Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijssen-Holten

Beleidslijn toepassing Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Rijssen-Holten 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijssen-Holten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidslijn toepassing Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Rijssen-Holten 2015
CiteertitelBeleidslijn toepassing Wet Bibob gemeente Rijssen-Holten 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet Bibob
  2. Algemene wet bestuursrecht
  3. Drank- en horecawet
  4. Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Rijssen-Holten
  5. Wet op de Kansspelen
  6. Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche
  7. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-11-201531-01-2021Vervangt de Beleidslijn bestuurlijke aanpak (georganiseerde) criminaliteit in Twente

02-11-2015

Overheid.nl (via GVOP), 18 november 2015

D2015 048 207

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidslijn toepassing Wet Bibob gemeente Rijssen-Holten 2015

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de

gemeente Rijssen-Holten, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft,

 

Overwegende dat het noodzakelijk is om de huidige ‘Beleidslijn bestuurlijke aanpak (georganiseerde) criminaliteit in Twente’ van de gemeente Rijssen-Holten te herzien, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente Rijssen-Holten de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) toepast;

 

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob door het openbaar bestuur, de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, de bepalingen uit de Drank- en horecawet, de bepalingen uit de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Rijssen-Holten, de bepalingen uit de Wet op de kansspelen, de bepalingen uit de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, allen voor zover deze betrekking hebben op het toepassen van de Wet Bibob;

 

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:  

Beleidsregel toepassing Wet bevordering integriteitsbeoordelingendoor het openbaar bestuur gemeente Rijssen-Holten 2015.

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1.De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op

deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Wet Bibob;

    • b.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Rijssen-Holten;

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Rijssen-Holten;

    • d.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • e.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • ·

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • ·

        huur of verhuur;

      • ·

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • ·

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt. Het kan dan gaan over:

        • -

          erfpacht;

        • -

          natuuraankopen;

        • -

          verplaatsing bedrijven (bv veehouderijen);

        • -

          stimulering woningbouw;

        • -

          gebiedsontwikkeling;

        • -

          huur/verhuur en koop/verkoop vastgoed.

    • f.

      bouwkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. De bouwkosten kunnen middels de vastgestelde bouwkostenlijst gewijzigd worden indien niet aan bovenstaande wordt voldaan.

    • g.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • h.

      bibob-toets: het (eigen) onderzoek overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1 van deze beleidslijn;

    • i.

      Bureau: Landelijk Bureau Bibob, is onderdeel van Justis en voert op verzoek van bestuursorganen integriteitscreeningen uit.

    • j.

      RIEC: het Regionaal Informatie en Expertise Centrum.

Artikel 1.2 Doel

  • 1.

    De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, deleefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2.

    Deze beleidsregel heeft tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bevoegde bestuursorgaan de wet toepast, een en ander ter voorkoming van willekeur bij toepassing.

Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 Drank & Horecawet; (de zogenaamde Drank & Horecavergunning), m.u.v. para commerciële horeca inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank-en horecawet.

    • b.

      artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen-Holten (exploitatievergunning);

    • c.

      artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen-Holten (seksinrichting, escortbedrijf);

    • d.

      artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen-Holten (exploitatievergunning speelautomatenhal);

    • e.

      artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit.) de toepassing blijft beperkt tot:

      • .

        de aanvragen met bouwkosten hoger dan € 500.000,- (excl. BTW)

      • .

        de inrichtingen die behoren tot de risicobranches: afvalverwerkingsbedrijven, autoherstel- en demontagebedrijven (waaronder sloopbedrijven), autoverkoop- verhuurbedrijven, vuurwerkhandel- en importeurs, recyclingbedrijven en explosief groeiende bedrijven (zoals goud- en zilverwinkels, eurowinkels en sportscholen).

      • .

        Aanvragen van horecagelegenheden.

    • f.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo (het oprichten, het veranderen van de werking of in werking hebben van een inrichting) . De toets wordt beperkt tot de inrichtingen die behoren tot de risicobranches: afvalverwerkingsbedrijven, autoherstel- en demontagebedrijven (waaronder sloopbedrijven), autoverkoop- verhuurbedrijven, vuurwerkhandel- en importeurs, recyclingbedrijven en explosief groeiende bedrijven (zoals goud- en zilverwinkels, eurowinkels en sportscholen).

