Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
WerkSaam Westfriesland

Beleidsregel giften en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWerkSaam Westfriesland
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregel giften en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland
CiteertitelBeleidsregel giften en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-11-201501-01-201501-07-2018Onbekend

08-10-2015

Blad Gemeenschappelijke Regeling

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel giften en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland

Het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland, gevestigd te Hoorn;

 

Gelet op artikel 31, tweede lid onderdeel l en m van de Participatiewet;

 

Overwegende dat het wenselijk is regels vast te stellen voor het wel of niet vrijlaten van ontvangen giften en materiële en immateriële schadevergoedingen bij aanvang van en tijdens de uitkeringsperiode;

 

Besluit:

 

Vast te stellen de Beleidsregel giften en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

  • b.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland;

  • c.

    inkomen: inkomen zoals bedoeld in artikel 32 en 33 Participatiewet;

  • d.

    gift: een betaling die een onverplicht karakter draagt;

  • e.

    vermogen: vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet.

Artikel 2. Giften

  • 1.

    Een ontvangen gift wordt in aanmerking genomen:

    • a.

      als inkomen, voor zover de gift een periodiek karakter heeft, tenzij de gift bedoeld is voor kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren.

    • b.

      als vermogen, als de gift een eenmalig karakter heeft en de giften na cumulatie per kalenderjaar meer bedragen dan 5% van de van toepassing zijnde netto bijstandsnorm op jaarbasis.

  • 2.

    Wanneer de gift een gift in natura betreft wordt de waarde bepaald zoals geldend in het economische verkeer.

Artikel 3. Materiële schadevergoeding

  • 1.

    De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als vermogen aangemerkt tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2.

    Een schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding toeziet.

Artikel 4. Immateriële schadevergoeding

  • 1.

    Een immateriële schadevergoeding wordt niet als vermogen in aanmerking genomen als deze minder bedraagt dan het vrij te laten vermogen genoemd in artikel 34 lid 3 onder a van de wet.

  • 2.

    Van een immateriële schadevergoeding die meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen genoemd in artikel 34 lid 3 onder a van de wet wordt 2/3 van het meerdere boven dit vrij te laten vermogen in aanmerking genomen als vermogen.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt de dag na de dag van publicatie in werking en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze regel wordt aangehaald als: Beleidsregel giften en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland op 8 oktober 2015;

 

 

De secretaris, M. Olierook

 

De vice-voorzitter, D. te Grotenhuis

 

 

 

Algemene toelichting

 

De Participatiewet bepaalt in de artikelen 31 t/m 34 wat middelen zijn en wanneer een middel inkomen of vermogen is of juist wanneer niet. Er is op slechts een aantal punten beleidsvrijheid voor WerkSaam. Eén daarvan is genoemd in artikel 31 lid 2 onder m van de wet.

 

Artikel 31 lid 2 onderdeel l van de wet bepaalt dat bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen en vergoedingen voor materiële en immateriële schade niet als middelen aangemerkt worden. Welke uitkeringen en vergoedingen hier precies onder vallen staat in artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ.

 

Giften en vergoedingen voor materiële en immateriële schade die niet vallen onder artikel 31 lid 2 onderdeel l kunnen worden vrijgelaten voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn. Dit bepaalt artikel 31 lid 2 onderdeel m. Hier zit het stukje beleidsvrijheid.

 

Voor wat betreft het vermogen is de vrijlating van schadevergoedingen beperkter. Artikel 34 lid 2 onderdeel e van de wet bepaalt dat alleen vergoedingen voor immateriële schade als bedoeld in artikel 31 lid 2 onderdelen l en m van de wet niet als vermogen worden aangemerkt. Giften en vergoedingen voor materiële schade worden hier niet genoemd. Dit betekent dat giften en vergoedingen voor materiële schade wel tot het vermogen kunnen behoren als het geen inkomen betreft (artikel 34 lid 1 onderdeel b van de wet).

