Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen 2015 |
Citeertitel | Verordening voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
art. 166 en art. 167 Wet op het Primair Onderwijs
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2015 | Onbekend | 21-10-2015 | Rvs nr 123/2015 |
De raad van de gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare raadsvergadering van 21 oktober 2015;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 september 2015;
gelet op artikel 166 en 167 van de Wet op het Primair Onderwijs;
besluit vast te stellen de Verordening Voorschoolse voorzieningen Gemeente Nijmegen 2015.
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN
1.In deze verordening wordt verstaan onder:
peuterarrangement: een arrangement voor kinderen vanaf 2 jaar en 4 maanden tot 4 jaar gericht op het in staat te stellen van ouders om arbeid en zorg te combineren, ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool. Het college kan bepalen dat verlenging van het peuterarrangement na de vierde verjaardag van het kind mogelijk is;
Gemeentelijk register: een gemeentelijk register peuterarrangementen ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit en de rechtszekerheid van de peuterarrangementen alsmede het toezicht op en de handhaving van de bij of krachtens deze verordening gestelde regels. Het gemeentelijk register dient tevens ten behoeve van raadpleging door ouders die voornemens zijn een peuterarrangement af te nemen, teneinde te beoordelen of zij voor een peuterarrangement in een bepaalde voorziening in aanmerking kunnen komen voor peutertoeslag. Opname in het gemeentelijk register is slechts mogelijk indien de voorziening is opgenomen in het Landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen;
VVE-programma: een erkend voorschools programma dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2 jaar en 4 maanden tot 4 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Een op een VVE-locatie aangeboden VVE-programma valt niet onder deze beleidsregels;
peutertoeslag: een financiële bijdrage van de gemeente in de kosten van peuterarrangementen ten behoeve van kinderen van 2 jaar en vier maanden tot vier jaar. Peutertoeslag is opgebouwd uit een basisbedrag en een aanvullend bedrag ter compensatie van de meerkosten van een peuterarrangement. Het basisbedrag wordt aan de ouder verleend. Het aanvullende bedrag wordt eveneens aan de ouder verleend, maar wordt met volmacht van de ouder door de aanbieder van het peuterarrangement aangevraagd en aan de aanbieder verleend. Waar gesproken wordt over peutertoeslag wordt de volledige peutertoeslag, bestaande uit beide bedragen bedoeld, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken;
SMI: Sociaal medische indicatie. Op basis van een sociaal medische indicatie kunnen ouders een tegemoetkoming krijgen in de kosten van kinderopvang indien kinderopvang noodzakelijk is voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind, tot het kind naar de basisschool kan. De noodzaak kan ontstaan zijn door oorzaken gelegen in het kind, of doordat de ouder en/of partner lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen heeft die een goede ontwikkeling van het kind belemmeren;
startsubsidie: subsidie die eenmalig verleend kan worden aan houders van een kinderdagverblijf voor de aanschaf van een VVE-programma en/of scholing van pedagogisch medewerk(st)ers die nog niet geschoold zijn in het VVE-programma dat door aanvrager gebruikt wordt/gaat worden. De scholing dient te leiden tot een VVE-certifica(a)t(en) voor de betreffende medewerker(s).
De in de verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Algemene wet bestuursrecht, met name de subsidietitel, en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken
Een ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente Nijmegen heeft aanspraak jegens het college op een peutertoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten van de kinderopvangvoorziening, indien het betreft een peuterarrangement in een voorziening voor kinderopvang die is opgenomen in het gemeentelijk register.
Indien een voorziening voor peuterarrangement wordt verwijderd uit het gemeentelijk register, geldt de in het eerste lid bedoelde voorwaarde van opname in het gemeentelijk register niet gedurende een in de beleidsregels te bepalen uitlooptermijn voor ouders die reeds een peuterarrangement afnamen bij die voorziening, voorafgaand aan de uitschrijving.
Hoofdstuk 3. SOCIAAL-MEDISCHE INDICATIE (SMI)
De ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente Nijmegen heeft aanspraak jegens het college op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van de op grond van SMI noodzakelijke kinderopvangvoorziening. Het college stelt nadere regels vast betreffende de aanspraak op een tegemoetkoming vanwege SMI.
