Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeentelijk beleidsniveau brandveiligheidseisen bestaand bouw Midden-Delfland |
Citeertitel | Gemeentelijk beleidsniveau brandveiligheidseisen bestaand bouw Midden-Delfland |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Hoofdstuk 1 Inleiding en Hoofdstuk 2 Beleid maken officieel geen onderdeel uit van het Gemeentelijk beleidsniveau brandveiligheidseisen bestaand bouw Midden-Delfland, maar zijn toegevoegd om de bijlagen toe te lichten.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-11-2006 | 14-12-2012 | Nieuwe regeling | 11-07-2006 Gemeenteblad, 2006, 1 | Geen |
In het Bouwbesluit zijn voorschriften opgenomen waaraan bebouwing in Nederland moet voldoen. De voorschriften in het bouwbesluit hebben in hoofdlijnen betrekking op 4 verschillende aspecten, namelijk; veiligheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en gezondheid. Met betrekking tot het aspect veiligheid worden in het bouwbesluit regels gesteld over brandveiligheid en constructieve veiligheid.
Verder is in het Bouwbesluit een duidelijk onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en bestaande bouw. Voor nieuwbouw gelden hoge eisen en voor bestaande bouw gelden zeer lage eisen. Men heeft ervoor gekozen om voor bestaande bouw het niveau aan te houden van de eerst bekende bouwregelgeving in Nederland (niveau anno 1935). Hier is door de wetgever bewust voor gekozen om te voorkomen dat alle bestaande bebouwing in Nederland niet meer zou voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit.
In de praktijk blijkt dat het gekozen niveau van bestaande bouw in een aantal gevallen veel te laag is, waardoor met name op het gebied van brandveiligheid gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Met name in gebouwen waar veel mensen bij elkaar komen ontstaat er een probleem. Als voorbeeld kan hierin genoemd worden dat een redelijk grote horeca-inrichting onder regelgeving van bestaande bouw met 1 vluchtweg kan worden uitgevoerd terwijl het voor de veiligheid zeer gewenst is dat er twee vluchtwegen zijn.
Wij zijn dan ook van mening dat in verband met deze situatie beleid moet worden geformuleerd om de minimale brandveiligheid te garanderen.
De gemeente heeft de mogelijkheid om beleidsmatig het niveau van de bouwtechnische voorschriften voor bestaande bouw te verhogen. Per gebouwtype moet dan worden vastgelegd worden welk veiligheidsniveau gewenst is. In de bijlage staat het gewenste brandveiligheidsniveau aangegeven.
De bijgevoegde Matrix Beleidsniveau Bestaande bouw Midden Delfland geeft het niveau aan zoals wij dit als gemeente wensen. Per gebouwtype staat gespecificeerd aangegeven naar de diverse onderdelen van brandveiligheid welk niveau moet worden aangehouden. Dit staat aangegeven met BB (betekent niveau bestaande bouw) of met NB (betekent niveau nieuwbouw). Deze matrix geeft dus voor de diverse gebruiksfuncties het gewenste beleidsniveau aan. In één oogopslag zijn hier de verschillen tussen de gebruiksfuncties zichtbaar en de verhouding van het beleidsniveau tot de Bouwbesluit niveaus nieuwbouw en bestaande bouw.
In de tabel is veel technische informatie opgenomen. In hoofdlijnen is het zo dat bij het vaststellen van dit beleid de vluchtwegen en de brandpreventieve voorzieningen zoals brandslanghaspels, noodverlichting en ontruimingsinstallatie op een niveau van nieuwbouw zijn aangegeven.
Deze matrix is ook in de gemeente Westland van toepassing en is op hoofdlijnen gelijk aan het niveau zoals in de ons omringende gemeente zoals Maassluis en Vlaardingen. De matrix is verder uitgewerkt in het document werkpakketten (bijlage 2).
Dit werkpakket benoemt ook weer de verschillende gebouwfuncties. De werkpakketten zijn de basis voor de technische uitvoering. Hierbij wordt de matrix verder uitgewerkt. Voor de uitvoerende preventieambtenaren zijn de werkpakketten na vaststelling van dit beleid "het Bouwbesluit" voor de bestaande bouw. Deze genoemde werkpakketten zijn in tabelvorm aangebracht overeenkomstig Bouwbesluit 2003.
3. Termijnstructuur (bijlage 3)
Om de eigenaren en/of gebruikers van het betreffende pand in de gelegenheid te stellen om aan de eisen van bestaande bouw te voldoen is in het bijgaande document “Termijnstructuur” een streefstructuur aangegeven hoelang een eigenaar de tijd heeft om de voorzieningen daadwerkelijk in orde te maken. In deze tabel wordt naast de tijd ook de oplossingsrichting en, bij in gebreke blijven, de sanctie aangegeven.
