Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidslijn toepassing Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Rijssen-Holten 2015 |
Citeertitel | Beleidslijn toepassing Wet Bibob gemeente Rijssen-Holten 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-11-2015 | 31-01-2021 | Vervangt de Beleidslijn bestuurlijke aanpak (georganiseerde) criminaliteit in Twente | 02-11-2015 Overheid.nl (via GVOP), 18 november 2015 | D2015 048 207 |
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de
gemeente Rijssen-Holten, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft,
Overwegende dat het noodzakelijk is om de huidige ‘Beleidslijn bestuurlijke aanpak (georganiseerde) criminaliteit in Twente’ van de gemeente Rijssen-Holten te herzien, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente Rijssen-Holten de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) toepast;
Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob door het openbaar bestuur, de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, de bepalingen uit de Drank- en horecawet, de bepalingen uit de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Rijssen-Holten, de bepalingen uit de Wet op de kansspelen, de bepalingen uit de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, allen voor zover deze betrekking hebben op het toepassen van de Wet Bibob;
Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:
Beleidsregel toepassing Wet bevordering integriteitsbeoordelingendoor het openbaar bestuur gemeente Rijssen-Holten 2015.
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1.De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op
deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
bouwkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. De bouwkosten kunnen middels de vastgestelde bouwkostenlijst gewijzigd worden indien niet aan bovenstaande wordt voldaan.
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;
Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen
Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:
artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit.) de toepassing blijft beperkt tot:
de inrichtingen die behoren tot de risicobranches: afvalverwerkingsbedrijven, autoherstel- en demontagebedrijven (waaronder sloopbedrijven), autoverkoop- verhuurbedrijven, vuurwerkhandel- en importeurs, recyclingbedrijven en explosief groeiende bedrijven (zoals goud- en zilverwinkels, eurowinkels en sportscholen).
artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo (het oprichten, het veranderen van de werking of in werking hebben van een inrichting) . De toets wordt beperkt tot de inrichtingen die behoren tot de risicobranches: afvalverwerkingsbedrijven, autoherstel- en demontagebedrijven (waaronder sloopbedrijven), autoverkoop- verhuurbedrijven, vuurwerkhandel- en importeurs, recyclingbedrijven en explosief groeiende bedrijven (zoals goud- en zilverwinkels, eurowinkels en sportscholen).
artikel 2.1.,eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo (omgevingsvergunning beperkte milieutoets) De toets wordt beperkt tot de inrichtingen die behoren tot de risicobranches: afvalverwerkingsbedrijven, autoherstel- en demontagebedrijven (waaronder sloopbedrijven), autoverkoop- verhuurbedrijven, vuurwerkhandel- en importeurs, recyclingbedrijven en explosief groeiende bedrijven (zoals goud- en zilverwinkels, eurowinkels en sportscholen).
Artikel 2.2. Bibob toets in bijzondere gevallen
Een bibob- toets vindt naast de in 2.1. genoemde beschikkingen eveneens plaats bij beschikkingen genoemd in artikel 1 van de Wet Bibob, Besluit Bibob en/of gemeentelijke verordeningen als er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:
Artikel 2.3. Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.
Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo 3 van de wet. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.
Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, lid 1 en 2 van de wet.
Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Datum ondertekening: 2 november 2015
College van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten
A.C. van Eck, A.C. Hofland,
secretaris, burgemeester.
Burgemeester van Rijssen-Holten
A.C. Hofland
In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke (aanvraag)formulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en inleveren bij het bestuursorgaan. Daarbij moeten ook de documenten te worden gevoegd, die in deze (vragen)formulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.
In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.
Voordat het eigen onderzoek wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.
Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden, als bedoeld in artikel 3 van de wet, bestaat uit een tweetal stappen:
Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:
De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bestuursorgaan zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.
Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren, leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.
Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet, kan het de vergunning weigeren of intrekken.
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:
na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden gelegen in de persoon van de aanvrager, onderhandelingspartij, gegadigde of inschrijver en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;
Een toetsing aan de Wet met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bestuursorgaan eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
De adviesaanvraag bij het Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.
Bij een mindere mate van gevaar dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bestuursorgaan extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden moeten gerelateerd zijn aan de wet.
