Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijnwaarden

Wijziging leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2e halfjaar 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijnwaarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWijziging leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2e halfjaar 2015
CiteertitelWijziging leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2e halfjaar 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpWijziging leidraad invordering gemeentelijke belastingen, belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 Awb

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-12-201501-07-2014Onbekend

10-11-2015

Rijnwaarden Post

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Tweede wijziging Leidraad invordering gemeentelijke belastingen per 1 juli 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwaarden gelezen het voorstel van de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van 3 november 2015;

besluit:

De Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2013, besluit van 5 maart 2013, laatstelijke gewijzigd bij besluit van 13 mei 2014, wordt gewijzigd als volgt.

ARTIKEL I

A

In de artikelen 1.1.1 en 1.1.2., 26.2.11, 26.2.15, 26.2.16 en 26.2.20 wordt ‘Wwb’ en ‘Wet werk en bijstand’ vervangen door ‘Pw’, respectievelijk ‘Participatiewet’.

 

B

In de eerste alinea van artikel 1.1.5 wordt vervangen door:

“ In de invordering wordt zoveel mogelijk gehandeld in overeenstemming met de Awb en het Besluit Fiscaal bestuursrecht, ondanks het feit dat artikel 3:40, titels 4.1 tot en met 4.3., artikel 4:125, titel 5.2, de hoofdstukken 6 en 7 en afdeling 10.2.1. Awb niet van toepassing zijn op de wet.”

In de laatste alinea van artikel 1.1.5 wordt ‘Belastingdienst’ vervangen door: gemeente.

 

Artikel 1.1.5, vierde alinea, wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde gedachtestreepje van de opsomming door een puntkomma, worden twee gedachtestreepjes toegevoegd, luidende:

– bezwaarschriften tegen beschikkingen kostenvergoeding bij een onrechtmatig opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 62a, eerste lid, van de wet;

– bezwaarschriften tegen beschikkingen bestuurlijke boete als bedoel in artikel 63b van de wet.

 

C

In artikel 5 vervalt de zinsnede: Er zijn in deze leidraad op artikel 5 van de wet geen beleidsregels gemaakt.

 

D

In artikel 7.1 wordt na het eerste gedachtestreepje een gedachtestreepje ingevoegd, luidende:

-Bij betaling door middel van storting van contant geld of door middel van storting met een pinpas, geldt als tijdstip van betaling de eerste werkdag volgend op de dag van de storting of pin-transactie.

 

E

Na artikel 7a.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

7a.2. Controle van een aangewezen bankrekening op de tenaamstelling

Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.

 

Het oude artikel 7a.2 wordt vernummerd tot artikel 7a.3.

 

F

Artikel 7a.3, (Oud artikel 7a.2) tweede alinea, komt te luiden:

Hernieuwde uitbetaling vindt direct plaats als de belastingschuldige aantoont dat:

  • -

    hij tijdig vóór de uitbetaling bij de ontvanger heeft aangegeven dat de uitbetaling niet meer op de desbetreffende rekening moet geschieden, en

  • -

    hij niet over het uitbetaalde bedrag kan beschikken omdat de bankinstelling heeft aangegeven dat de rekening waarop de uitbetaling heeft plaatsvonden, geblokkeerd is.

 

G

Artikel 17.1, eerste alinea, vervalt.

 

H

Artikel 19.2.1, eerste alinea, komt te luiden:

In een faillissement vallen de belastingschulden voor zover zij materieel zijn ontstaan vóór de dag van de faillietverklaring dan wel materieel zijn ontstaan na de faillietverklaring, maar voortvloeien uit een al bestaande rechtsverhouding van voor de faillietverklaring. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de materiële belastingschuld ontstaat van dag tot dag tenzij het tegendeel blijkt. Belastingschulden ontstaan vanaf de datum van het faillissement die niet voortvloeien uit een al bestaande rechtsverhouding van voor de faillietverklaring, zijn niet verifieerbaar en moeten eventueel als boedelschulden worden aangemeld.

 

Artikel 19.2.1, laatste alinea, vervalt.