Het college kan regels vaststellen over de wijze waarop de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld
Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen:
Hoofdstuk 4. BEPALINGEN OMTRENT DE PEUTERTOESLAG EN DE TEGEMOETKOMING OP GROND VAN SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE
Artikel 14 Ingangsdatum van de peutertoeslag en tegemoetkoming SMI
Het college verleent de peutertoeslag, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, met ingang van de datum genoemd in de aanvraag, met dien verstande dat de ingangsdatum niet kan liggen voor de datum van aanvang van de opvang en niet voor de eerste dag van de kalendermaand drie maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag om peutertoeslag is ingediend bij de gemeente.
Het college verleent de tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie met ingang van de datum genoemd in het indicatieadvies zoals bedoeld in artikel 12 aanhef en onder a, met dien verstande dat de ingangsdatum niet kan liggen voor de datum van ingang van opvang en niet voor de eerste dag van de kalendermaand drie maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag om tegemoetkoming SMI is ingediend bij de gemeente.
Artikel 18 Vaststelling van de peutertoeslag en tegemoetkoming SMI
De ouder verstrekt na afloop van het kalenderjaar waarvoor peutertoeslag of tegemoetkoming SMI is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang of peuterarrangement over het voorbije kalenderjaar en de andere gegevens die het college nodig heeft om het recht vast te stellen.
Artikel 22 Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan de houder van een geregistreerd kinderdagverblijf, gelegen in Nijmegen een startsubsidie verlenen en/of subsidie verlenen voor de uitvoering van een VVE-programma. Een startsubsidie kan slechts eenmaal aangevraagd worden en kan slechts aangevraagd worden indien de houder nog geen geregistreerd programma gebruikt of gebruikt heeft.
De hoogte van de subsidie voor de uitvoering van een VVE-programma is afhankelijk van het aantal doelgroepkinderen dat van het kinderdagverblijf gebruik maakt.
Artikel 25 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot verlening van de VVE-subsidie voor de uitvoering van een VVE-programma, bevat in ieder geval de geldigheidsduur van de toekenning.
De Verordening wet kinderopvang (2010) blijft van toepassing op aanvragen op grond van Sociaal Medische Indicatie gedaan voor 1 januari 2013.
Artikel 30 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet
Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 33 Intrekken oude verordening
De Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen (GB 2013-107) wordt, onverminderd artikel 29, per 1 oktober 2015 ingetrokken.
De verordening wordt aangehaald als: Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen 2015.
De begripsbepalingen in artikel 1 en 2 van de Wet kinderopvang en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.
Ouders waarvan het kind gebruik maakt van een peuterarrangement kunnen in aanmerking komen voor een gemeentelijke bijdrage in de kosten, de peutertoeslag. Deze peutertoeslag wordt enkel verstrekt als gebruik wordt gemaakt van een peuterarrangement van een aanbieder die is opgenomen in het gemeentelijk register peuterarrangementen, hetgeen enkel gebeurt als hij voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen.
Een aanvraag voor de toekenning van een peutertoeslag moet worden ingediend bij het college. Deze aanvraag dient aan een aantal eisen te voldoen, die worden genoemd in artikel 3.
Indien de ouder aanspraak heeft of kan hebben op kinderopvangtoeslag ingevolge artikel 1.6 WKO, maar bijvoorbeeld op grond van artikel 1.7 WKO feitelijk geen of minder kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen omdat hun inkomen te hoog is, of omdat de kinderopvangtoeslag verrekend wordt met een schuld bij de belastingdienst, bestaat geen recht op peutertoeslag.
De peutertoeslag is bedoeld om de toegankelijkheid van arrangementen waar kinderen opvang kunnen combineren met ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool, voor alle peuters te borgen.
