Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bladel

Beleidsplan Gladheidbestrijding gemeente Bladel (juni 2002)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bladel
Officiële naam regelingBeleidsplan Gladheidbestrijding gemeente Bladel (juni 2002)
CiteertitelBeleidsplan Gladheidbestrijding gemeente Bladel (juni 2002)
Vastgesteld door
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum inwerkingtreding bij benadering

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200130-10-2010Onbekend

11-09-2001

Onbekend

Collegebesluit

Tekst van de regeling

Beleidsplan gladheidbestrijding gemeente Bladel

Inleiding

Gladheid ten gevolge van sneeuw, ijzel of andere oorzaken doet zich voor in de periode van 1 november tot 1 april en is lastig voor onze burgers. Als het aan de burgers ligt geschiedt het strooien dan ook zo vaak mogelijk en bij voorkeur op alle wegen, fiets- en wandelpaden. Het zorgdragen voor het organiseren van de gladheidbestrijding op wegen en fietspaden is een autonome taak van de gemeente, die de veiligheid van de burgers, de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid dient. Daarbij moet het duidelijk zijn dat niet altijd alles sneeuw- of ijsvrij kan zijn. Overigens hebben ook de burgers zelf een eigen verantwoordelijkheid en moeten erop worden gewezen dat gladheid voor eigen deur -voetpaden grenzend aan eigen perceel- zelf moet worden aangepakt. Dit beleidsplan -met bijbehorend actieplan 2002-2003- dient ervoor om de vraag van onze burgers en de capaciteit van onze gemeentedienst zo optimaal mogelijk op elkaar af te stemmen.

Aansprakelijkheid

Op het gebied van aansprakelijkheid is er een ontwikkeling waarneembaar dat de wegbeheerder steeds vaker wordt geconfronteerd met schadeclaims ten gevolge van onvolkomenheden aan de weg. Vooral door de wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van de wettelijke risico aansprakelijkheid van de wegbeheerder -artikel 6:174 lid 1 en 2 alsmede 6:162 lid 3- zal meer dan tevoren in een goed vastgelegd plan aan de burgers moeten worden aangegeven wat verwacht mag worden van gladheidbestrijding in de gemeente Bladel. Door op een eenduidige manier het beleid ten aanzien van gladheidbestrijding vast te leggen en te publiceren en met een goed klachtenregistratiesysteem kan worden voorkomen dat aansprakelijkheidsstellingen door de rechter worden toegewezen. Daarbij is het van belang om ook bij wegwerkzaamheden gelegen in de strooiroute -tot aan de afsluiting- te blijven strooien en indien sprake is van omleidingroutes ook deze daarin mee te nemen. Met de recentelijke aanschaf van twee natzoutstrooiers kan -omdat natzout veel minder snel verwaait dan droogzout- momenteel preventief en sneller worden gestrooid. Hierdoor wordt het voor de weggebruikers veiliger en vinden wellicht minder ongevallen plaats waardoor schadeclaims meer worden beperkt.

Communicatieplan

Naar aanleiding van de reacties van burgers en bedrijven op de gladheidbestrijding vorig jaar en in verband met aansprakelijkheid is het zinvol om een communicatieplan op te zetten. Dit plan gaat uit van een inventarisatie van de reacties en klachten die binnenkomen bij de centrale balie en de calamiteitenlijn. Het volgende wordt voorgesteld:

- Algemene vragen over gladheidbestrijding en algemene informatie kunnen worden beantwoord en gegeven door de centrale balie en calamiteitenlijn;

- Bepaalde vragen en klachten over gladheidbestrijding die niet kunnen worden beantwoord komen terecht bij de gemeente opzichter;

- Alvorens het seizoen begint krijgen centrale balie en calamiteitenlijn het actieplan met daarin de strooiroutes en de achtergronden;

- Alvorens het seizoen begint, wordt het actieplan met daarin de strooiroutes en de achtergronden gepubliceerd.

Wanneer de reacties en klachten aanleiding geven om bepaalde zaken aan te passen of te veranderen, wordt dit jaarlijks meegenomen in het actieplan.

