Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent subsidie Subsidieverordening monumenten en cultuurhistorische waarden Lingewaard 2015 |
Citeertitel | Subsidieverordening monumenten en cultuurhistorische waarden Lingewaard 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-04-2018 | 17-02-2020 | artikel 5 | 14-12-2017 | 16RDS00261 | |
21-12-2015 | 17-02-2020 | nieuwe regeling | 01-10-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 23-11-2015 | 15RDS00078 |
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
duurzame instandhouding of ontwikkeling van cultuurhistorische waarden: een beschermingsaanpak, die er op is gericht het verval van cultuurhistorische objecten of structuren tegen te gaan en zo mogelijk schade te herstellen; hieronder vallen de maatregelen op het gebied van onderhoud, restauratie, inrichting en beheer
Artikel 2 Uitvoering van de verordening
Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en besluit met toepassing van deze verordening tot verlening, intrekking, wijzigingen en vaststelling van subsidie en omtrent de daaraan te verbinden voorschriften en voorwaarden.
Artikel 4 Geen subsidie voor overheden
Subsidie wordt niet toegekend ten behoeve van monumenten en cultuurhistorische waarden die het eigendom zijn van de Staat der Nederlanden, gemeenten of provincies.
Voorzover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie of een bijdrage heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of instanties, doet hij daarvan opgave in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
Het college beslist binnen acht weken op een volledige aanvraag om een subsidie tot onderhoud of restauratie van een monument.
In aanvulling op hetgeen bepaald in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht wordt geen subsidie verstrekt:
VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 15 Start werkzaamheden
Met de uitvoering van de werkzaamheden mag niet eerder worden begonnen dan nadat op de aanvraag voor subsidie, als bedoeld in deze verordening, is beslist.
Artikel 16 Maatregelen tot behouden monument
Degene aan wie krachtens deze verordening subsidie is verstrekt dient het monument in goede staat van onderhoud te houden en dient deze voldoende te verzekeren en verzekerd te houden tegen water, brand, storm en bliksemschade gedurende de periode dat er sprake is van een monument.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 24 Inwerkingtreding en overgang
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, een aanvraag om subsidie op grond van de in het tweede lid ingetrokken verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beoordeeld op grond van de bepalingen van deze verordening.
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 1 oktober 2015
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Th.G.L. Greep, M.H.F. Schuurmans-Wijdeven
De gemeente Lingewaard hecht aan een duurzame instandhouding van het culturele erfgoed binnen de gemeente. Op basis van deze verordening kan de gemeente subsidie verstrekken aan hen die daadwerkelijk willen bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Lingewaard.
Cultuurhistorie betreft niet enkel de historisch gebouwde omgeving maar ook de archeologie en het historische landschap.
Deze verordening beoogt een financieel beleidsinstrument te zijn voor de duurzame instandhouding en ontwikkeling van alle cultuurhistorische waarden. Duurzame instandhouding en ontwikkeling word ondermeer bereikt door onderhoud, restauratie, conservering en beheer van historisch bouwkundige, archeologische en historisch geografische objecten.
De noodzaak tot het opstellen van deze nieuwe subsidieverordening komt voort uit de nieuwste beleidsontwikkelingen op het gebied van cultuurhistorie, de ervaringen in de dagelijkse praktijk met betrekking tot uitvoering van het monumentenbeleid en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (o.a. de regelgeving met betrekking tot subsidies opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
De nummering en formulering van deze verordening is opgesteld en zoveel mogelijk in overeenstemming met de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving van de VNG.
Op grond van artikel 3:9a Awb is afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht tevens van toepassing op voorstellen van wet. Volgens de toelichting bij dit artikel betekent deze bepaling voor de lagere overheden dat op alle voorstellen voor regelingen en verordeningen zij rechtstreeks vallen onder de werking van afdeling 3.3 Awb.