Bijlage 1: Matrix brandveiligheidsniveau bestaande bouw Midden-Delfland
BB = Niveau bestaande bouw in het Bouwbesluit
Hoofdstuk 1. Brandcompartimenten
Artikel 1.2 Brandscheiding met ander gebouw
De scheiding tussen het gebouw en een ander gebouw dat niet op hetzelfde perceel ligt (waarbij uitgegaan wordt van spiegelsymmetrie) dient een WBDBO te bezitten van tenminste 60 minuten. Indien redelijkerwijs om technische, economische en/of juridische reden niet kan worden voldaan aan een WBDBO van 60 minuten mag volstaan worden met een WBDBO van 30 minuten.
In afwijking van artikel 1.4 kan worden volstaan met 30 minuten indien: een gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger is gelegen boven het meetniveau dan in de tabel 1.1.aangegeven grenswaarde.
Hoofdstuk 2. Rookcompartimenten
Artikel 2.5 Loopafstanden in verblijfsruimten
De loopafstand vanaf ieder punt in een verblijfsruimte tot de dichtstbijzijnde uitgang mag niet meer dan de in tabel 2.1 genoemde afstand bedragen. Indien dit leidt tot meerdere uitgangen, dienen deze uitgangen minimaal 5 m. uit elkaar te liggen.
Artikel 2.6 Vluchtroute vanuit subbrandcompartiment
Vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment dient via verkeersruimten de openbare weg worden bereikt.
Artikel 3.2 Rookvrije vluchtroutes rookcompartiment
Vanaf de uitgang van een rookcompartiment dient in 2 richtingen, die elk leiden naar een onafhankelijke rookvrije vluchtroute, naar de openbare weg te kunnen worden gevlucht. Er kan met één vluchtrichting worden volstaan indien vanuit 2 uitgangen van een rookcompartiment via onafhankelijke rookvrije vluchtroutes naar de openbare weg te kan worden gevlucht.
Artikel 3.3 Rookvrije vluchtroutes subbrandcompartiment
Vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment dient in 2 onafhankelijke richtingen (rookvrije vluchtroutes) naar de openbare weg te kunnen worden gevlucht. Hierop gelden de volgende uitzonderingen:
Op de enige rookvrije vluchtroute (doodlopend eind) mogen slechts twee subbrandcompartimenten uitkomen, waarvan de uitgangen recht tegenover elkaar liggen. De rookvrije vluchtroute mag niet langs beweegbare ramen of luiken voeren. Subbrandcompartimenten mogen niet rechtstreeks op een vluchttrappenhuis uitkomen.
Artikel 3.4 Eén brand- en rookvrije vluchtroute
Vanuit een brandcompartiment mag via 1 brand- en rookvrije vluchtroute naar de openbare weg worden gevlucht, waarbij de afstand tussen de uitgang van het rookcompartiment tot het punt waarop in 2 onafhankelijke richtingen kan worden gevlucht, niet meer mag bedragen dan de in tabel 3.1 genoemde grenswaarde.
Artikel 3.5 Status trappenhuis
De vluchttrappenhuizen welke een hoogte overbruggen van meer dan 8 m. dienen te zijn uitgevoerd als brand- en rookvrije vluchtroute met een WBDBO van tenminste 30 minuten.
Artikel 3.6 Onafhankelijkheid rookvrije vluchtroutes
De scheidingsconstructie tussen twee onafhankelijke rookvrije vluchtroutes dient een WBDBO te bezitten van tenminste 30 minuten. Deuren in deze scheidingsconstructie dienen zelfsluitend te zijn.
Artikel 3.7 Maximale loopafstand vluchttrappenhuis / rookcompartiment
De loopafstand tussen de toegang van een vluchttrappenhuis en de toegang tot een rookcompartiment mag maximaal 30 m. bedragen.
Artikel 3.8 Maximale loopafstand vluchttrappenhuis / subbrandcompartiment
De loopafstand tussen de toegang van een vluchttrappenhuis en de toegang van een subbrandcompartiment mag maximaal 45 m. bedragen.
Artikel 3.9 Inrichting vluchtroutes
De uitgangsbreedte van deuren van het gebouw, rookcompartiment, verblijfsgebied of verblijfsruimte dient te voldoen aan de berekeningsmethode P = U x 0,9 waarbij wordt uitgegaan van een voor dat pand realistische bezetting. (P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de netto breedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s)).
