Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaksbergen

Verordening bedrijveninvesteringszone ’t Varck-Brammelo 2016-2020 Haaksbergen (9.50)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaksbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening bedrijveninvesteringszone ’t Varck-Brammelo 2016-2020 Haaksbergen (9.50)
CiteertitelVerordening bedrijveninvesteringszone 't Varck-Brammelo 2016-2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de bedrijveninvesteringszone artikel 1
  2. Wet op de bedrijveninvesteringszone artikel 2 lid 1
  3. Wet op de bedrijveninvesteringszone artikel 2 lid 2
  4. Wet op de bedrijveninvesteringszone artikel 3 lid 1
  5. Wet op de bedrijveninvesteringszone artikel 7 lid 1
  6. Wet op de bedrijveninvesteringszone artikel 7 lid 4
  7. Gemeentewet artikel 149
  8. Gemeentewet artikel 156 lid 1
  9. Algemene wet bestuursrecht artikel 4:23

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-01-2021nieuwe regeling

25-11-2015

Gemeenteblad nr. 123792, 22 december 2015

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening bedrijveninvesteringszone ’t Varck-Brammelo 2016-2020 Haaksbergen (9.50)

 

 

Verordening bedrijveninvesteringszone ’t Varck- Brammelo 2016-2020 Haaksbergen

 

Samenvatting

 

Deze verordening geeft aan dat binnen het aangewezen gebied een BIZ bijdrage (= een belasting die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone) wordt geheven en dat de opbrengst van de belasting als subsidie wordt verstrekt aan de in deze verordening aangewezen stichting voor activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst die de gemeente en de stichting hebben gesloten.

 

De gemeenteraad van Haaksbergen;

 

Voorstel van het college van: 27 oktober 2015

 

Wettelijke basis: bepalingen van de Wet op de bedrijveninvesteringszones (artikel 1, artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 3, eerste lid, en artikel 7, eerste en vierde lid), de Gemeentewet (artikelen 149 en 156, eerste lid) en de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:23).

 

 

Besluit:

Vast te stellen de Verordening bedrijveninvesteringszone ’t Varck-Brammelo 2016-2020

Artikel 1 Begripsbepaling

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    bedrijveninvesteringszone: het binnen de blauwe belijning gelegen gebied zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • c.

    uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente en Stichting Ondernemersfonds Varck& Brammelo op 19 november 2015 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

  • d.

    wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 2 Belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1.

    Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 3 Belastingobject

Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen belastingobject gebruikt;

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een belastingobject in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een belastingobject voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat belastingobject ter beschikking heeft gesteld; degene die het belastingobject ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat belastingobject ter beschikking is gesteld;

  • 3.

    Indien een belastingobject bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, wordt de van de gebruiker te heffen BIZ-bijdrage geheven van de eigenaar. Voor de toepassing van dit onderdeel wordt als eigenaar aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde zoals deze geldt voor het kalenderjaar.

  • 2.

    Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6 Vrijstellingen

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      openbare land- en waterwegen, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • b.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • c.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • d.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

      e.belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst van de gemeente;

    • f.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

    • f.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • g.

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • h.

      belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs;

    • i.

      belastingobjecten die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur, of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;

    • j.

      belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-bijdrage van de gebruiker buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van het belastingobject die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Tarief BIZ-bijdrage

  • 1.

    Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt voor de jaren 2016 tot en met 2020:

    • a.

      € 250.000,- of minder € 100,-

    • b.

      meer dan € 250.000,- doch minder dan € 500.000,- € 500,-

    • c.

      meer dan of gelijk aan € 500.000,- doch minder dan €750.000,- € 900,--

    • d.

      meer dan of gelijk aan € 750.000,- doch minder dan €1.000.000,- € 1.300,--

    • e.

      meer dan of gelijk aan € 1.000.000,- doch minder dan € 1.500.000,- € 1.800,-

    • f.

      meer dan of gelijk aan € 1.500.000,- doch minder dan € 2.000.000,- € 2.400,-

    • g.

      meer dan € 2.000.000,- € 3.000,--

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is het tarief voor een reinwaterkelder en trafo € 0

  • 3.

    Voor belastingbedragen tot €10 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag

Artikel 8 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee kalendermaanden na de op het aanslagbiljet vermelde dagtekening.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen op verzoek van de belastingplichtige de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee bedraagt en maximaal 10, indien aan het navolgende wordt voldaan:

    • a.

      het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen BIZ of andere belastingen moet minder zijn dan het maximumbedrag genoemd in de voor dat belastingjaar geldende verordening onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      de verschuldigde bedragen moeten door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van 5 jaar.

Artikel 11 Nadere regels door het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente

Het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 12 Aanwijzing Stichting Ondernemersfonds ’t Varck&Brammelo

Stichting Ondernemersfonds ’t Varck& Brammelo (hierna: stichting) wordt aangewezen als de stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Artikel 13 Verhouding Algemene Subsidieverordening

De onderhavige verordening prevaleert indien en voor zover deze verordening afwijkt van de Algemene Subsidieverordening dan wel toepassing van de Algemene Subsidieverordening strijdig zou zijn met de tekst en/of strekking van deze verordening.

Artikel 14 Subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidie voor enig jaar bedraagt maximaal het bedrag van de voor dat jaar geïnde BIZ-bijdragen, verminderd met de daarmee samenhangende perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen, zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst

  • 3.

    De eventuele minderopbrengsten (bijvoorbeeld als gevolg van waardevermindering door bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belastingbedragen) zijn voor rekening en risico van de stichting.

Artikel 15 Wijze van betalen

  • 1.

    het college betaalt de subsidie in drie termijnen op de volgende wijze, bij wijze van voorschot:

    • a.

      eerste termijn: 50% van de voor dat jaar begrote BIZ-bijdragen verminderd met de voor dat jaar begrote perceptiekosten, uiterlijk op 1 februari van het subsidiejaar;

    • b.

      tweede termijn: 30% van de voor dat jaar begrote BIZ-bijdragen verminderd met de voor dat jaar begrote perceptiekosten, uiterlijk op 1 mei van het subsidiejaar;

    • c.

      derde termijn: 20% van de voor dat jaar begrote BIZ-bijdragen verminderd met de voor dat jaar begrote perceptiekosten, uiterlijk op 31 december van het subsidiejaar.

  • 2.

    In het geval van bezwaar- en beroepsprocedures wordt betaling van die bedragen opgeschort tot het moment dat de aanslagen onherroepelijk zijn komen vast te staan.

Artikel 16 Melding van relevante wijzigingen

  • 1.

    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2.

    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 17. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016, tenzij is gebleken van niet voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bedrijveninvesteringszone ’t Varck- Brammelo 2016-2020.

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 25 november 2015.

 

mr. G. Raaben

griffier

 

G.J. Kok MDR

burgemeester