Lid m: Op basis van de Erfgoedverordening 2010 kan het verrichten van een bouwhistorisch onderzoek verplicht gesteld worden opdat meer inzicht verkregen wordt in de historische geschiedenis van een gebouw.
Vooralsnog is in deze verordening alleen een subsidieregeling voor monumenten opgenomen
Deze bepaling biedt het college de mogelijkheid dergelijke regels te stellen zonder dat daartoe de verordening gewijzigd vastgesteld moet worden. Daardoor kan het college slagvaardiger optreden. In verband met de subsidieregeling voor monumenten stelt het college in ieder geval een lijst met subsidiabele kosten vast zodat de eigenaren van monumenten op dat punt rechtszekerheid geboden kan worden.
Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle subsidie aanvragen welke ingediend worden op basis van deze verordening.
Er is sprake van subsidieplafond. Volledige aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Dat betekent dat een subsidieaanvraag geweigerd moet worden als het budget voor verlening opgebruikt is, ook al kan een aanvrager op grond van deze verordening aanspraak maken op de betreffende subsidie.
In geval van een onvolledige aanvraag dient de aanvrager, conform de Awb, in de gelegenheid gesteld te worden zijn onvolledige aanvraag te completeren. Als hij dat nalaat binnen de daartoe gesteld termijn, wordt de aanvraag niet verder in behandeling genomen. Immers in dit artikel wordt bepaald dat enkel volledige aanvragen in behandeling genomen worden.
De subsidieaanvraag kan betrekking hebben op restauratie en onderhoud. Het onderscheid tussen onderhoud en restauratie hangt samen met de aard en omvang van de werkzaamheden. Onderhoudswerkzaamheden zijn meer gericht op het instandhouden van de bouwkundige staat van het gebouw. Restauratiewerkzaamheden zijn naar hun aard meer gericht op een veelvoud van verschillende werkzaamheden en gericht op het herstel van het casco van het gebouw. In geval van ingrijpende herstelwerkzaamheden aan het interieur van het monument is er veelal sprake van restauratie.
De aanvrager kan verplicht worden een recent (niet ouder dan een jaar) inspectierapport van de Monumentenwacht te overleggen. Ook een bouwhistorisch onderzoek kan verplicht gesteld worden. In de praktijk zal echter al, indien het college dit noodzakelijk acht, in het kader van de vergunningverlening op basis van de Monumentenverordening Lingewaard 2007 om een inspectierapport en/of bouwhistorisch onderzoek verzocht worden.
Het college stelt een lijst van subsidiabele kosten vast. Op basis van artikel 10 van de Monumentenverordening Lingewaard 2007 kan het college in de monumentenvergunning voorschriften opnemen met betrekking tot de wijze van uitvoering van de vergunde werkzaamheden. Indien deze voorschriften niet in acht genomen worden wordt er geen subsidie verstrekt (artikel 14).
In de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorschriften opgenomen worden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan men onder meer denken aan voorschriften met betrekking tot de wijze van uitvoering van de werkzaamheden (geldt eigenlijk alleen in die gevallen dat geen monumentenvergunning vereist is omdat anders op basis van artikel 14 de vergunningsvoorschriften al direct bindend zijn voor de subsidieaanvrager) en de termijn waarbinnen de werkzaamheden gestart en afgerond moeten worden.
Er wordt een ondergrens per aanvraag gehanteerd. Dit zodat de administratieve kosten in redelijke verhouding staan tot de subsidiabele kosten van de uit te voeren werkzaamheden.
Een aanvraag kan een zogenaamd meerjarenonderhoudplan betreffen. In een dergelijk plan geeft de eigenaar voor meerdere jaren aan welke werkzaamheden hij wil gaan uitvoeren. Hij kan daarvoor door middel van één aanvraag subsidie voor het totaal aan werkzaamheden aanvragen. Eigenaren die zelf de werkzaamheden verrichten doen dat meestal gefaseerd. De uit tevoeren werkzaamheden worden dan opgedeeld in meerdere kleinere klussen. De gemeente wil door het indienen van meerjarenonderhoudsplannen mogelijk te maken bewerkstelligen dat ook die eigenaren, ondanks de gehanteerde ondergrens, in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Ander belangrijk voordeel is dat op deze wijze voorkomen wordt dat voor iedere klus een nieuwe subsidieaanvraag ingediend moet worden.