 

I

Artikel 19.3.3, derde alinea, vervalt.

 

J

Artikel 19.3.3a vervalt.

 

K

Artikel 19.3.4, eerste en tweede alinea, komt te luiden:

Om de beslagvrije voet tot het juiste bedrag vast te kunnen stellen, vraagt de ontvanger bij de belastingschuldige informatie op, waaronder begrepen gegevens van de eventuele partner. Dit gebeurt in de vooraankondiging van de loonvordering. De ontvanger vermeldt daarin de toepasselijke beslagvrije voet die hij heeft berekend op basis van de hem ter beschikking staande gegevens. Zolang de belastingschuldige geen informatie verstrekt, past de ontvanger deze beslagvrije voet toe. Als de belastingschuldige na toepassing van de loonvordering alsnog de gevraagde informatie verstrekt, wijzigt de ontvanger de beslagvrije voet vanaf de eerst volgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van informatie niet aan hem te wijten is.

Als de ontvanger een loonvordering doet ten laste van een belastingschuldige waarvan geen woon- of verblijfadres bekend is, stelt hij de beslagvrije voet vast op nihil. De ontvanger kan dan immers niet bepalen of de belastingschuldige in Nederland woont. Zodra de ontvanger bekend wordt met het feit dat de belastingschuldige in Nederland woont of een vaste verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger alsnog de juiste beslagvrije voet vast en past deze toe vanaf de eerst volgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van het adresgegeven niet aan hem te wijten is.

Artikel 19.3.4. derde alinea (toegevoegd in de eerste wijziging) is reeds opgenomen in de bovenstaande tekst en komt daarom te vervallen.

 

L

Artikel 22.8.9 1e alinea wordt als volgt gewijzigd:

“ Als de derde zowel een beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet indient als een schriftelijke mededeling doet als bedoeld in artikel 435, derde lid, Rv, dan zendt de ontvanger eerst het beroepschrift ter behandeling aan het college, voordat hij het verzet ex artikel 435, derde lid, Rv behandelt.”

De tweede alinea van artikel 22.8.9 komt te vervallen.

 

M

Artikel 22.8.10 komt te luiden:

Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.

 

N

Artikel 25.1.3, onderdeel c, komt te luiden:

c.de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de door de ontvanger daartoe gestelde termijn zijn verstrekt. Als de verstrekte gegevens onvolledig zijn, stelt de ontvanger de belastingschuldige in de gelegenheid de ontbrekende gegevens alsnog binnen twee weken te verstrekken;

 

O

Artikel 25.2.7a wordt als volgt gewijzigd:

“Als de ontvanger bij het verlenen van het uitstel geen andere voorwaarden heeft gesteld, kan hij uiterlijk binnen vier maanden vanaf de datum dat het uitstel is verleend voor het ingediende bezwaarschrift schriftelijk aan de belastingschuldige nadere voorwaarden stellen. Hierbij kijkt de ontvanger of de looptijd voor het afdoen van het bezwaarschrift in relatie tot de hoogte van het bestreden bedrag van de aanslag daartoe aanleiding geeft. Voor de beoordeling of hij zekerheid verlangt voor de bestreden belastingschuld, past de ontvanger de in artikel 25.2.5 van deze leidraad opgenomen voorwaarden toe. Indien de belastingschuldige tijdig voldoet aan deze voorwaarden, continueert de ontvanger het uitstel. De ontvanger trekt het uitstel in als de belastingschuldige niet aan deze voorwaarden voldoet.”

 

P

In artikel 25.5.6, tweede alinea, vervallen de tweede en derde volzin.

 

Q

In artikel 25.6.2A wordt “In bijzondere omstandigheden” vervangen door: Als een ondernemer door een oorzaak die buiten zijn invloed ligt in tijdelijke liquiditeitsproblemen is gekomen,.

 

R

Artikel 26.1.9 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het achtste gedachtestreepje van de opsomming, onderdeel h, vervalt onder vernummering van onderdeel i tot onderdeel h.

  • 2.

