Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Verordening op de Commissie tot Onderzoek van de Rekening (COR) Rotterdam 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de Commissie tot Onderzoek van de Rekening (COR) Rotterdam 2015
CiteertitelVerordening op de Commissie tot Onderzoek van de Rekening Rotterdam 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Gemeenteblad 2004-99 Verordening Commissie tot Onderzoek van de Rekening 2004 (d.d. 10 juni 2004) wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 82
  2. Gemeentewet, art. 197
  3. de controleverordening, de kadernota accountantscontrole, de verordening financiën, de regeling risicovolle projecten Rotterdam 2012, de verordening artikel 213-a GW Rotterdam 2015
  4. het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten)

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-10-2015Nieuwe regeling

08-10-2015

gmb-2015-106243

Gemeenteblad 2015, nummer 159

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de Commissie tot Onderzoek van de Rekening (COR) Rotterdam 2015

De Raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van het presidium van 24 september 2015 (raadsstuk 15bb7366);

gelet op:

  • -

    de artikelen 82 en 197 uit de Gemeentewet;

  • -

    de controleverordening, de kadernota accountantscontrole, de verordening financiën, de regeling risicovolle projecten Rotterdam 2012, de verordening artikel 213-a GW Rotterdam 2015;

  • -

    het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten);

besluit:

1. De nieuwe verordening Commissie tot Onderzoek van de Rekening (COR) 2015 vast te stellen.

Artikel 1 – Begripsbepalingen

Wet:

Gemeentewet

Commissie:

Commissie tot Onderzoek van de Rekening (COR)

Voorzitter:

voorzitter van de COR

College:

college van burgemeester en wethouders

Gemeenteraad:

de raad van de gemeente Rotterdam

Accountant:

de door de raad aangestelde accountant

Jaarrekening:

de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening van de Gemeente Rotterdam

Accountantscontrole:

de controle door de accountant inzake de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening van de gemeente Rotterdam, met inachtneming van de bepalingen van artikel 213 van de Gemeentewet en de overige relevante beroepsreglementering voor registeraccountants

Getrouwheid:

de mate waarin de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen

Rechtmatigheid:

het overeenstemmen van financiële beheer-handelingen en de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving, zoals bedoeld in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (BADO).

Artikel 2 – Instelling commissie en algemene taakstelling

  • 1.

    Er is een Commissie tot Onderzoek van de Rekening.

  • 2.

    De commissie onderzoekt jaarlijks de gemeenterekening. Het onderzoek richt zich op de ordelijkheid en getrouwheid van het (financieel) beheer alsmede op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de begrotingsuitvoering. De commissie baseert haar onderzoek op de (concept)gemeenterekening, bijbehorende stukken zoals genoemd in de controleverordening gemeente Rotterdam, bevindingen van de accountant en hoorzittingen met collegeleden.

  • 3.

    De commissie brengt schriftelijk advies aan de gemeenteraad uit over de vaststelling van de jaarrekening.

  • 4.

    Indien gewenst kan de commissie ook over andere onderwerpen dan de jaarrekening advies uitbrengen, mits deze onderwerpen te maken hebben met de ordelijkheid en getrouwheid van het (financieel) beheer of op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de begrotingsuitvoering.

  • 5.

    De commissie voert periodiek afstemmingsoverleg met de accountant.

  • 6.

    De commissie wordt evenals de accountant terstond door het college in kennis gesteld van alle informatie die na het opmaken van de jaarrekening en vóór de behandeling van de jaarrekening in de raad beschikbaar komt en die van invloed is op het beeld dat de jaarrekening geeft.

  • 7.

    Verschillen van inzicht tussen college en accountant die het getrouwheids- en/of het rechtmatigheidsoordeel van de accountant raken, danwel substantieel beïnvloeden, worden terstond door het college aan de COR gemeld.

  • 8.

    De commissie bespreekt – voorafgaand aan de raadsbehandeling van de jaarstukken – het verslag van de bevindingen en de strekking van de accountantsverklaring met de accountant.

  • 9.

    De commissie brengt haar adviezen ten behoeve van de raadsbehandeling van de in artikel 2 bedoelde stukken schriftelijk aan de raad uit. Bij elk advies, tenzij het met algemene stemmen wordt gegeven, wordt vermeld of een lid een afwijkende mening heeft.

  • 10.

    Voor een goede invulling van haar taken is de commissie in ieder geval bevoegd om:

    • a.

      de burgemeester, een wethouder of ambtenaren van de gemeente en andere deskundigen uit te nodigen de vergadering van de commissie bij te wonen of daarin te verschijnen teneinde desgevraagd over de aan de orde zijnde zaken nadere informatie te verstrekken of aan de beraadslaging deel te nemen;

    • b.

      zich tot het college te wenden ter verkrijging van alle informatie waarvan zij de kennisneming nodig acht voor haar werkzaamheden;

    • c.

      externe deskundigen in te schakelen. Indien hier kosten aan verbonden zijn, worden de algemene inkoopvoorwaarden van de gemeente Rotterdam gevolgd.

