Organisatie | Tytsjerksteradiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders Tytsjerksteradiel (2015) |
Citeertitel | Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders Tytsjerksteradiel (2015) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 95, 96, eerste en tweede lid, 97 en 147 van de Gemeentewet en het bepaalde in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en in het Rechtspositiebesluit wethouders
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2015 | 01-01-2015 | Onbekend | 19-11-2015 Onbekend | Onbekend |
Hoofdstuk I Voorzieningen voor raadsleden
Artikel 5 Computer en internetverbinding
Op aanvraag komt een raadslid in aanmerking voor een vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten voor een internetverbinding voor de computer bedoeld in dit artikel. Deze vergoeding bedraagt ten hoogste € 10 per maand, waarbij alleen in aanmerking komen de extra abonnementskosten die gemaakt worden voor een goede vervulling van het raadslidmaatschap.
Hoofdstuk II Voorzieningen voor wethouders
Artikel 12 Communicatieapparatuur
De wethouders aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.
Hoofdstuk III De procedure van declaratie
Artikel 15 Betaling vaste vergoedingen
De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.
Artikel 17 Declaratie van vooruit betaalde kosten
Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling cq de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raadslid respectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken
Verantwoording van de betaling met de creditcard vindt plaats door gebruikmaking van een door de gemeente vastgesteld formulier, volledig in te vullen en te ondertekenen door de wethouder voor wie de kosten zijn gemaakt. Het formulier wordt binnen één maand na gebruik ter goedkeuring ingediend bij de gemeentesecretaris.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Tytsjerksteradiel van 19 november 2015.
De Raad voornoemd,
de griffier de voorzitter
mr. S.K. Dijkstra drs. E.J. ter Keurs
De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.
De vergoedingen en regelingen voor raadsleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders en raadsleden voor zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raadsleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raadsleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.
De rechtspositionele aanspraken voor raadsleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders.
De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid
Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).
Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).
De loon- en inkomstenbelasting
Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.
Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.
Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.
Eenmalige keuze per zittingsperiode
De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.
Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.
Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.
Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
In hoofdstuk III is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.
Artikel 1 Reis- en verblijfkosten raadsleden
De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.
Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raadsleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Het gaat hierbij niet om reizen die raadsleden op eigen initiatief maken, maar waarbij zij de gemeente(raad) vertegenwoordigen. Het presidium bepaalt of hiervan sprake is.
De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid
Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij het reisbesluit binnenland + fiscaal onbelaste verblijfskosten
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Artikelen 2 en 10 Buitenlandse dienstreis
Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad, respectievelijk het college expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.
Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer + maximum onbelaste verblijfskosten
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partij-politiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. In deze artikelen is de procedure verder uitgewerkt
Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raadsleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.
Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.
Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.
De raad kan nadere regels stellen omtrent het maximale bedrag voor de scholing die voor vergoeding in aanmerking komt. Deze zijn in Tytsjerksteradiel opgenomen in artikel 4.
Het zesde lid van artikel 3 bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan extra oordeel of de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan het presidium om een oordeel gevraagd worden.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikel 5 Computer en internetverbinding
In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat het raadslid van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.
Met de invoering van de werkkostenregeling wordt de verstrekking van een computer in bruikleen of een vergoeding voor aanschaf of gebruik van een eigen computer als eindheffingsbestanddeel aangemerkt. Als de computer noodzakelijk is voor de uitoefening van het raadslidmaatschap en dat is met het invoeren van het papierloos vergaderen het geval, dan kan dit eindheffingsbestanddeel aangemerkt worden als gerichte vrijstelling. De vergoeding of verstrekking is daarmee belastingvrij.
Het presidium stelt voor ervan uit te gaan dat een raadslid zelf beschikt over de noodzakelijke computer, bijbehorende apparatuur en software dan wel dat het raadslid deze aan het begin van de raadsperiode zelf aanschaft.
In verband met fiscale regels is het niet toegestaan om elk raadslid een vaste vergoeding te verstrekken. De hoogte van de vergoeding moet gebaseerd zijn op de werkelijke waarde van de computer met toebehoren op het moment van gebruik voor het raadswerk. Op aanvraag kan een raadslid de gemaakte kosten voor aanschaf van noodzakelijke computerapparatuur declareren bij de gemeente. Deze kosten worden omgerekend naar een maandelijkse vergoeding, rekening houdend met een afschrijvingstermijn van vier jaren. De gemeente verstrekt het raadslid de vergoeding maandelijks, tegelijk met de raadsvergoeding. Deze vergoeding wordt toegekend met ingang van het moment dat de computer wordt gebruikt voor het raadswerk en het raadslid een verzoek voor een vergoeding heeft ingediend en eindigt op de datum van aftreden of eerder als de afschrijvingstermijn is verlopen.