    Onder vervanging van de punt aan het slot van het twaalfde gedachtestreepje van de opsomming door een puntkomma, wordt een gedachtestreepje toegevoegd, luidende:

– de gemeentelijke sociale dienst de aanslag inkomstenbelasting vergoedt.

 

S

Artikel 26.2.1, tweede alinea, vervalt.

 

T

Artikel 26.2.10, laatste volzin, komt te luiden:

Het toe te passen normbedrag is in dit geval het normbedrag voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder (zie artikel 16 van de regeling).

 

U

In artikel 26.2.12 wordt ‘€ 59’ vervangen door ‘€ 61’ en wordt ‘€ 52’ vervangen door: € 53.

 

V

Na artikel 26.2.13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 26.2.13a Persoonsgebonden budget en kwijtschelding voor particulieren

Versstrekkingen die worden ontvangen uit een persoonsgebonden budget voor specifieke kosten op het gebied van zorg begeleiding of hulp en waarop geen aanspraak bestaat vanuit de zorgverzekering of de reguliere bijstand, worden niet als inkomen inaanmerking genomen.

 

W

In artikel 26.2.19 wordt ‘€ 84’ vervangen door: € 85.

 

X

Artikel 26.3.1 wordt vervangen door:

 

26.3.1. Kwijtschelding voor ondernemers bij een saneringsakkoord Kwijtschelding voor ondernemers vindt alleen plaats bij een saneringsakkoord tussen de schuldenaar en alle schuldeisers tot gedeeltelijke betaling van de schuld tegen finale kwijting, tenzij de raad op grond van artikel 28, eerste lid, onder b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 anders heeft besloten.

 

Aan artikel 26.3.1 wordt na de tweede alinea een alinea toegevoegd, luidende;

Ook als er geen andere schuldeisers zijn of alleen speciale crediteuren als bedoeld in artikel 26.3.8 van deze leidraad kan de ontvanger kwijtschelding verlenen. De ontvanger zal bij dergelijke saneringsverzoeken de volgende aspecten meewegen in de beoordeling van het verzoek: 1. Kan de belastingschuldige een verwijt worden gemaakt ter zake van het onbetaald blijven van de belastingschulden (zie artikel 8 van de regeling en artikel 26.1.9 van deze leidraad)? 2. Is er sprake van een situatie waarin de belastingschuldige de ontvanger als enig schuldeiser heeft overgelaten door de andere schuldeisers bij voorrang te voldoen (zie artikel 26.3.5 van deze leidraad)? De voorwaarden van artikel 22 van de regeling voor medewerking van de ontvanger aan een saneringsakkoord zijn voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing

 

Y

In de titel van artikel 26.4.5. wordt ‘de directeur’ vervangen door: het college.

 

Z

In artikel 27 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van de opsomming door een punt-komma, een gedachtestreepje toegevoegd, luidende:

-verjaring van belastingteruggaven.

 

In artikel 27.7 wordt “om in te vorderen” vervangen door: om een belastingschuld in te vorderen.

 

Na artikel 27.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 27.8 Verjaring van belastingteruggaven

Voor de verjaring van belastingteruggaven geldt eenzelfde verjaringstermijn als voor belasting-schulden. Na verjaring ontstaat een natuurlijke verbintenis. De ontvanger zal een beroep op de verjaring doen, tenzij hij gerede twijfel heeft of de belastingaanslag aan de belastingschuldige is bekendgemaakt.

 

AA

Voor artikel 29 wordt aan artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 28c

Er zijn in deze leidraad op artikel 28c van de wet geen beleidsregels gemaakt.

 

BB

Artikel 54 , aanhef, komt te luiden:

In aansluiting op artikel 54 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over het aanhouden van de betaling van een teruggaaf bij aansprakelijkstelling.

 

CC

In artikel 55 tot en met 57 vervalt de zinsnede:

Er zijn in deze leidraad op de artikelen 55 tot en met 57 van de wet geen beleidsregels gemaakt.

 

DD

Na artikel 62 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 62 bis

Artikel 62 bis is niet van toepassing voor de gemeente.