Wintergladheid

Wintergladheid ontstaat door het samengaan van vocht met een wegdektemperatuur onder het vriespunt. Om wintergladheid doeltreffend te bestrijden -of eigenlijk beter: te voorkomen- is het belangrijk goed inzicht te hebben in de verschillende oorzaken van wintergladheid, te weten:

- Het bevriezen van een natte weg;

- Condensatie van vocht uit de lucht op het wegdek;

- Neerslag.

Bij neerslag in de vorm van sneeuwval -en in sommige gevallen bij ijzel- zal de weggebruiker anticiperen op het gladde wegdek. De ervaring laat zien dat dit bij de overige genoemde oorzaken niet immer het geval is omdat ze niet altijd duidelijk waarneembaar zijn. Het is ook daarom dat zij zeer verraderlijk zijn, zowel voor het wegverkeer alsook voor de voetgangers op het trottoir.

Sneeuwruimen

Bij -hevige- sneeuwval is het van belang dat de route -vooraleer met strooien wordt begonnen- met sneeuwploegen wordt schoongemaakt. Hiervan is sprake bij sneeuwval van meer dan tien tot vijftien centimeter. In dat geval worden de strooiauto’s voorzien van sneeuwploegen en wordt in één handeling de weg sneeuwvrij gemaakt en gestrooid. De fietspaden worden geveegd met een rolbezem die voor op een kleine tractor is geplaatst. Bij grote hoeveelheden sneeuwval is er sprake van een extreme situatie, immers het verkeer loopt in de meeste gevallen vast en ook de aanvoer van zout is niet op afname van grote hoeveelheden in korte tijd berekend. In dat geval wordt geprobeerd de verbindingsroutes met sneeuwploegen zoveel mogelijk sneeuwvrij te houden. Wanneer de zoutaanvoer stokt is het mogelijk om bijvoorbeeld met zand of split te strooien, de natzoutstrooiers zijn hierop ingericht. Het heeft geen zin om bijvoorbeeld in woonstraten of -buurten te gaan sneeuwruimen. De sneeuwploeg heeft maar een beperkte werkbreedte -2 à 3 meter- en zet de sneeuw op wallen langs de kant van de weg, wat problemen op kan leveren met geparkeerde auto’s, oversteekbaarheid van straten, etc. Daarnaast bemoeilijken obstakels als paaltjes, verkeersdrempels of wisselend wegdek het werk. Het weinige verkeer in woonstraten in combinatie met de lage wegdek temperatuur komt de effectiviteit overigens ook niet ten goede. Ook op een bevroren sneeuwlaag is de effectiviteit van zout gering.

Gladheidbestrijding

De gladheidbestrijding of winterdienst is een apart werkveld. Het omvat elementen van wegbeheer en verkeersveiligheid en heeft daarnaast duidelijk raakvlakken met de aanpak van calamiteiten. Dit maakt de winterdienst tot een werkveld met een eigen sfeer, vooral tijdens de -vaak nachtelijke- gladheidbestrijdingsacties. Opvallend is de betrokkenheid van de medewerkers buitendienst, die voortvloeit uit een groot verantwoordelijkheidsbesef. De uitdaging waar elke betrokkene voor staat is “de gladheid te slim af te zijn”. Met andere woorden: ervoor zorgen dat het helemaal niet glad wordt. Het anticiperen op gladheid bestaat dan ook uit het opstarten van een gladheidbestrijdingsactie; preventieve natzout strooiacties zijn daarom een normaal verschijnsel in de winterdienst. Overigens geldt bovenstaande alleen bij bevriezing van het wegdek en ijzelvorming omdat hiervan de voorwaarschuwing het meest betrouwbaar is. Het voorspellen van bijvoorbeeld sneeuwbuien is erg moeilijk omdat deze vaak een plaatselijk karakter hebben en op radarbeelden niet of nauwelijks waarneembaar zijn.

Extreme situaties

Tijdens extreme situaties -indien gladheid tenminste drie dagen of langer aanhoudt- moet intensiever worden gestrooid. Deze situatie moet per omstandigheid op maat worden ingevuld door bijvoorbeeld extra strooibeurten te houden. Van belang is dat in een dergelijke situatie hierover -extra- voorlichting wordt gegeven aan de burgers.