Een vluchtmogelijkheid moet, opdat snel en veilig kan worden gevlucht, een vrije doorgang hebben met een breedte van tenminste 0,6m en een hoogte van tenminste 2,0m; afmetingen van een trap, die een functie heeft bij het vluchten, moet tenminste voldoen aan de volgende eisen:
Minimum vrije breedte van een trap: 0,8m
Minimum vrije hoogte boven een trap: 2.1m
Minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn gemeten loodrecht op de voorkant van de trede: 0,21m
Maximum afmeting van de optrede: 0,21m
Minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap: 0,3m
Materialen ter plaatse of in de nabijheid van de stookplaats dienen onbrandbaar te zijn. De voorziening voor de afvoer van rook dient luchtdicht en onbrandbaar te zijn. De afstand van de uitmonding tot een naastgelegen brandgevaarlijk dak dient minimaal 15 m. te zijn.
Artikel 5.3 Brandvoortplanting ieder constructieonderdeel
Ieder constructieonderdeel (m.u.v. vloer, tredevlak en dak) dient ten minste te voldoen aan klasse 4 (NEN 6065) van de bijdrage tot brandvoortplanting. 5% van de constructieonderdelen (zoals stopcontacten en plinten) hoeven niet te voldoen aan dit artikel.
Artikel 5.4 Brandvoortplanting (brand- en) rookvrije vluchtroute
Ieder constructieonderdeel (m.u.v. vloer, tredevlak en dak) waarlangs een rookvrije vluchtroute voert (binnenzijde) dient tenminste te voldoen aan klasse 1(NEN 6065) van de bijdrage tot brandvoortplanting. 5% van de constructieonderdelen (zoals stopcontacten en plinten) hoeven niet te voldoen aan dit artikel.
Ieder constructieonderdeel (m.u.v. vloer, tredevlak en dak) waarlangs een brand- en rookvrije vluchtroute voert dient tenminste te voldoen aan klasse 2 (NEN 6065) van de bijdrage tot brandvoortplanting. 5% van de constructieonderdelen (zoals stopcontacten en plinten) hoeven niet te voldoen aan dit artikel.
Artikel 5.5 Brandvoortplanting vloeren en tredevlakken
De vloeren en tredevlakken dienen tenminste te voldoen aan klasse T3 (NEN 1775) van de bijdrage tot brandvoortplanting. 5% van deze oppervlakken hoeven niet te voldoen aan dit artikel.
Artikel 5.6 Brandvoortplanting vloeren en tredevlakken brand- en rookvrije vluchtroute
De vloeren en tredevlakken waarover een brand- en rookvrije vluchtroute voert dienen tenminste te voldoen aan klasse T1 (NEN1775) van de bijdrage tot brandvoortplanting. 5% van deze oppervlakken hoeven niet te voldoen aan dit artikel.
Artikel 5.7 Rookdichtheid ieder constructieonderdeel
Ieder constructieonderdeel binnen het gebouw dient tenminste te voldoen aan een rookdichtheid van 10 m -1 (NEN 6066). 5% van deze constructieonderdelen hoeven niet te voldoen aan dit artikel.
Er dienen er een zodanig aantal brandslanghaspels aanwezig te zijn, dat de loopafstand van een brandslanghaspel tot ieder punt in het gebouw maximaal de slanglengte vermeerderd met 5 m is. De brandslanghaspel mag niet in het trappenhuis liggen, mag geen grotere lengte hebben dan 30 m. en bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels is de druk minimaal 100 kPa en de capaciteit van 1, 3 m³/ h.
Hoofdstuk 7. Bijlage gebruik (Bouwverordening)
In een gebruiksfunctie met een in tabel 7.1 genoemde oppervlakte, dient een zodanig aantal mini-brandslanghaspels aanwezig te zijn, dat de loopafstand van een brandslanghaspel tot ieder punt in het gebouw maximaal de slanglengte vermeerderd met 2,5 m. is.
Gemeentelijk beleidsniveau Bijeenkomstengebouwen
1. Streefstructuur algemeen op basis van het beleidspakket
Gemeentelijk beleidsniveau Celgebouwen
1. Streefstructuur algemeen op basis van het beleidspakket
Gemeentelijk beleidsniveau Gezondheidszorggebouwen
1. Streefstructuur algemeen op basis van het beleidspakket
Gemeentelijk beleidsniveau Logiesgebouwen
1. Streefstructuur algemeen op basis van het beleidspakket
Gemeentelijk beleidsniveau Kantoorgebouwen
1. Streefstructuur algemeen op basis van het beleidspakket
Gemeentelijk beleidsniveau Onderwijsgebouwen
1. Streefstructuur algemeen op basis van het beleidspakket
Gemeentelijk beleidsniveau Winkelgebouwen
1. Streefstructuur algemeen op basis van het beleidspakket
Gemeentelijk beleidsniveau Sportgebouwen
1. Streefstructuur algemeen op basis van het beleidspakket
Gemeentelijk beleidsniveau Industriegebouwen
1. Streefstructuur algemeen op basis van het beleidspakket
Gemeentelijk beleidsniveau Woongebouwen