 

EE

Artikel 68 tot en met 72 komt te luiden:

 

Artikel 68 tot en met 72

De artikelen 68 tot en met 72f zijn niet van toepassing voor de gemeente. Er zijn in deze leidraad op de artikelen 71 en 72 van de wet geen beleidsregels gemaakt.

 

FF

Artikel 73.5a wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste alinea vervalt:

    73.5a.1.

  • 2.

    Aan de eerste alinea wordt na de tweede volzin een volzin toegevoegd, luidende:

    Artikel 73.5 is daarbij van overeenkomstige toepassing. Dit betekent onder meer dat de schuldregeling betrekking moet hebben op natuurlijke personen, niet zijnde ondernemers.

  • 3.

    De slotzin in alinea 3 vervalt.

ARTIKEL II

A

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2014.

 

B

Dit besluit wordt aangehaald als: Wijziging leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2e halfjaar 2015.

 

Lobith, 10 november 2015

 

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

drs. H.J.G. Salemink-van der Burg, mr. P. Schadd-de Boer

TOELICHTING

Hierna volgt een artikelsgewijze toelichting op de wijziging. De artikelen die slechts van redactionele aard zijn, worden niet toegelicht.

 

Artikel I, onderdeel A

Een technische aanpassing in verband met de Invoeringswet Participatiewet. Die wet wijzigt de citeertitel van de Wet werk en bijstand in Participatiewet. Daarom worden alle verwijzingen naar de Wet werk en bijstand vervangen door een verwijzing naar de Participatiewet.

 

Artikel I, onderdeel B

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur gelden niet alleen voor de ontvanger maar ook voor het college. In de praktijk gebeurt dit al, dus het betreft een wijziging van redactionele aard.

 

Artikel I, onderdeel D

Betreft toevoeging van een tijdstip van betaling bij stortingen van contant geld of door middel van een pinpas.

 

Artikel I, onderdeel F

Bevat een vernummering en aanpassing van artikel 7a.2. De tweede alinea was voor belastingschuldigen, bankmedewerkers en betrokkenen bij de fiscale uitvoering niet helder genoeg geformuleerd. De bedoeling van deze alinea is om duidelijk te maken dat een debetstand op zichzelf geen aanleiding is voor de ontvanger om direct tot hernieuwde uitbetaling over te gaan. De aanpassing van artikel 7a.2 brengt op dit punt een verduidelijking aan.

 

Artikel 1, onderdeel G

De eerste alinea van dit artikel is vervallen. Bij misbruik van een kansloos verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel kon de ontvanger, met toestemming van het college, de tenuitvoerlegging voorzetten. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een dergelijk oordeel exclusief aan de rechter is voorbehouden.

 

Artikel I, onderdeel H

Artikel 19.2.1. is aangepast in verband met een uitspraak van de Hoge Raad, waarbij de Hoge Raad een nieuw criterium voor verifieerbare faillissementsschulden heeft geformuleerd, namelijk het bestaan van een rechtsverhouding ten tijde van het faillissement.

Het vervallen van de laatste alinea van artikel 19.2.1. zorgt ervoor dat artikel 19.2.1 beter aansluit op de handelwijze van de ontvanger bij het indienen van een bestuurlijke boete in faillissementssituaties.

 

Artikel I, onderdeel I

Bevat een technische aanpassing die samenhangt met de wijzigingen in de Wet werk en bijstand door invoering van de Wet hervorming kindregelingen.

 

Artikel I, onderdeel J

Deze wijziging hangt samen met de wijzigingen per 1 januari 2015 in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en met recente jurisprudentie van de Hoge Raad. Voor de vaststelling van de beslagvrije voet wordt met ingang van 1 januari 2015 uitsluitend gekeken naar de van toepassing zijnde bijstandsnorm en niet meer naar het periodieke inkomen. Daarom vervalt de eerste volzin. Daarnaast zijn de tweede en derde volzin overbodig in verband met het genoemde arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014. De Hoge Raad heeft beslist dat wanneer een inkomen alleen door de uitkering van het jaarlijkse vakantiegeld boven de beslagvrije voet uitkomt, een gelegd beslag alleen mogelijk is voor zover het inkomen in de maanden waarin het vakantiegeld werd opgebouwd boven de beslagvrije voet uitkomt. In verband daarmee kan artikel 19.3.3a vervallen.