Toelichting Beleidslijn toepassing Wet Bibob gemeente Rijssen-Holten 2015
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijving
Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.
De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning/subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.
Ter bescherming van haar integriteitsrisico hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.
De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in de Wet bibob en het besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving zijn er per 1 januari 2013 onder andere een aantal aanvullingen/wijzigingen doorgevoerd op het toepassingsbereik.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen. Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen, subsidies, vastgoedtransacties en aanbestedingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, zal plaatsvinden. Voor de burger wordt door de beleidslijn voorkomen dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de beleidslijn een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan het een preventieve werking tot gevolg hebben.
In de gevallen waarin toepassing van het Bibob-instrument beperkt zal worden tot aangewezen branches/gebieden en daarop toegeschreven risico-indicatoren, is het noodzakelijk dat hierin een zorgvuldige afweging wordt gemaakt.
Hoofdstuk 2 en 3 Toepassingsbereik
Publiekrechtelijke beschikking en privaatrechtelijke transacties
In de beleidslijn is een onderscheid gemaakt in de tweeledige positie van de overheid, namelijk als publiekrechtelijke partner en als privaatrechtelijke partner.
A.Publiekrechtelijke beschikkingen
In artikel 2.1, lid 1, zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag een Bibob-toets te doen. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door onder andere:
bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie/plaatsgebonden zijn, waardoor het zogenaamde waterbedeffect zich hier nadrukkelijk kan voordoen. Op het moment dat het bestuursorgaan met de betrokken ondernemer middels een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van haar integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het bestuursorgaan en betrokkene maatwerk worden ontwikkeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is dat zowel ten aanzien van de betrokkene zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.
In artikel 2.1 lid 2 staat benoemd bij welke instanties de bibob toets in beginsel niet toegepast wordt. In lid 3 staat aangegeven dat als er concrete informatie is er alsnog een Bibob toets kan plaatsvinden ook voor de instanties die in lid 2 uitgezonderd zijn.
Als er gevallen zijn die niet in artikel 2.1. genoemd staan, maar waar op grond van bijv. eigen ingewonnen advies duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dan kan op basis van dit artikel een Bibob toets plaatsvinden. Wel moet het gaan om beschikkingen die of omschreven staan in artikel 1 Wet Bibob , besluit Bibob of gemeentelijke verordeningen. (restcategorie).
B.Privaatrechtelijke transacties
In artikel 3.1 is de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Dit betreft een uitbreiding van de toepasbaarheid van het Bibob-instrument in een sector, die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd, maar op onderdelen gebleken is ernstig kwetsbaar te zijn voor invloeden vanuit de criminele omgeving. Voor het uitsluiten van deze invloeden binnen deze sector zullen maatregelen vanuit diverse actoren binnen deze sector zelf noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen initiatieven komen vanuit bijvoorbeeld de makelaardij, het notariaat en de taxateurs. Ook het Kadaster kan een signalerende rol vervullen in geval een onroerend goed in korte tijd meerdere keren in andere handen overgaat.
De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen waarin een bestuursorgaan, middels een privaatrechtelijke transactie, partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. Zoals eerder gezegd is de onroerendgoedsector in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar. De toepassing zal dan ook beperkt worden tot de gevallen waarin gemotiveerd tot inzet kan worden besloten.
Hoofdstuk 4 Uitvoering (eigen) onderzoek
In artikel 4.1 wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek zal het bestuursorgaan in eerste aanleg gebruik maken van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook zal zij gebruik kunnen maken van de relevante informatie die voor haar beschikbaar is in zogenaamde open bronnen.
De beschikbaarheid van relevantie informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Per 1 juli 2013 heeft het bestuursorgaan ruimere bevoegdheid tot het inzien van het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het Justitieel Documentatie Systeem.
De Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) zijn bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van Bibob-wetgeving nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kunnen zij adviseren om in concrete gevallen wel/niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Bureau Bibob.
Wanneer het bestuursorgaan een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor haar een vergewisplicht op. De mogelijkheid bestaat om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.
De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de gemeente, waarbij zij, in geval van weigering dan wel intrekking, haar besluit afdoende moet motiveren.