    • g.

      artikel 2.1.,eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo (omgevingsvergunning beperkte milieutoets) De toets wordt beperkt tot de inrichtingen die behoren tot de risicobranches: afvalverwerkingsbedrijven, autoherstel- en demontagebedrijven (waaronder sloopbedrijven), autoverkoop- verhuurbedrijven, vuurwerkhandel- en importeurs, recyclingbedrijven en explosief groeiende bedrijven (zoals goud- en zilverwinkels, eurowinkels en sportscholen).

    • h.

      artikel 2.25 van de Algemene Plaatselijke Verordening. De toepassing blijft beperkt tot:

      • .

        vechtsportgala’s;

      • .

        de bij afzonderlijk besluit van de burgemeester aangewezen evenementenvergunningen.

  • 2.

    De Bibob-toets zal in beginsel niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      Overheidsinstanties;

    • b.

      Semi-overheidsinstanties;

    • c.

      Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

    • d.

      Door het college van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. Publiek Private Samenwerking constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

  • 3.

    Er vindt alsnog een bibob toets plaats voor aanvragen afkomstig van de in lid 2 genoemde instanties als hiervoor concrete informatie of aanleiding is.

Artikel 2.2. Bibob toets in bijzondere gevallen

  • 1.

    Een bibob- toets vindt naast de in 2.1. genoemde beschikkingen eveneens plaats bij beschikkingen genoemd in artikel 1 van de Wet Bibob, Besluit Bibob en/of gemeentelijke verordeningen als er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau en/of

    • c.

      informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie conform artikel 26 van de wet (Openbaar Ministerie tip) en/of

    • d.

      informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC.

  • 2.

    Een Bibob-toets zal verder plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Artikel 2.3. Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    deze vallen onder de genoemde beschikkingen in dit hoofdstuk onder artikel 2.1 en 2.2.;

  • 2.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 3.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet verkregen, vanuit het Openbaar Ministerie, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 4.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Artikel 2.4 Weigering

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo 3 van de wet. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De gemeente past de wet toe met betrekking tot vastgoedtransacties, waaronder mede worden verstaan koop, verkoop, huur en erfpacht, zoals bedoeld in artikel 1 onder o, waarbij de gemeente partij is, in de gevallen, die een of meerdere onderstaande kenmerken hebben:

    • a.

      hoge mate van financiële complexiteit;

    • b.

      behorend tot een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders benoemde risicobranche;

    • c.

      hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • d.

      exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

  • 2.

    Het besluit tot uitvoering van het Bibob-onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau en/of

    • c.

      informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie conform artikel 26 van de wet (Openbaar Ministerie tip) en/of

    • d.

      informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC.

  • 3.

    in de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging ,vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

  • 4.

    Als de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Hoofdstuk 4: Uitvoering

Artikel 4.1 Eigen onderzoek

De uitvoering van deze beleidslijn vindt plaats zoals dit in bijlage 1 omschreven staat.

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, lid 1 en 2 van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, lid 3 van de wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, lid 2 van de wet, leiden tot een opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 4.4 Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • 4.

    Het bestuursorgaan dat een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op de dag na zijn bekendmaking. Op hetzelfde tijdstip wordt de ‘Beleidslijn bestuurlijke aanpak (georganiseerde) criminaliteit in Twente’ ingetrokken.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze beleidslijn wordt aangehaald als ‘Beleidslijn toepassing Wet Bibob gemeente Rijssen-Holten 2015’. Deze beleidslijn is vastgesteld door de bevoegde bestuursorganen van de gemeente Rijssen-Holten, te weten de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders.

Datum ondertekening: 2 november 2015

College van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten

A.C. van Eck, A.C. Hofland,

secretaris, burgemeester.

Burgemeester van Rijssen-Holten

A.C. Hofland

Bijlage 1

(Eigen) onderzoek

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke (aanvraag)formulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en inleveren bij het bestuursorgaan. Daarbij moeten ook de documenten te worden gevoegd, die in deze (vragen)formulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

 

In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

 

Voordat het eigen onderzoek wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

 

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden, als bedoeld in artikel 3 van de wet, bestaat uit een tweetal stappen:

 

1.Stap 1

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • ·

    de door de betrokkene aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen)

  • ·

    eventuele extra, op verzoek van het bestuursorgaan, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • ·

    open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc).

     

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bestuursorgaan zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren, leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

 

2.Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden gelegen in de persoon van de aanvrager, onderhandelingspartij, gegadigde of inschrijver en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking danwel aan de tegenpartij bij een privaatrechtelijke rechtshandeling te verbinden onderneming(en);

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking of overeenkomst te verbinden activiteiten;

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

Een toetsing aan de Wet met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bestuursorgaan eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Bij een mindere mate van gevaar dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bestuursorgaan extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden moeten gerelateerd zijn aan de wet.

