Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit belastingen Overijssel |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit belastingen Overijssel |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 28-11-2006
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad nr. 2006-123
Onbekend.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | nieuwe regeling | 28-11-2006 Provinciaal Blad nr. 2006-123 | - |
Artikel 2. Verplichting tot het verzoeken om uitnodigen tot het doen van aangifte
De belastingplichtige als bedoeld in artikel 2.1 van de verordening, aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen vier weken na afloop van die termijn bij de heffingsambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.
Artikel 3. Voorlopig gevorderd bedrag leges
De heffingsambtenaar legt een voorlopig gevorderd bedrag op aan de belastingplichtige als bedoeld in artikel 3.1 van de verordening, indien de leges op het moment van in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van de desbetreffende dienst, niet tot het definitieve bedrag kunnen worden vastgesteld, tot ten hoogste het bedrag waarop het gevorderde bedrag vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Artikel 4. Voorlopige aanslag Nazorgheffing stortplaatsen
Na aanvang van het belastingjaar kan de heffingsambtenaar aan de in artikel 4.2 van de verordening bedoelde belastingplichtige een voorlopige aanslag opleggen tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat belastingjaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel
Het besluit van Gedeputeerde Staten van 13 januari 1998, kenmerk MWA/98/27, Provinciaal blad 1998, nummer 3, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2007. 4
[Toelichting: Grondwaterheffing wordt, gelet op artikel 1.2 van de verordening, geheven bij wege van aanslag. Dit heeft tot gevolg dat Gedeputeerde Staten de belastingplichtige voor deze provinciale belasting op grond van artikel 6, derde lid van de Algemene wet kunnen verplichten zelf actie te ondernemen als niet tijdig een aangiftebiljet wordt ontvangen.
Onder de werking van de Grondwaterheffingsverordening 1998 hebben Gedeputeerde Staten hieraan invulling gegeven met hun besluit van 13 januari 1998, kenmerk MWA/98/27. Door intrekking van die verordening met ingang van 1 januari 2007 vervalt per die datum genoemd besluit van Gedeputeerde Staten. Artikel 2.1 van dit uitvoeringsbesluit treedt daarvoor in de plaats, waardoor de belastingplichtige, die niet binnen een half jaar na afloop van het belastingjaar een aangiftebiljet heeft ontvangen, de heffingsambtenaar binnen vier weken schriftelijk om uitreiking daarvan moet vragen. ]
[Toelichting: Artikel 13 van de Algemene wet geeft de heffingsambtenaar de mogelijkheid om een voorlopige aanslag op te leggen als de grootte van de belastingschuld pas kan worden vastgesteld na afloop van het belastingtijdvak.
Artikel 14 van de Algemene wet regelt hetzelfde voor de gevallen waarin artikel 13 van de Algemene wet niet van toepassing is. De heffingsambtenaar kan dan een voorlopige aanslag opleggen na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.
Gedeputeerde Staten zijn in beide gevallen bevoegd over het opleggen van voorlopige aanslagen bij besluit regels te stellen.
Artikel 3 geeft voor leges uitdrukkelijk invulling aan artikel 14 van de Algemene wet. Artikel 4 regelt hetzelfde voor Nazorgheffing stortplaatsen op grond van artikel 13 van de Algemene wet.
In artikel 3 wordt niet wordt gesproken over (voorlopige) aanslag, maar over (voorlopig) gevorderd bedrag. De reden hiervoor is dat leges niet worden geheven bij wege van aanslag, maar bij een schriftelijke kennisgeving. Op grond van artikel 227d van de Provinciewet zijn dan wel de bepalingen van de Algemene wet van toepassing, maar wordt de terminologie van die wet niet overgenomen.
Op grond van artikel 15 van de Algemene wet worden voorlopige aanslagen verrekend met de aanslag. ]
[Toelichting: Artikel 13 van de Algemene wet geeft de heffingsambtenaar de mogelijkheid om een voorlopige aanslag op te leggen als de grootte van de belastingschuld pas kan worden vastgesteld na afloop van het belastingtijdvak.
Artikel 14 van de Algemene wet regelt hetzelfde voor de gevallen waarin artikel 13 van de Algemene wet niet van toepassing is. De heffingsambtenaar kan dan een voorlopige aanslag opleggen na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.
Gedeputeerde Staten zijn in beide gevallen bevoegd over het opleggen van voorlopige aanslagen bij besluit regels te stellen.
Artikel 3 geeft voor leges uitdrukkelijk invulling aan artikel 14 van de Algemene wet. Artikel 4 regelt hetzelfde voor Nazorgheffing stortplaatsen op grond van artikel 13 van de Algemene wet.
In artikel 3 wordt niet wordt gesproken over (voorlopige) aanslag, maar over (voorlopig) gevorderd bedrag. De reden hiervoor is dat leges niet worden geheven bij wege van aanslag, maar bij een schriftelijke kennisgeving. Op grond van artikel 227d van de Provinciewet zijn dan wel de bepalingen van de Algemene wet van toepassing, maar wordt de terminologie van die wet niet overgenomen.
Op grond van artikel 15 van de Algemene wet worden voorlopige aanslagen verrekend met de aanslag. ]