 

Deze beleidsregel is niet van toepassing op de IOAW en IOAZ. Bij deze regelingen is het vermogen niet van belang. Het inkomen wordt geregeld in artikel 8 van beide wetten. Het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten geeft gedetailleerd aan wat voor de IOAW en IOAZ onder "inkomen uit arbeid of overig inkomen" moet worden verstaan. Als enig inkomen niet in dat besluit wordt genoemd, blijft het buiten beschouwing en heeft het geen invloed op het al dan niet bestaan van het recht op uitkering en de omvang van dat eventuele recht. Dit betekent dus dat dat giften en schadevergoedingen niet als inkomen aangemerkt kunnen worden.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2. Giften

Lid 1

Niet elke betaling door een derde is een gift. Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is het niet van belang of deze eenmalig is of een periodiek karakter heeft. Evenmin is het van belang of de betaling door een natuurlijk persoon, door een particuliere instelling of door een gemeentelijk fonds plaatsvindt. Doorslaggevend is of de betaling een onverplicht karakter draagt. Als er geen sprake is van een onverplicht karakter dan is er geen sprake van een gift. Als een uitkeringsgerechtigde bijvoorbeeld geld heeft uitgeleend en dit terug ontvangt is er geen sprake van een gift.

 

Er ontstaan steeds meer stichtingen en andere organisaties (zoals stichting Leergeld en het Sportfonds) die een bijdrage of tegemoetkoming verstrekken aan huishoudens met een laag inkomen. In de meeste gevallen gaat het om een bijdrage of tegemoetkoming met een maatschappelijk doel voor kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren. In de meeste gevallen kan zo’n bijdrage niet als gift worden aangemerkt omdat er een betalingsverplichting aan ten grondslag ligt. Immers, als er na een aanvraag recht blijkt te zijn op een bijdrage of tegemoetkoming dan is er een betalingsverplichting voor de stichting of fonds. Er is dan geen sprake van een gift. De bijdrage of tegemoetkoming van een stichting of fonds kan worden vrijgelaten op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel f van de Participatiewet.

 

Indien een uitkeringsgerechtigde periodiek inkomsten in de vorm van een gift ontvangt, heeft dat tot gevolg dat hij structureel een inkomen heeft boven de bijstandsnorm. Onder periodiek wordt verstaan een gift die één keer per kwartaal of vaker wordt ontvangen. In dat geval wordt de gift aangemerkt als inkomen. Een gift kan worden vrijgelaten als deze bedoeld is voor kosten die niet behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten (waarin de bijstandsnorm voorziet).

 

Een gift met een eenmalig karakter wordt in het kader van bijstandsverlening als verantwoord aangemerkt als deze niet meer bedraagt dan 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm op jaarbasis. Het voordeel van de giften op jaarbasis bekijken is dat de uitkeringsgerechtigde een hogere gift mag ontvangen of meerdere giften zonder dat dit direct gevolgen heeft voor het recht op uitkering. Dit komt overeen met de gedachte dat het geven van een gift niet ontmoedigd moet worden.

 

Lid 2

Het kan ook zijn dat een uitkeringsgerechtigde een gift in natura krijgt. In deze situatie moet de waarde zoals die geldt in het economisch verkeer bepaald worden.

Artikel 3. Materiële schadevergoeding

Een materiële schadevergoeding is een vergoeding voor kosten die gemaakt zijn of nog gemaakt moeten worden na bijvoorbeeld een (verkeers-)ongeval of brand. Hierbij kun je denken aan de kosten om een beschadigde auto of bril te laten repareren. Maar het kunnen ook ziektekosten zijn, reiskosten of revalidatiekosten. Daarbij kan iemand zijn baan verliezen omdat hij na het ongeval niet of niet volledig meer kan werken. Een materiële schadevergoeding is dus een vergoeding voor kosten die gemaakt zijn of nog gemaakt moeten worden of voor het verlies aan inkomen.