 

Artikel I, onderdeel K

Dit betreft de vaststelling van de beslagvrije voet door de ontvanger. De huidige tekst van artikel 19.3.4 van de leidraad sluit niet aan bij de uitvoeringspraktijk. Dat wordt met deze wijziging alsnog gerealiseerd.

 

Artikel I, onderdeel L

Brengt een wijziging aan in de werkwijze van de ontvanger als gelijktijdig administratief beroep ex artikel 22, eerste lid, van de wet en verzet ex artikel 435, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt ingediend tegen een gelegd bodembeslag. De tot nu toe gehanteerde volgorde van behandeling is eerst verzet dan administratief beroep. Als het college een beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet toewijst, is een verzetsprocedure voor de civiele rechter niet meer nodig. Omdat dit een efficiëntere werkwijze is, is de in artikel 22.8.9 voorgeschreven volgorde van behandeling omgedraaid.

 

Artikel I, onderdeel N

Dit betreft een verruiming van de mogelijkheid om bij een verzoek om uitstel van betaling onvolledige gegevens aan te vullen. Voor kwijtschelding kent de leidraad deze mogelijkheid ook.

 

Artikel I, onderdeel O

Bevat een verduidelijking van artikel 25.2.7A inzake de herbeoordeling van een verleend uitstel in verband met een ingediend bezwaar. De beoordeling of alsnog zekerheid moet worden gesteld, wordt uitsluitend getoetst aan artikel 25.2.5 van deze leidraad. Dit beleid gold ook al vóór de onderhavige leidraadwijziging maar wordt in de gewijzigde tekst van artikel 25.2.7A nog eens expliciet opgenomen.

 

Artikel I, onderdeel P

Deze wijzigingen hangen samen met het vervallen per 1 januari 2015 van de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders in de Participatiewet. De hoogte van de uitgaven voor het levensonderhoud van kinderen wordt meegerekend bij het vaststellen van de beslagvrije voet op grond van artikel 475d Rv. De berekening van de betalingscapaciteit sluit hierbij aan. Voor de kwijtschelding wordt dit geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. De leidraad sluit hierop aan door een wijziging van artikel 25.5.6, waar uitgaven voor inwonende kinderen tot nu toe waren uitgesloten bij de berekening van de betalingscapaciteit. Dit wordt geregeld in onderdeel P.

 

Artikel I, onderdeel Q

Deze opgenomen wijziging van artikel 25.6.2A bevat een invulling van het begrip bijzondere omstandigheden met het oog op de toepassing van het bijzondere uitstelbeleid voor ondernemers.

 

Artikel I, onderdeel R

Dit betreft een technische aanpassing. De vorige tekst van onderdeel h kan de indruk wekken dat ook voor bijstandsgerechtigden zonde eigen inkomsten geen kwijtschelding wordt verleend als zij geen aanvullende bijstand hebben aangevraagd. Dit is maatschappelijk een ongewenst gevolg. Komt daarom te vervallen.

 

Artikel I, onderdeel S

Het vervallen van het tweede lid van artikel 26.2.1.is van technische aard, omdat het begrip echtgenoot verwijst naar artikel 3 van de Participatiewet. In de Participatiewet geldt geen voorbehoud voor huwelijksgoederenregime.

 

Artikel I, onderdeel T

Bevat een technische aanpassing die samenhangt met de wijzigingen in de Wet werk en bijstand door invoering van de Wet hervorming kindregelingen.

 

Artikel I, onderdeel U

In dit artikel worden de forfaitaire bedragen voor boeken en leermiddelen in artikel 26.2.12 geactualiseerd.

