Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen op Zoom

Beleidsregels Tegenprestatie Inkomensvoorzieningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen op Zoom
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Tegenprestatie Inkomensvoorzieningen
CiteertitelBeleidsregels Tegenprestatie Inkomensvoorzieningen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSociale Zaken

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening tegenprestatie Inkomenvoorzieningen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-11-2015Nieuwe regeling

03-11-2015

Gemeenteblad 2015, 108316

BW15-00933

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Tegenprestatie Inkomensvoorzieningen

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom;

    • c.

      tegenprestatie: de door het college opgedragen werkzaamheden als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder c;

d.vrijwilligerswerk: onbetaald werk met een maatschappelijk of liefdadig doel zonder commerciële

belangen;

  • e.

    parttime baan: een arbeidsovereenkomst voor minder dan een volle werkweek (36 uur) maar van tenminste 16 uur per week;

  • f.

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

Artikel 2 Doelgroep en doel

  • 1.

    Tot de doelgroep behoren alle belanghebbenden van 18 jaar of ouder, die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt en die een uitkering levensonderhoud ontvangen op grond van de wet.

  • 2.

    Het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden door mensen die een beroep doen op de solidariteit van de samenleving, vormt een tegenprestatie; hierdoor wordt tevens invulling gegeven aan hun maatschappelijke betrokkenheid.

Artikel 3 Bevoegdheid dagelijks bestuur

Het college kan een plicht tot het verrichten van een tegenprestatie opleggen aan een belanghebbende die behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 2, eerste lid en die niet is vrijgesteld of ontheven van de plicht tot het leveren van een tegenprestatie.

Artikel 4 Vrijstelling

Volgens artikel 4 van de Verordening TegenprestatiInkomensvoorzieningen wordt geen tegenprestatie opgelegd bij de volgende situaties.

  • 1.

    Mantelzorg dat naar omvang vergelijkbaar is met een tegenprestatie.

  • 2.

    Vrijwilligerswerk dat naar aard en omvang vergelijkbaar is met een tegenprestatie.

  • 3.

    Deelname aan activiteiten in het kader van een re-integratietraject.

  • 4.

    Een parttime baan van tenminste 16 uur per week.

  • 5.

    Alleenstaande ouder die vrijgesteld is van de arbeidsverplichting vanwege de zorg van (een) kind(eren) onder de leeftijd van 5 jaar.

  • 6.

    Duurzaam volledige arbeidsongeschiktheid.

Artikel 5 Omvang van de tegenprestatie (artikel 3 verordening)

  • 1.

    Voor maximaal 16 uur per week gedurende een periode van maximaal 6 maanden.

  • 2.

    Na afloop van de periode kan een nieuwe tegenprestatie worden opgedragen.

Artikel 6 Voorwaarden werkzaamheden

  • 1.

    Het betreft altijd onbetaalde werkzaamheden, additioneel aan reguliere arbeid.

  • 2.

    (Additionele) arbeidsinschakeling mag een secundair doel zijn. Maar als het hoofdzakelijk of uitsluitend gericht is op arbeidsinschakeling, dan is sprake van een re-integratietraject (activerings - of uitstroomprogramma en dus geen tegenprestatie).

  • 3.

    Het betreft maatwerk: het ‘naar vermogen verrichten’ betekent dat altijd de individuele situatie moet worden bezien (leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden dienen te worden meegewogen).

  • 4.

    Activiteiten moeten concreet worden beschreven.

Artikel 7 Werkzaamheden zoeken

  • 1.

    Alvorens het college overgaat tot het opleggen van een tegenprestatie stelt zij belanghebbende op de hoogte over de mogelijkheden ten aanzien van de tegenprestatie en over eventuele uitsluitingsgronden voor het vervullen van een tegenprestatie. En stelt het college belanghebbende in de gelegenheid kenbaar te maken dat belanghebbende reeds valt onder de doelgroep dat vrijgesteld is van de tegenprestatie.

  • 2.

    Hiervoor wordt belanghebbende uitgenodigd voor een oriëntatiegesprek bij de klantmanager.

  • 3.

