Individueel taxivervoer per jaar € 2.613,00.
Individueel rolstoeltaxivervoer per jaar € 3.001,00.
Bruikleenautobudget per jaar € 512,00.
75% p.p. voor echtparen die beiden zijn geïndiceerd Individueel taxivervoer per jaar € 5.226,00.
Individueel rolstoeltaxivervoer per jaar € 6.002,00.
Bruikleenautobudget per jaar € 1.024,00.
25% aanvullend op collectief vervoer
Individueel taxivervoer per jaar € 871,00.
Individueel rolstoeltaxivervoer per jaar € 1.000,00.
50% voor bewoners van WLZ-instellingen
Individueel taxivervoer per jaar € 1.742,00.
Individueel rolstoeltaxivervoer per jaar € 2.001,00.
Bruikleenautobudget per jaar € 341,00.
Sportvoorzieningen worden toegekend voor aanschaf en onderhoud met een maximaal bedrag à € 3.392,00 van een sportrolstoel of vergelijkbare voorziening voor een periode van ten minste 3 jaar.
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een rolstoel is gelijk aan de
kostprijs van de goedkoopst compenserende rolstoel, zo nodig verhoogd met kosten van individuele aanpassingen, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier.
Het pgb wordt na ontvangst van de factuur en betalingsbewijs ineens betaald aan de budgethouder, daarnaast wordt een pgb voor instandhoudingkosten per jaar toegekend zolang de technische levensduur van de voorziening niet is verstreken en de kosten niet vallen onder garantiebepalingen van de leverancier.
Indien de voorziening in bruikleen wordt verstrekt zal betaling rechtstreeks met de desbetreffende leverancier worden verrekend.
6. Maximum PGB-tarieven per Nza-code voor Wmo
7.Maximum PGB-tarieven per Nza-code voor jeugdzorg
Aandachtstekort en gedrag - vanaf 250 tot en met 799 minuten | |||||
Aandachtstekort en gedrag - vanaf 800 tot en met 1799 minuten | |||||
Mocht blijken dat iemand een PGB aanvraagt voor een functie die wij niet als zorg in natura hebben ingekocht voor de Wmo of Jeugdhulp, dan kan het college alsnog een besluit nemen over het toe te passen uurtarief.
6. Woontoeslag voor wonen met een PGB ZZP
Cliënten met een ZZP indicatie komen in aanmerking voor een toeslag van € 4.000,- als dekking van de kosten van de gezamenlijke ruimtes.
Toelichting nadere regels Verordening jeugdhulp 2015
Hoofdstuk 1 Vormen van jeugdhulp
Artikel 1 Overige voorzieningen
De overige voorzieningen zijn beschikbaar zonder een aanvraagprocedure. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies. De overige voorzieningen zijn laagdrempelig beschikbaar en moeten voorkomen dat dure individuele hulpverlening wordt ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van een individuele voorzieningen.
Artikel 2 Individuele voorzieningen
De individuele voorziening is een voorziening die alleen via een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een dure voorziening, die niet vrij toegankelijk is voor ouders en jeugdigen. Het jeugdteam/sociaal team heeft het mandaat om een individuele voorziening in te zetten en zal deze procedure zorgvuldig moeten doorlopen. Voorzieningen ter uitvoering van het gedwongen kader zijn hier niet opgenomen omdat deze geen jeugdhulp zijn in de zin van de wet en niet op aanvraag beschikbaar zijn. Het gaat hier om jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente is wel verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van deze voorzieningen.
Hoofdstuk 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente Artikel 3 lid 1 en 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
De gemeente organiseert de toegang tot de jeugdhulp. We gaan er hiervan uit dat de toegang naar jeugdhulp zo dicht mogelijk bij het kind en gezin wordt georganiseerd. Na bevestiging van de hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek, indien mogelijk zal het gesprek zoveel mogelijk bij de ouders en jeugdige thuis plaatsvinden.
Wanneer er sprake is van spoedeisende hulp, kan het lid van het jeugdteam/sociaal team direct een individuele voorziening inzetten. Dit betekent dat ouders en jeugdige geen procedure hoeven te doorlopen om de nodige zorg te ontvangen.