 

Artikel I, onderdeel V

Dit artikel voegt een nieuw artikel 26.2.13a in de leidraad in. Dit hangt samen met de wijze waarop met ingang van 1 januari 2015 de persoonsgebonden budgetten worden verstrekt. Het gaat hierbij om persoonsgebonden budgetten die op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet of de Wet langdurige zorg worden verstrekt. Vanaf 1 januari 2015 wordt een persoonsgebonden budget niet meer op de bankrekening van de belanghebbende gestort, maar wordt het budget beheerd door de Sociale Verzekeringsbank. Die betaalt in opdracht van de belanghebbende uit op de rekening van de zorgverlener (ook wel aangeduid als ‘trekkingsrecht’). Dit betekent dat geen sprake meer is van vermogen of inkomen maar van een aanspraak op een verstrekking. Het gevolg is dat het persoonsgebonden budget niet meer wordt opgenomen als uitgezonderd vermogen of inkomen in artikel 12, respectievelijk artikel 14 van de regeling. In plaats daarvan wordt in de leidraad geregeld dat de aanspraak op een verstrekking uit het persoonsgebonden budget geen onderdeel uitmaakt van de betalingscapaciteit.

 

Artikel I, onderdeel W

Hierin worden de bedragen van de normpremie in artikel 26.2.19 aangepast aan de voor 2015 geldende bedragen. Alleen het bedrag voor echtgenoten wijzigt. Het bedrag voor een alleenstaande (ouder) blijft ongewijzigd.

 

artikel I, onderdeel X

Onze raad heeft geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om kwijtschelding open te stellen voor natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen voor zover het hun privé belastingschulden betreft. Kwijtschelding bij ondernemers vindt alleen plaats bij een saneringsakkoord met alle schuldeisers. In de praktijk komt het wel eens voor dat de gemeente de enige schuldeiser is of dat er naast de gemeente alleen dwangcrediteuren zijn. Daarom is dit artikel uitgebreid met een alinea waaruit blijkt dat dergelijke saneringsverzoeken ook vallen onder het kwijtscheldingsbeleid voor ondernemers.

 

artikel I, onderdeel Z

Dit artikel hangt samen met het opnemen van het beleid van de ontvanger bij verjaarde belastingteruggaven.

 

De opgenomen aanpassing van artikel 27.7 houdt verband met recente jurisprudentie van de Hoge Raad waarin de verhouding tussen de fiscale en privaatrechtelijke bevoegdheden van de ontvanger aan de orde kwam. De Hoge Raad heeft beslist dat begrenzing van het open systeem van de Algemene wet bestuursrecht voor de ontvanger volgt uit de Leidraad Invordering en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens de Hoge Raad ziet de beperking die is opgenomen in artikel 27, paragraaf 1 en 2, van de Leidraad Invordering 1990 alleen op de invordering van de belastingschuld en niet op een vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad van de belastingschuldige of een derde. Deze verfijning wordt in artikel 27.7 (de opvolger van artikel 27, paragraaf 1, van de Leidraad Invordering 1990) overgenomen.

 

In het nieuwe artikel 27.8 staat hoe de ontvanger handelt als sprake is van verjaarde belastingteruggaven. Dit beleid komt erop neer dat de ontvanger van zijn bevoegdheid om zich op verjaring te beroepen altijd gebruik maakt, tenzij de ontvanger gerede twijfel heeft of de belastingaanslag door de belastingschuldige is ontvangen.

 

FF

Artikel I, onderdeel FF, bevat een verduidelijking van artikel 73.5a van de leidraad. De laatste volzin van artikel 73.5a zoals die voor deze leidraadwijziging luidde, kan tot de conclusie leiden dat minnelijke schuldsanering door derden, niet zijnde een lid van de NVVK of een gemeente, ook mogelijk is voor ondernemers. Dit is echter niet de bedoeling. Net als bij NVVK-leden en gemeenten is minnelijke schuldsanering voorbehouden aan natuurlijke personen, niet zijnde ondernemers, waaronder mede begrepen ex-ondernemers (overeenkomstig de voorwaarden van artikel 73.5.1 van de leidraad).