Gladheidmeldsysteem

De invoering van gladheidmeldsystemen heeft een omslag in de werkwijze van de gladheidbestrijders teweeggebracht. In de regio Eindhoven bijvoorbeeld zijn per nacht slechts enkele personen gebonden aan gladheidbewaking omdat diverse informatiesystemen zoals de weersverwachting van het Holland Weather System (HWS), gegevens van de meetstations van Rijks- en Provinciale waterstaat en waarnemingen van de politie worden samengevoegd. Omdat de weersverwachtingen steeds nauwkeuriger worden, is het moment van actie steeds beter te bepalen. Om gladheid te voorkomen kan dan ook in de meeste gevallen op tijd worden gestart met een strooiactie. Bij gladheid wordt een regionaal alarm afgegeven dat twee alarmfases kent:

- Alarmfase 0401: Strooien (alle wegbeheerders in de regio);

- Alarmfase 0402: Naar eigen inzicht strooien (afhankelijk van plaatselijke omstandigheden).

Regionaal wordt jaarlijks een coördinatie- en evaluatiebijeenkomst gehouden met alle gladheidbestrijders uit de regio. Hierin participeert ook onze gemeente.

Interne organisatie

De snelheid en effectiviteit van de gladheidbestrijding zijn afhankelijk van een goede interne organisatie en coördinatie. De gemeente Bladel strooit zelf en kent een piketdienst voor gladheidbestrijding, opgedeeld in twee strooiploegen die elk uit vier personen bestaat en zich bij toerbeurt gereed houden om te kunnen uitrukken. Iedere ploeg heeft een coördinator wiens pieper door de regionale meldkamer wordt geactiveerd bij een van bovengenoemde fases. Wanneer naar eigen inzicht moet worden gestrooid gaat de coördinator eerst naar buiten om de plaatselijke omstandigheden te schouwen. In alle gevallen wanneer een inzet is vereist roept hij telefonisch zijn ploegleden op en wordt met (preventief) strooien begonnen. Vanwege het grote gemeentelijk areaal wordt bij elke uitruk een vrachtauto met chauffeur van aannemingsbedrijf BAB ingehuurd. Omdat de gemeente voor het strooien van fietspaden zelf niet beschikt over een kleine tractor, wordt deze gehuurd van de WVK-Groep.

Het wegennet en haar gebruikers

Het wegennet binnen de gemeente vertoont een grote verscheidenheid. Gemotoriseerd verkeer maakt gebruik van hoofdwegen tot en met woonerven; voetgangers en fietsers van trottoirs en fietspaden. Deze verschillende weggebruikers stellen allen hun specifieke en soms tegenstrijdige eisen als het om gladheidbestrijding gaat. Als er onderscheid wordt gemaakt naar doorgaand verkeer en plaatselijk verkeer, zal de eerste categorie de nadruk leggen op het vrijmaken van de hoofdverbindingsroutes en is de andere categorie meer geïnteresseerd in woonstraten en secundaire verbindingen. Het geheel maakt het de wegbeheerder -zowel economisch als organisatorisch- onmogelijk om het geheel van wegen, straten en paden bij -naderende- gladheid in één keer te behandelen. Het zal altijd noodzakelijk zijn om belangen af te wegen en op grond daarvan prioriteiten te stellen. Daarnaast stellen ondermeer de ligging, de constructie en het gebruik van de verschillende wegtypen bijzondere eisen aan materieel, werkmethoden en strooimiddelen. Soms is het voor strooiwagens ook niet mogelijk om -bijvoorbeeld in geval van ijzel- smalle(re) woonstraten, woonerven en pleintjes te bereiken.

Tijdcriteria

Uitgangspunt bij gladheidbestrijding is dat -na binnenkomst van een melding- de hoofdroutes en fietspaden binnen 2,5 uur worden gestrooid.