 

Het kan voorkomen dat niet duidelijk is welk deel van de schadevergoeding is bedoeld voor het verlies aan arbeidsvermogen en welk deel voor overige materiële schade. In dat geval moet de uitkeringsgerechtigde aantonen hoe de schadevergoeding is opgebouwd. De wijze van toerekening van de schadevergoeding dient daarbij te berusten op concrete en verifieerbare uitgangspunten (zie CRvB 26-06-2013, nrs. 11/5379 WWB e.a.).

 

Lid 1

Indien een uitkeringsgerechtigde een materiële schadevergoeding heeft ontvangen, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is aangewend om de geleden schade weg te nemen. Blijkt dit niet of niet geheel het geval te zijn, dan wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Houdt hierbij rekening met het feit dat een materiële schadevergoeding vaak ook bedoeld is voor kosten die gemaakt worden in de toekomst. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand voor de rest van zijn leven fysiotherapie nodig heeft of hulpmiddelen. Als dat zo is kan de vergoeding, voor zover deze nog niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen, niet aangemerkt worden als vermogen.

 

Lid 2

Een materiële schadevergoeding kan ook bedoeld zijn ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen. Door (tijdelijke of blijvende) arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. In veel gevallen daalt hierdoor het inkomen op korte of lange termijn of valt het zelfs helemaal weg.

 

Een schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding toeziet. Dit kan ook een periode in het verleden zijn. Het afhandelen van schade kan immers lang duren. Het lastige hieraan is dat het in de meeste gevallen om één bedrag gaat waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De uitkeringsgerechtigde zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kunnen salarisspecificaties of jaaropgaven zijn maar ook beschikkingen van een uitkeringsinstantie of werkgever. Ook kan een overzicht van de geleden of nog te lijden schade opgemaakt door een letselschadespecialist duidelijkheid geven.

Artikel 4. Immateriële schadevergoeding

Een immateriële schadevergoeding wordt ook wel smartengeld genoemd. Smartengeld is bedoeld als vergoeding voor emotionele schade. Het smartengeld is puur en alleen bedoeld ter compensatie van verdriet, pijn of een ander verlies van levensvreugde. Meestal krijgt iemand smartengeld náást de vergoeding van overige letselschade, zoals extra kosten en verlies aan inkomsten (materiële schadevergoeding).

 

De hoogte van immateriële schadevergoedingen kunnen sterk verschillen. Daarom is er voor gekozen om immateriële schadevergoedingen tot een bepaald bedrag volledig vrij te laten. Uit het oogpunt van bijstandsverlening wordt een bedrag ter hoogte van het vrij te laten vermogen voor een alleenstaande genoemd in artikel 34 lid 3 onder a verantwoord geacht. Is de immateriële schadevergoeding hoger dan wordt van al het meerdere 2/3 deel in aanmerking genomen als vermogen. De eerste vrijlating ter hoogte van het vrij te laten vermogen voor een alleenstaande geldt dus ook bij hogere immateriële schadevergoedingen. Een vrijlating van 1/3e deel van de immateriële schadevergoeding is gebaseerd op een uitspraak van de CRvB (CRvB 06-07-1999, nr. 97/5510 NABW en CRvB 13-09-2005, nrs. 04/1980 NABW). In deze uitspraken heeft de Raad geaccepteerd dat een derde deel van de schadevergoeding wordt vrijgelaten. Het overige deel van de schadevergoeding zal als vermogen in aanmerking worden genomen op basis van artikel 34 lid 1 onder b WWB.

 

Soms is het zo dat een schadevergoeding wordt ontvangen waarbij niet duidelijk is welk deel is bedoeld voor materiële schade en welk deel voor immateriële schade. In zo’n situatie moet bepaald worden waar de vergoeding uit opgebouwd is. Zie hiervoor de algemene toelichting bij artikel 3. Het deel wat bedoeld is voor materiële schade valt onder artikel 3. Wat overblijft is de schadevergoeding voor immateriële schade.

 

Als deze beleidsregel voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen kan hiervan afgeweken worden. Dit dient uiteraard wel voldoende gemotiveerd te worden.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.