Volgens de beleidsregels is de peutertoeslag een voorliggende voorziening aan de tegemoetkoming in de kosten van opvang op grond van SMI, indien de omvang van een peuterarrangement toereikend is volgens de SMI-indicatie. Indien een peuterarrangement niet toereikend is volgens de SMI indicatie en daarom een tegemoetkoming op grond van SMI wordt verleend, bestaat daarenboven geen aanspraak op peutertoeslag.
Als ouders gebruik kunnen maken van een tegemoetkoming van de Belastingdienst in de kosten van kinderopvang, en die tegemoetkoming aanwenden voor reguliere kinderopvang, is de toegankelijkheid reeds geborgd. Deze ouders komen dan ook niet in aanmerking voor een peutertoeslag. Dus indien en voor zover de kinderopvangtoeslag wordt ingezet voor reguliere kinderdagopvang, bestaat geen recht op peutertoeslag. De reden hiervoor is dat in een regulier kinderdagverblijf in vergelijkbare mate sprake is van opvang met aandacht voor ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool.
Artikel 5 Hoogte van de peutertoeslag
De hoogte van de peutertoeslag is afhankelijk van de kosten voor ouders voor gebruik van het peuterarrangement, maar ook van het inkomen van de ouder. Er is sprake van een inkomensafhankelijke bijdrage. Voor ouders waarvan het kind tot de VVE-doelgroep behoort, houden we de ouderbijdrage laag. Ook dit is derhalve van belang. Een kind behoort tot de VVE-doelgroep als uit indicatie blijkt dat het een (potentiële) ontwikkelingsachterstand heeft.
Lid 2 stelt een maximumtarief dat de gemeente hanteert voor de peuterarrangementen. Aanbieders mogen peuterarrangementen wel duurder maken, maar voor de kosten die boven dit bedrag uitkomen wordt geen peutertoeslag meer verstrekt. Deze hogere kosten komen geheel voor rekening van de ouder.
Artikel 6 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als een peutertoeslag wordt verstrekt, wordt in de beschikking betreffende de basistoeslag aangegeven voor welke periode de peutertoeslag wordt verstrekt. Deze periode zal over het algemeen lopen totdat het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt.
De beschikking betreffende de aanvullende peutertoeslag wordt, met volmacht van de ouder, aangevraagd door en afgegeven aan de houder van de voorziening. Omdat de houder voor meerdere ouders tegelijkertijd de aanvullende toeslag aanvraagt, is het niet zinvol om voor de duur van de verlening aan te sluiten bij de duur van de basistoeslag.
Uitgangspunt is dat opvang noodzakelijk is voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind, op basis van een sociaal medische indicatie, afgegeven door de GGD. De noodzaak kan ontstaan zijn door oorzaken gelegen in het kind, of doordat de ouder en/of partner lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen heeft die een goede ontwikkeling van het kind belemmeren.
Een aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie moet worden ingediend bij het college. In de procedure gaat de aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie vooraf aan de aanvraag voor een tegemoetkoming, maar in de praktijk zullen de aanvragen vaak gelijktijdig worden ingediend. Ook de besluiten over de toekenning van een sociaal-medische indicatie en de verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen in één beschikking worden opgenomen. Wel moet de juiste volgorde in acht worden genomen: eerst het besluit over de aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie en vervolgens het besluit over de verstrekking van een tegemoetkoming.
Dit artikel bevat twee weigeringsgronden. De weigeringsgrond onder a geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang of op grond van een andere regeling aanspraak kunnen doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.
Artikel 11 Hoogte van de tegemoetkoming SMI
De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten voor ouders voor de kinderopvang, maar ook van het inkomen van de ouder. Er is sprake van een inkomensafhankelijke bijdrage.
De gemeente hanteert voor de tegemoetkoming hetzelfde maximumtarief als de belastingdienst voor de kinderopvangtoeslag. Aanbieders mogen de kinderopvang wel duurder maken, maar voor de kosten die boven dit bedrag uitkomen wordt geen tegemoetkoming verstrekt. Deze hogere kosten komen geheel voor rekening van de ouder.