Artikel 3 – Start van de controle

De accountantscontrole kan pas te starten na vaststelling door de COR van een door opdrachtnemer (accountant), concerndirecteuren en portefeuillehouder ondertekende startnotitie over de wijze waarop men voornemens is invulling te geven aan de samenwerking en het succesvol tot resultaat brengen van het Plan van Aanpak voor de betreffende accountantscontrole.

Artikel 4 – Samenstelling en plaatsvervanging

  • 1.

    De raad benoemt de voorzitter en de leden van de commissie uit zijn midden.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan de raad op basis van een schriftelijke voordrachten vanuit fracties maximaal twee burgerleden benoemen in de commissie (verder is op deze bepaling artikel 4 van de commissieverordening van toepassing).

  • 3.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een door de commissie uit haar midden aan te wijzen plaatsvervangend voorzitter.

  • 4.

    In geval van verhindering kan een lid zich doen vervangen door een door hem aan te wijzen lid van de raad.

  • 5.

    De vergadering van de commissie wordt niet gehouden tenzij, behalve de voorzitter, ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 6.

    Wanneer het vereiste aantal niet is opgekomen, wordt zo nodig, zulks met een tussentijd van ten minste vierentwintig uur, een nieuwe vergadering belegd waarbij ten minste twee leden en de voorzitter aanwezig zijn.

  • 7.

    Het lidmaatschap van de commissie of het voorzitterschap eindigt:

    • a.

      als de commissie ophoudt te bestaan;

    • b.

      als hij ophoudt lid van de raad te zijn;

    • c.

      als hij op eigen verzoek ontslag neemt;

    • d.

      de raad hem als lid van de commissie ontslaat;

    • e.

      bij het aantreden van de raad in nieuwe samenstelling.

Artikel 5 – Opvolging

  • 1.

    In de door ontslag, aftreden als lid van de raad, intrekken van de aanwijzing of door overlijden opengevallen plaats wordt binnen drie maanden voorzien.

  • 2.

    Bij ontslag als lid van de commissie op eigen verzoek blijft het lid zijn functie vervullen, totdat in zijn opvolging is voorzien.

Artikel 6 – Vergaderfrequentie, convocatie, openbare kennisgeving en agenda

  • 1.

    De commissie vergadert zo dikwijls als door de voorzitter nodig wordt geoordeeld dan wel wanneer dit door ten minste twee leden wordt gevraagd.

  • 2.

    De voorzitter roept de leden – spoedeisende gevallen uitgezonderd – ten minste vier dagen van tevoren schriftelijk tot de vergadering op door middel van een convocatie, vergezeld van een door hem in overleg met de commissiegriffier opgestelde conceptagenda die zoveel mogelijk de te behandelen onderwerpen vermeldt.

  • 3.

    Tegelijkertijd brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering, evenals de conceptagenda en de daarbij behorende voorstellen – met uitzondering van de in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur bedoelde stukken – ter openbare kennis op een bij die kennisgeving aan te geven wijze.

  • 4.

    Aan het begin van de vergadering stelt de commissie de door de voorzitter opgestelde conceptagenda vast.

Artikel 7 – Openbaarheid en Geheimhouding

De artikelen 14, 15 en 16 van de Commissieverordening 2014 zijn van toepassing op de openbaarheid en de geheimhouding van de vergaderingen en de aan de commissie voorgelegde stukken.

Artikel 8 – Schriftelijke raadpleging

De voorzitter kan de commissie in spoedeisende gevallen, onder toezending van de desbetreffende stukken, buiten vergadering schriftelijk raadplegen. Behandeling in een vergadering vindt toch plaats indien één van de leden binnen drie werkdagen na verzending van de stukken hierom verzoekt.

Artikel 9 – Orde

  • 1.

    De voorzitter draagt zorg voor de handhaving van de orde in de vergaderingen alsmede voor het waarborgen van de veiligheid.

  • 2.

    Tijdens de vergaderingen is het gebruik of het stand-by houden van mobiele telefoons of andere apparatuur die inbreuk kan maken op de orde van de vergadering niet toegestaan.

  • 3.

    Indien een spreker zich beledigende of ongepaste uitdrukkingen veroorlooft of op welke wijze dan ook de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Hetzelfde geldt indien een spreker naar het oordeel van de voorzitter afwijkt van het onderwerp.

  • 4.

    Wanneer een spreker voortgaat met het bezigen van beledigende of ongepaste uitdrukkingen, het storen van de orde of het afwijken van het onderwerp in beraadslaging, ontneemt de voorzitter hem het woord. In de vergadering waarin dit plaats heeft mag degene die het woord is ontnomen aan de beraadslaging over het onderwerp in behandeling niet meer deelnemen. Hiervan is beroep op de vergadering niet toegelaten.