In geval van een meerjarenonderhoudsplan kan per boekjaar een maximum bedrag beschikbaar gesteld worden.
Zowel bij onderhoud als bij restauratie zijn de werkzaamheden gericht op het niet aantasten van de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten en het herstel van een historisch verantwoorde staat van het beschermde object. Wat die historisch verantwoorde staat is, kan aan de hand van bouwhistorisch onderzoek worden aangetoond.
In geval loonkosten ook “in rekening gebracht” worden dienen de werkzaamheden verricht te worden door een erkend bedrijf.
Uitvoeringsvoorschriften zullen voornamelijk opgenomen worden in de monumentenvergunning. Voor die gevallen dat geen monumentenvergunning nodig is, kan het college bij het besluit tot subsidieverlening nog voorschriften stellen. In de door het college opgestelde uitvoeringsvoorschriften wordt vooral aandacht geschonken aan zaken als materiaal gebruik en wijze van toepassing.
Gelet op de omschrijving van het begrip uitvoeringsvoorschriften in artikel 1 onder m, betreft het hier de voorschriften opgenomen in de verleende monumentenvergunning of de op basis van artikel 13 van deze verordening in het besluit tot subsidieverlening opgenomen voorschriften.
Tijdens de werkzaamheden kunnen zich onverwachte feiten openbaren die een gewijzigde uitvoering noodzakelijk maken. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om, na instemming van het college, af te wijken van de bij de aanvraag overgelegde gegevens.
Indien de aanvraag niet volledig is dient de aanvrager een termijn gesteld te worden waarbinnen hij de aanvraag kan completeren. Pas na het completeren van de voor de beoordeling benodigde gegevens begint de termijn van 8 weken te lopen.
Hiermee wordt de eigenaar rechtszekerheid geboden met betrekking tot de daadwerkelijke uitbetaling van de subsidiegelden.
Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze verordening. Zonodig wordt hierbij advies ingewonnen van de commissie Welstand en Monumenten. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de betrokken aanvrager.
Gedacht kan worden aan een situatie waar het, vanwege de staat waarin het monument verkeerd, van belang is dat begonnen wordt met de werkzaamheden voordat men bericht ontvangen heeft over de subsidieverlening. Verder wordt met nadruk gemeld dat dit beperkt dient te blijven tot bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering. Het college moet dan ook bij toepassing van deze clausule, in verband met precedentwerking, extra zorgvuldig motiveren waarom in die situatie van de verordening wordt afgeweken.
Anders dan bij gemeentelijke monumenten zijn er voor rijksmonumenten al meerdere andere fiscale en subsidieregelingen van toepassing. Om die reden is besloten het subsidiebudget behorende bij deze verordening te beperken tot gemeentelijke monumenten. Eigenaren van rijksmonumenten kunnen echter op basis van artikel 22A een verzoek voor subsidie indienen bij het college. Het college beoordeelt dan of zij in dat specifieke geval extra financiële middelen beschikbaar wil stellen.
Wat betreft procedure en wijze van aanvragen (indieningsvereisten, gereedmelding etc.)worden de bepalingen in artikel 6 tot en met 21 van overeenkomstige toepassing verklaard.
De eigenaar dient wel inzichtelijk te maken in hoeverre hij in aanmerking komt voor fiscale aftrek en andere financiële regelingen zodat de gemeenteraad deze gegevens bij haar beslissing mee kan laten wegen.
De termijn welke ligt tussen bekendmaking en inwerkingtreding van deze verordening kan het college gebruiken voor bijvoorbeeld het vaststellen van de bij de uitvoering van deze verordening te hanteren beleidsregels.