Bij aanvang van een nieuwe raadsperiode stelt het presidium vast welke apparatuur en software voor die periode noodzakelijk is, incl. de prijsbepaling. Deze prijsbepaling bepaalt de maximaal te declareren vergoeding. Door de overstap van Tytsjerksteradiel op digitaal, papierloos vergaderen wordt de volgende apparatuur en software maximaal noodzakelijk geacht (prijsniveau 2015):
Ipad Air 2 64 GB WifI en 4G € 719,--
Hoesje Apple Smartcase € 39,--
Er wordt gerekend met een afschrijvingstermijn van vier jaren. Daardoor is de maximale vergoeding per maand: 1/48 deel van € 1.000 = € 20,83 (prijsniveau 2015).
Daarnaast is het college verplicht aan een raadslid dat daarom verzoekt een vergoeding te verstrekken voor de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding. Deze mogelijkheid stamt uit de tijd dat de pc nog geen gemeengoed was en er dus ook nog nauwelijks internetaansluitingen waren. Een redelijke uitleg voor de hoogte van de vergoeding is anno 2015 dan ook dat alleen hogere kosten vanwege het raadslidmaatschap voor vergoeding in aanmerking komen.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikelen 6 en 14 Werkkostenregeling
In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.
Artikelen 7 en 8 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten
Voor wethouders is in artikel 7 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld, overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders, met dien verstande dat geen tegemoetkoming wordt verstrekt als de enkele reisafstand 10 kilometer of minder bedraagt.
Op grond van artikel 8 worden zakelijke reiskosten, vergoed overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.
Bij gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 (0,37) per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders). De hoogte van deze vergoeding is geënt op de ‘hoge’ kilometervergoeding die geldt voor het rijkspersoneel op grond van het Reisbesluit en Reisregeling binnenland. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de regeling wordt onder openbaar vervoer voor dienstreizen wel verstaan een veerpont of een veerboot. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet vergoed worden.
Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten. Voor de hoogte van de verblijfskosten wordt uitgegaan van de vergoedingen zoals die zijn opgenomen in het reisbesluit binnenland. Met dien verstande dat de vergoeding lager wordt vastgesteld als de fiscus de onbelaste vergoeding lager heeft vastgesteld dan de vergoedingen zoals opgenomen in het reisbesluit binnenland
Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kan ook voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon-werk. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten terzake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.
De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.
Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties wordt als privégebruik aangemerkt. (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede Kamerstuknummer 30 800 VII, nr. 42).
Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambtsgebonden activiteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruik worden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast.
Artikel 11 Computer en internetverbinding
In het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.
Met de invoering van de werkkostenregeling wordt de verstrekking van een computer in bruikleen of een vergoeding voor aanschaf of gebruik van een eigen computer als eindheffingsbestanddeel aangemerkt. Als de computer noodzakelijk is voor de uitoefening van het wethouderschap, dan kan dit eindheffingsbestanddeel aangemerkt worden als gerichte vrijstelling. De vergoeding of verstrekking is daarmee belastingvrij. Fiscaal is het in bruikleen verstrekken administratief eenvoudiger. Bij het verstrekken van een vergoeding moet rekening gehouden worden met de waarde van de eigen computer. Alleen de waarde van de eigen inbreng mag fiscaal worden vergoed.
Artikel 12 Communicatieapparatuur
Met de invoering van de werkkostenregeling wordt de verstrekking van communicatieapparatuur als eindheffingsbestanddeel aangemerkt. Als de communicatieapparatuur noodzakelijk is voor de uitoefening van het wethouderschap, dan kan dit eindheffingsbestanddeel aangemerkt worden als gerichte vrijstelling.
Artikel 13 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten
Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 13 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1 en 2 van de Regeling Rechtspositie Wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.
Artikelen 15 t/m 17 De procedure van declaratie
In de verordening zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten of gebruik van de gemeentelijk creditcard, waarbij deze laatste twee afhankelijk zijn van de situatie.