    Na dit gesprek beoordeelt de klantmanager of belanghebbende al voldoet aan de tegenprestatie dan wel wordt vrijgesteld van de verplichting tot het vervullen van een tegenprestatie.

  • 4.

    Blijkt uit dit gesprek dat belanghebbende nog niet voldoet aan de tegenprestatie dan heeft hij de gelegenheid om zelf binnen 8 weken een tegenprestatie te organiseren bij een organisatie, instelling, club, vereniging of in de eigen leefomgeving te zoeken.

  • 5.

    Wanneer belanghebbende geen tegenprestatie kan vinden verstrekt de klantmanager hiertoe voldoende voorlichtingsmateriaal, waaronder een lijst van organisaties in de gemeente waar mogelijk onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kunnen worden verricht.

  • 6.

    Belanghebbende stelt samen met de organisatie waarvoor hij werkzaamheden gaat verrichten een overeenkomst op. Hierin wordt in ieder geval vastgelegd waaruit de werkzaamheden bestaan en voor hoeveel uren per week de werkzaamheden worden uitgevoerd. Het college kan hiertoe een voorbeeldovereenkomst verstrekken.

  • 7.

    De organisatie waar de tegenprestatie wordt verricht zorgt ervoor dat de bijstandsgerechtigde tijdens het verrichten van de activiteiten verzekerd is tegen de risico’s van arbeidsongeschikt en aansprakelijkheid.

Artikel 8 Opleggen plicht tot tegenprestatie

  • 1.

    De klantmanager beoordeelt of de overeengekomen werkzaamheden als bedoeld in artikel 7, zesde lid voldoen aan de voorwaarden als genoemd in deze beleidsregels. Als dat het geval is, wordt de overeengekomen tegenprestatie bij beschikking opgelegd. Als dat niet het geval is, wordt op basis van maatwerk en in samenspraak met de belanghebbende een tegenprestatie opgelegd.

  • 2.

    Bij het vaststellen van de tegenprestatieplicht houdt de klantmanager rekening met de persoonlijke feiten en omstandigheden van belanghebbende voor zover dit betrekking heeft op het vermogen van belanghebbende om een tegenprestatie te verrichten.

  • 3.

    De tegenprestatieplicht wordt voor de duur van één jaar vastgesteld.

  • 4.

    Indien er sprake is van onvoldoende beschikbare onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten kan de plicht tot tegenprestatie (tijdelijk) worden opgeschort voor een periode van maximaal zes maanden.

Artikel 9 Ontheffing

  • 1.

    Indien medische, psycho-sociale en/of psychische belemmeringen van belanghebbende zodanig ernstig zijn dat hij redelijkerwijs niet in staat kan worden geacht een tegenprestatie te leveren, ontheft het college belanghebbende tijdelijk van zijn plicht tot tegenprestatie.

  • 2.

    De ontheffing duurt maximaal een jaar.

  • 3.

    Het college bepaalt op welke wijze dient te worden aangetoond dat sprake is van in lid 1 genoemde belemmeringen. In dat kader kan het college verzoeken om overlegging van een keuringsrapport van een behandelend arts, zorginstelling of een keuringsinstantie.

Artikel 10 Maatregel

 

Als belanghebbende niet of in onvoldoende mate meewerkt aan de opgelegde tegenprestatie naar vermogen, wordt een maatregel opgelegd conform de Handhavings- en maatregelverordening Inkomstenvoorzienigen 2015.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘’Beleidsregels Tegenprestatie Inkomensvoorzieningen’’.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2016.

 

Vastgesteld in het college van de gemeente Bergen op Zoom van 3 november 2015.

 

secretaris, burgemeester,

 

 

Nota toelichting

 

Algemene toelichting

 

I. Introductie van de Tegenprestatie bij de doelgroep

 

Het college c.q. de gemeente introduceert de tegenprestatie bij de zittende doelgroep door middel van publicaties op de website. Daarin wordt uitgelegd hoe belangrijk het is dat iedereen naar vermogen en op zijn niveau actief is in onze samenleving, in welke vorm dan ook.