Artikel 12 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking aangegeven hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk wordt geacht. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor de aanvraag voor een tegemoetkoming van de gemeente. Bovendien moet in het besluit de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Het college neemt het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies. Dit advies is niet bindend. Dit betekent dat het college van dat advies kan afwijken. Als het college een beschikking geeft die afwijkt van het uitgebrachte advies, zal het college de redenen voor de afwijking in de beschikking moeten motiveren (3:50 Awb). De motiveringverplichting geldt vooral voor het geval waarin een positief advies wordt gegeven en het college een afwijzend besluit neemt.
De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang
De gemeente Nijmegen heeft in de verordening een beslistermijn van 8 weken, na ontvangst van alle benodigde gegevens, opgenomen. Deze termijn kan eventueel worden verlengd met 4 weken. Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal er naar moeten streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen. Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.
Artikel 15 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming..
Artikel 16 Omvang van de peutertoeslag en tegemoetkoming
Voor kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie, moet voor deze beoordeling een advies worden aangevraagd bij een door het college aan te wijzen instantie.
Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels neerlegt hoe het wil omgaan met zijn bevoegdheid. Op deze wijze wordt deze beoordeling zoveel mogelijk geobjectiveerd.
De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele jaar betreft).
De gemeente betaalt de peutertoeslag en de tegemoetkoming uit aan de aanbieder van het kindercentrum. De ouder dient de gemeente te machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Zo kan het college bepalen dat er alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau. Het college zou zo’n voorschrift kunnen stellen wanneer er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang.
Artikel 19 Verrekening met de voorschotten
Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming/peutertoeslag. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen.
Artikel 20 De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking
Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:
Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming/peutertoeslag heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Hieronder wordt op de maatregel nader ingegaan.
Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming
In de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden: a. de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld en b. de situatie waarin de tegemoetkoming wel is vastgesteld.
Ad a. de tegemoetkoming is nog niet vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb)
Zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld kan het college de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming wijzigen, indien:
De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Opschorten van de bevoorschotting (artikel 4:56 Awb)
Het college hoeft niet te wachten met het treffen van een maatregel tot dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is ingetrokken of gewijzigd. Het college kan al eerder besluiten de betaling van de tegemoetkoming op te schorten. Op grond van artikel 4:56 Awb kan het college de verplichting tot betaling van een voorschot opschorten met ingang van de dag waarop het college aan de ouder schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming in te trekken of te wijzigen. Deze opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Ad b. de tegemoetkoming is wel vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidievaststelling (artikel 4:49 Awb)
Ook als de tegemoetkoming is vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming te wijzigen. Het gaat om de volgende gevallen:
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouder terugvorderen.
Het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de ouder wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd worden vermeld.
Artikel 22 Subsidiabele activiteiten
Een aanbieder van een kinderdagverblijf kan een subsidie ontvangen voor de uitvoering van voorschoolse educatie (VVE) op zijn kinderdagverblijf. Deze subsidie kan alleen worden ontvangen als doelgroepkinderen gebruik maken van de voorziening. Een aanbieder die nog niet geen geregistreerd VVE-programma gebruikt, kan eenmalig een startsubsidie aanvragen om een dergelijk programma aan te schaffen.
De hoogte van de VVE-subsidie is gerelateerd aan het aantal kinderen dat gebruik maakt van een kinderdagverblijf.
De aanvraag voor een VVE-subsidie bevat minimaal het VVE-programma dat de aanbieder wil gaan inzetten, informatie over het aantal doelgroepkinderen dat gebruik maakt van de voorziening en de begroting voor het programma.
Artikel 25 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als een VVE-subsidie wordt verstrekt, wordt in de beschikking aangegeven voor welke periode deze wordt verstrekt.
De bepalingen uit deze verordening over VVE-subsidie worden door het college uitgewerkt in Beleidsregels Wet kinderopvang.
Ingevolge de Awb is de gemeenteraad bevoegd een subsidieplafond te bepalen. Door de bepaling op te nemen dat een subsidieplafond wordt vastgesteld voor peutertoeslag en VVE en te bepalen dat de hoogte van de toeslag wordt vastgesteld door de raad bij de jaarlijkse begroting, is aan de voorwaarden van de Awb voldaan.