  • 5.

    De voorzitter is bevoegd om in het verslag niet te doen opnemen een weergave van door een spreker gebezigde beledigende of ongepaste uitdrukkingen waarvoor die spreker tijdens de vergadering tot de orde geroepen is.

  • 6.

    De voorzitter kan de commissie voorstellen aan een commissielid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het commissielid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 7.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

  • 8.

    De voorzitter is bevoegd, wanneer de orde op enigerlei wijze door de toehoorders wordt verstoord, hen die dit doen, of alle toehoorders te doen vertrekken.

Artikel 10 – Ondersteuning Griffie

  • 1.

    De griffier wijst één of meer ambtenaren als commissiegriffier aan. De commissiegriffier kan zich door één of meer ambtenaren laten bijstaan.

  • 2.

    De commissiegriffier heeft een raadgevende stem.

  • 3.

    De commissiegriffier is belast met het voorbereiden van de vergaderstukken.

  • 4.

    Van de (openbare) vergadering wordt in ieder geval een geluidsopname gemaakt.

  • 5.

    Van hetgeen in de commissie wordt besproken, wordt een zakelijke weergave in een verslag opgenomen, waarbij de standpunten van de commissieleden worden vermeld. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

  • 6.

    Openbare hoorzittingen worden via de webcast uitgezonden.

  • 7.

    De griffier tekent de opdrachtbevestiging aan de accountant en is ambtelijk eindverantwoordelijk voor het contract met de accountant.

  • 8.

    De commissiegriffier is belast met het dagelijks beheer van het contract met de accountant. Om dit ordentelijk en systematisch te kunnen doen wordt hij door de accountant (conform het contract) en de organisatie afzonderlijk tijdig voorzien van alle hiertoe benodigde informatie.

Artikel 11 – Onafhankelijkheid en opdrachtverlening accountantscontrole

  • 1.

    De accountantscontrole als bedoeld in artikel 213, tweede lid van de Gemeentewet van de jaarrekening wordt door de raad opgedragen aan de middels aanbesteding gecontracteerde accountant.

  • 2.

    De aanbestedingsprocedure wordt door de raad gedelegeerd aan de COR, waarbij de raad aan de voorkant van het aanbestedingsproces betrokken is middels het vaststellen van de hoofdlijnen van de aanbestedingsprocedure. Aan de achterkant van het aanbestedingsproces stelt de raad de nota van gunning vast.

  • 3.

    Conform het bepaalde in artikel 213, zevende lid van de Gemeentewet wordt de accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek door de Gemeenteraad benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4.

    Binnen de kaders van de controleverordening gemeente Rotterdam kan de COR, in overleg met de accountant, aanvullende onderwerpen/aandachtspunten vaststellen voor de accountantscontrole.

  • 5.

    Als de accountant verhinderd is voor een COR-vergadering, dan regelt hij zijn vervanging.

Artikel 12 – Onvoorzien

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist de voorzitter, de commissie gehoord hebbende.

Artikel 13 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt per direct in werking; op hetzelfde moment wordt de ‘Verordening Commissie tot Onderzoek van de Rekening 2004 (d.d. 10 juni 2004)’ ingetrokken.

Artikel 14 – Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening op de Commissie tot Onderzoek van de Rekening Rotterdam 2015’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

8 oktober 2015.

De griffier,

A.C. de Bondt, plv.

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Toelichting bij de Verordening op de Commissie tot Onderzoek van de Rekening:

Op grond van de verordening wordt de COR geïnstalleerd die de gemeenteraad schriftelijk adviseert ten aanzien van de (vaststelling van de) jaarrekening. In art. 213 Gemeentewet zijn regels vastgesteld die toezien op de controle van de rechtmatigheid van het financiële beheer. De actieve rol van de raad hierbij is aangegeven in art. 213 lid 5 Gemeentewet waarin is bepaald dat de accountant de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan de raad toezendt. In de toelichting op dit wetsartikel is te lezen dat het oordeel van de accountant over de rechtmatigheid van de jaarrekening een effectief instrument is voor de raad om het door het college gevoerde financiële beheer te controleren. Op basis van de verordening is het voor de raad mogelijk vorm en inhoud te geven aan de actieve rol bij de controle van de jaarrekening. Daarnaast is het voor de COR mogelijk overleg te voeren met de accountant in het kader van het onderzoek van het verslag van bevindingen dat door de accountant aan de raad (in eerste instantie aan de COR die de raad hierover schriftelijk adviseert) wordt aangeboden. De raad is immers de opdrachtgever van de accountant. 

Dit gemeenteblad 2015, nummer 159, is uitgegeven op 4 november 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel

Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)