De belanghebbende wordt uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek zal de (bedoeling van de) tegenprestatie worden uitgelegd. De nieuwe instromers in de Participatiewet krijgen bij het aanvragen van een uitkering gelijk uitleg omtrent de tegenprestatie.

 

II. Beroep doen op zelfwerkzaamheid en vindingrijkheid van de doelgroep

 

Iedereen die op gesprek is geweest en die behoort tot de doelgroep van de tegenprestatie wordt aangemoedigd om zelf naar onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten te gaan zoeken.  Als deze activiteiten aan de te stellen eisen voldoen, dan worden deze door het college bij beschikking aan belanghebbende opgelegd.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze beleidsregels. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze beleidsregels.

 

Mantelzorg 

 

In artikel 1 van deze beleidsregels is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze begripsbepaling is gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (zie artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015). Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn: - er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener; - mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verband; - het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze; - het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar.

Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning hanteren gemeenten veelal het protocol Gebruikelijke Zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg wordt in dat protocol als volgt omschreven: de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

 

Artikel 2 Doelgroep en doel

 

Doelgroep

 

In beginsel heeft iedere uitkeringsgerechtigde van achttien jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd de verplichting ‘iets terug te doen’ voor de uitkering in de vorm van een tegenprestatie (vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet). Dit betekent dat alleen aan mensen die een uitkering (voor levensonderhoud) ontvangen een tegenprestatie kan worden opgelegd. De tegenprestatie kan niet worden opgelegd aan niet-uitkeringsgerechtigden die door de gemeente worden ondersteund bij het zoeken naar werk. Evenmin kan de tegenprestatie worden opgelegd aan mensen die uitsluitend bijzondere bijstand ontvangen.

 

Doel

 

De tegenprestatie wordt als instrument gezet omdat onze gemeente wil dat iedereen naar vermogen mee doet in de samenleving. Middels de tegenprestatie wordt uitkeringsgerechtigden de mogelijkheid geboden om actief te kunnen participeren in de samenleving, en om er naar vermogen (weer) of beter bij te horen.

 

Artikel 3 Bevoegdheid dagelijks bestuur

 

Het college heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Het college bepaalt uiteindelijk of, en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Tegen een besluit tot het opdragen van een tegenprestatie kan bezwaar en beroep worden aangetekend.

 

Artikel 4 Vrijstelling

 

Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet).

Ook wanneer belanghebbende een re-integratievoorziening volgt, zoals genoemd in artikel 7 van de Participatiewet, en naar werk wordt begeleid, geldt de tegenprestatie niet.

Inzake het niet opleggen van de verplichting tot tegenprestatie bij vrijwilligerswerk of mantelzorg heeft de regering deze mogelijkheid uitdrukkelijk benoemd in de nota van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Of sprake is van vrijwilligerswerk of mantelzorg wordt getoetst aan de criteria zoals neergelegd in artikel 1 van de Verordening tegenprestatie inkomensvoorzieningen. Verricht belanghebbende vrijwilligerswerk of mantelzorg in de zin van deze beleidsregels en is het verrichten van deze werkzaamheden volgens het college naar vermogen, dan draagt het college aan belanghebbende geen tegenprestatie op.

 

Artikel 5 Omvang van de tegenprestatie

 

Het college bepaalt aan de hand van individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten, de aard, duur en omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. De tegenprestatie wordt opgelegd voor maximaal 16 uur per week. Hiervoor is gekozen om de tegenprestatie van relatief geringe omvang te laten zijn.

 

Artikel 6 Voorwaarden werkzaamheden

 

Dit artikel stelt voorwaarden ten aanzien van de inhoud van de tegenprestatie. Het college dient maatwerk toe te passen bij het opdragen van een tegenprestatie. Het ‘naar vermogen verrichten’ betekent dat altijd de individuele situatie moet worden bezien (leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden dienen te worden meegewogen).

Het is dus van belang dat belanghebbende ook in staat is de werkzaamheden te verrichten (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI: NL: RBZWB: 2013: BZ5171).