Het jeugd-/sociaal team lid informeert de ouders en jeugdigen over de procedure omtrent het gesprek en informeert de ouders en jeugdigen over hun rechten en plichten. Het kan zijn dat een lid van het jeugd-/sociaal team op basis van de gegevens uit het brede gesprek nader onderzoek doet om te bepalen of belanghebbende een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet nodig heeft. Het aanvragen van advies door de expertisepool kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Het is van belang dat de ouders en jeugdigen toestemming geeft voor het uitwisselen van persoonsgegevens.
Ouders en jeugdige kunnen zonder een aanvraag rechtstreeks toegang krijgen tot overige jeugdhulp. De gemeente communiceert duidelijk naar de inwoners welke voorzieningen direct toegankelijk zijn en welke voorzieningen niet direct toegankelijk zijn.
Na bevestiging van de hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Op voorhand bepalen de nadere regels niet precies wanneer deze afspraak wordt gemaakt. Afhankelijk van de hulpvraag kan het namelijk zijn dat het jeugd-/sociaal team eerst gegevens wil verzamelen voor een goede voorbereiding op het gesprek. 6
Wanneer de gegevens bekend zijn bij het jeugd-/sociaal team, dan is het niet nodig om het gehele vooronderzoek opnieuw te houden.
Het familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 Jeugdwet en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Op grond van artikel 2.1., onder g, Jeugdwet, maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.
Wanneer er sprake is van uithuisplaatsing van het kind, is de ouder een ouderbijdrage verschuldigd. Deze ouderbijdrage zal vanaf 1 januari 2015 worden door het Centraal Administratiekantoor (CAK) worden geheven. Het CAK krijgt informatie van de gemeente. Op basis van deze informatie neemt het CAK al dan niet contact met de ouder op. In de Jeugdwet worden ook enkele situaties benoemd, wanneer de ouder geen bijdrage verschuldigd is, het gaat dan met name om situaties als de ouders geen ouderlijk gezag (meer) hebben, in acute noodsituaties, dit betreft ‘crisisplaatsing’ als sprake is van een acute noodsituatie.
Van het gesprek wordt een schriftelijk verslag opgesteld. Daarin staan het in samenspraak met de ouders en jeugdigen, en indien aanwezig andere personen uit het sociale netwerk, tot stand gekomen oplossingen (een arrangement). In plaats van een verslag kan ook een plan van aanpak worden opgesteld. De inhoud daarvan bevat in ieder geval ook de strekking van de genoemde onderzoeksonderwerpen.
Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de ouders en jeugdigen beschikken over het verslag is het wel de verantwoordelijkheid van de ouders en jeugdige, al dan niet personen uit het sociale netwerk, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de ouders en jeugdige niet eens zijn met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de ouders en jeugdige om aan te geven waarom zij niet akkoord zijn.
Als de ouders en/of jeugdige het plan ondertekenen en het plan is voorzien van naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraagformulier voor een individuele voorziening of individuele voorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.
Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld
Een individuele voorziening in de vorm van een PGB wordt alleen verstrekt indien de aanvrager dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan vraagt. De ouders en jeugdige moeten motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een PGB aantoonbaar leidt tot veilige betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. 7
De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet. Door het opstellen van een persoonlijk plan wordt de ouders en jeugdige gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren.
Bij de vaststelling van de tarieven voor dienstverlening wordt een onderscheid gemaakt tussen zorgverlening door professionals in dienst van een instelling, professionals niet in dienst van een instelling en niet professionals (zoals werkstudenten, sociaal netwerk). Het PGB voor dienstverlening door professionals in dienst van een instelling bedraagt 100% van het door het college vast te stellen tarief. Voor dienstverlening door professionals niet in dienst van een instelling (zoals ZZP-ers) wordt uitgegaan van 75% van het vastgestelde tarief omdat deze professionals lagere overheadkosten hebben. Voor de categorie niet professionals hanteert het college een bedrag van 50% van het vastgestelde tarief.
De gemeente keert een “bruto” PGB uit aan het SVB, hierop is geen eigen bijdrage in mindering gebracht.
Wanneer de jeugdhulp die gefinancierd wordt uit het PGB duurder blijkt te zijn dan de hulp in natura, mag het PGB niet op voorhand worden geweigerd. Gemeenten mogen in dit geval ervoor kiezen alleen een budget te verstrekken ter hoogte van het ingekochte ZIN-tarief (zorg in natura). De extra kosten om de jeugdhulp uit het PGB te contracteren, kunnen dan bijbetaald worden door de aanvrager.