Toelichting Beleidslijn toepassing Wet Bibob gemeente Rijssen-Holten 2015

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijving

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

 

De Wet Bibob algemeen

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning/subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

Ter bescherming van haar integriteitsrisico hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in de Wet bibob en het besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving zijn er per 1 januari 2013 onder andere een aantal aanvullingen/wijzigingen doorgevoerd op het toepassingsbereik.

 

Waarom een beleidslijn

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen. Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen, subsidies, vastgoedtransacties en aanbestedingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, zal plaatsvinden. Voor de burger wordt door de beleidslijn voorkomen dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de beleidslijn een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan het een preventieve werking tot gevolg hebben.

In de gevallen waarin toepassing van het Bibob-instrument beperkt zal worden tot aangewezen branches/gebieden en daarop toegeschreven risico-indicatoren, is het noodzakelijk dat hierin een zorgvuldige afweging wordt gemaakt.

 

Hoofdstuk 2 en 3 Toepassingsbereik

Publiekrechtelijke beschikking en privaatrechtelijke transacties

In de beleidslijn is een onderscheid gemaakt in de tweeledige positie van de overheid, namelijk als publiekrechtelijke partner en als privaatrechtelijke partner.

 

A.Publiekrechtelijke beschikkingen

 

Artikel 2.1

In artikel 2.1, lid 1, zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag een Bibob-toets te doen. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door onder andere:

  • ·

    zeer laagdrempelig door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

  • ·

    grootschalig gebruik van zogenaamd cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor zogenaamde witwaspraktijken;

  • ·

    bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie/plaatsgebonden zijn, waardoor het zogenaamde waterbedeffect zich hier nadrukkelijk kan voordoen. Op het moment dat het bestuursorgaan met de betrokken ondernemer middels een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van haar integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het bestuursorgaan en betrokkene maatwerk worden ontwikkeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is dat zowel ten aanzien van de betrokkene zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.

In artikel 2.1 lid 2 staat benoemd bij welke instanties de bibob toets in beginsel niet toegepast wordt. In lid 3 staat aangegeven dat als er concrete informatie is er alsnog een Bibob toets kan plaatsvinden ook voor de instanties die in lid 2 uitgezonderd zijn.

 

Artikel 2.2.

Als er gevallen zijn die niet in artikel 2.1. genoemd staan, maar waar op grond van bijv. eigen ingewonnen advies duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dan kan op basis van dit artikel een Bibob toets plaatsvinden. Wel moet het gaan om beschikkingen die of omschreven staan in artikel 1 Wet Bibob , besluit Bibob of gemeentelijke verordeningen. (restcategorie).

 

B.Privaatrechtelijke transacties

In artikel 3.1 is de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Dit betreft een uitbreiding van de toepasbaarheid van het Bibob-instrument in een sector, die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd, maar op onderdelen gebleken is ernstig kwetsbaar te zijn voor invloeden vanuit de criminele omgeving. Voor het uitsluiten van deze invloeden binnen deze sector zullen maatregelen vanuit diverse actoren binnen deze sector zelf noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen initiatieven komen vanuit bijvoorbeeld de makelaardij, het notariaat en de taxateurs. Ook het Kadaster kan een signalerende rol vervullen in geval een onroerend goed in korte tijd meerdere keren in andere handen overgaat.

De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen waarin een bestuursorgaan, middels een privaatrechtelijke transactie, partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. Zoals eerder gezegd is de onroerendgoedsector in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar. De toepassing zal dan ook beperkt worden tot de gevallen waarin gemotiveerd tot inzet kan worden besloten.

 

Hoofdstuk 4 Uitvoering (eigen) onderzoek

In artikel 4.1 wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek zal het bestuursorgaan in eerste aanleg gebruik maken van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook zal zij gebruik kunnen maken van de relevante informatie die voor haar beschikbaar is in zogenaamde open bronnen.

De beschikbaarheid van relevantie informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Per 1 juli 2013 heeft het bestuursorgaan ruimere bevoegdheid tot het inzien van het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het Justitieel Documentatie Systeem.

 

De Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) zijn bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van Bibob-wetgeving nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kunnen zij adviseren om in concrete gevallen wel/niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Bureau Bibob.

Wanneer het bestuursorgaan een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor haar een vergewisplicht op. De mogelijkheid bestaat om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.

De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de gemeente, waarbij zij, in geval van weigering dan wel intrekking, haar besluit afdoende moet motiveren.