 

Onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden

 

In artikel 5, eerste en zevende lid, van deze beleidsregels is bepaald dat de tegenprestatie onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden betreffen die additioneel van aard zijn. De maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die door de reguliere arbeidsmarkt verricht worden. Het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde werkzaamheden is afhankelijk van onder meer economische factoren en van keuzes die mede op basis daarvan door het bedrijfsleven en/of de overheid worden gemaakt.

 

Niet gericht op re-integratie

 

De tegenprestatie mag het re-integratiebeleid niet doorkruisen. De tegenprestatie mag wel een bijdrage leveren aan de re-integratie van de belanghebbende. De tegenprestatie mag bovendien niet direct gericht zijn op toeleiding naar de arbeidsmarkt en is dan ook niet bedoeld als re-integratieinstrument, kan daar wel een onderdeel van uitmaken. Het betreffen werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet. De tegenprestatie mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren.  Het uitgangspunt werk boven uitkering staat voorop. Dit volgt uit artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet en de parlementaire geschiedenis.

 

Artikel 7 Werkzaamheden zoeken

 

In dit artikel staat het uitgangspunt voorop dat de belanghebbende in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor zijn tegenprestatie. Hij of zij dient zelf op zoek te gaan naar een organisatie waar de tegenprestatie verricht kan worden. Het college verstrekt voldoende informatie aan belanghebbende over organisaties waar een tegenprestatie verricht kan worden (lees: een lijst van organisaties in de gemeente waar mogelijk onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kunnen worden verricht).

Het college is van mening dat een termijn van 8 weken voldoende moet zijn voor de belanghebbende om een passende organisatie te vinden waar de tegenprestatie verricht gaat worden. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het opstellen van een overeenkomst met de organisatie waarvoor hij de werkzaamheden gaat verrichten. Het college kan hiertoe een voorbeeldovereenkomst verstrekken.

 

Artikel 8 Opleggen plicht tot tegenprestatie

Tegenprestatie 'naar vermogen'

 

De werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet worden, moeten naar vermogen door een belanghebbende verricht kunnen worden. De term 'naar vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om deze werkzaamheden te verrichten.

 

Persoonlijke situatie en individuele omstandigheden belanghebbende

 

Bij het opdragen van de tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171). Hierbij wordt rekening gehouden met het fysieke en psychische vermogen van een belanghebbende. Bij het opdragen van de tegenprestatie dient het college maatwerk te leveren.

 

 

Onvoldoende beschikbare onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten

 

Artikel 8, vierde lid, van deze beleidsregels bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn. In deze beleidsregels kiest het college ervoor dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen maatschappelijk nuttige werkzaamheden binnen de eigen gemeentegrenzen voorhanden zijn. De Participatiewet verplicht gemeenten niet om buiten de eigen gemeentegrens een tegenprestatie te laten verrichten. Indien het college besluit geen tegenprestatie op te leggen omdat geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn, wordt binnen zes maanden een heronderzoek uitgevoerd om te beoordelen of op dat moment wel maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn.

 

Artikel 9 Ontheffing

 

Naast de belanghebbenden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en daardoor ontheven (vrijgesteld) zijn van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie, zijn er ook belanghebbenden die vanwege psycho-sociale en/of psychische belemmeringen redelijkerwijze niet in staat kunnen worden geacht een tegenprestatie te leveren. Deze belanghebbenden kunnen door het college voor maximaal één jaar ontheven worden van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie.

Het is aan het college om te bepalen op welke wijze dient te worden aangetoond dat er sprake is van de in dit artikel genoemde belemmeringen. In dat kader kan het college verzoeken om overlegging van een keuringsrapport van een behandelend arts, zorginstelling of een keuringsinstantie.

 

Artikel 10 Maatregel

 

Verplichtingen op grond van de artikelen 9, 9a en 55 van de Participatiewet die niet of onvoldoende worden nagekomen, worden onderscheiden in verschillende categorieën.

Tot één van deze categorieën behoort het niet of onvoldoende verrichten van een door het College opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. Dit leidt tot een verlaging van de bijstandsuitkering van 30% van de bijstandsnorm gedurende1 maand (artikel 10, sub b 3° van de Handhavings- en Maatregelverordening Inkomstenvoorziening 2015).

 

Artikel 11 Hardheidsclausule

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.