Routeplanning

De strooiwagens rijden volgens van tevoren vastgestelde routes, die zijn bepaald aan de hand van een aantal criteria. De routes dienen zo economisch mogelijk te zijn, zodat met zo min mogelijk materiaal de gladheid zo effectief mogelijk kan worden bestreden. We onderscheiden vier doelgroepen:

a.Openbaar vervoer

De busroutes moeten zoveel mogelijk worden schoongehouden.

b.Autoverkeer

In de categorisering van wegen en straten onderscheiden we vier categorieën

- Gebiedsontsluitende weg, voorheen doorgaande weg;

- Erftoegangsweg+, voorheen ontsluitingsweg;

- Erftoegangsweg type I, voorheen verzamelstraat;

- Erftoegangsweg type II, voorheen woonstraat.

Gladheidbestrijding vindt in eerste instantie plaats op gebiedsontsluitende wegen, erftoegangswegen+ en busroutes (de zogenaamde hoofdverbindingsroutes). Voor de burgers moet rekening worden gehouden met een maximale afstand van 200 meter om zo’n strooiroute te bereiken. Afhankelijk van de omstandigheden -zoals weersverwachting, het beschikbare strooizout en de snelheid van aanvoer van het strooizout- kan worden besloten om ook wegen buiten de strooiroute te gaan strooien.

c.Fietsers en bromfietsers

De doorgaande fietspaden moeten zoveel mogelijk worden schoongehouden opdat met name de scholieren in de spits veilig hun bestemming kunnen bereiken. In tegenstelling tot de wegen worden fietspaden enkel curatief -strooien terwijl het glad is- gestrooid met droogzout.

d.Voetgangers

Als wegbeheerder is de gemeente op grond van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor de veiligheid in de openbare ruimte, dus ook op trottoirs en voetpaden. Anderzijds kan niet worden verwacht dat alle trottoirs worden geveegd of gestrooid. Uit jurisprudentie blijkt dat ook de rechter deze nuancering aanbrengt en een deel van de verantwoordelijkheid neerlegt bij de weggebruiker. Als compromis worden bepaalde doelgroepen (ouderenhuisvesting, scholen, kerken, steunpunten, etc.) eenmalig voorzien van een zoutemmer met 7, 5 kg zout. De verantwoording voor het op tijd vullen van de emmers moet bij de bewoners zelf worden neergelegd, waarbij het zout kan worden verkregen vanaf de zoutopslag op de gemeentewerf. Om een beeld te krijgen van het aantal toekomstige afnemers wordt een brief met inventarisatieformulier verstuurd.

Er wordt naar gestreefd om burgers zo min mogelijk op een zelfde weg van een gestrooid gedeelte op een ongestrooid gedeelte te laten komen. Het is dan ook noodzaak om daarover afspraken te maken met buurgemeenten en de provincie over logische stopplaatsen. Dit is niet per saldo altijd de gemeentegrens, maar vaak een kruispunt van wegen waar een draaimogelijkheid is. Met de buurtgemeenten Eersel en Reusel-de Mierden zijn hierover nadere afspraken gemaakt. Strooien op andermans grondgebied geschiedt met gesloten beurs.

Inzet materieel

Prioriteit 1

In het actieplan 2002-2003 staat op de bijgevoegde kaart -met bijlage straatnamen- een overzicht van de hoofdroutes en fietspaden die preventief en bij alarmering worden gestrooid met inzet van het benodigde materieel.

Prioriteit 2

Bij langdurige gladheid door bevriezing of sneeuwval is een tweede route aangewezen die preventief dan wel repressief wordt gestrooid. In deze route is rekening gehouden met de plaatsen waar zich scholen, zorgcentra en ouderenhuisvesting bevinden. Deze route wordt hoofdzakelijk in eigen beheer -aansluitend op de hoofdroute- gestrooid. Gemiddeld komt deze situatie 1 à 2 maal per jaar voor. Deze route staat in het actieplan 2002-2003 eveneens op de bijgevoegde kaart -met bijlage straatnamen- aangegeven.

(Milieu)effecten van gladheidbestrijding

De voor de verkeersveiligheid noodzakelijke gladheidbestrijding brengt voor het milieu neveneffecten met zich mee. Een deel van het gebruikte dooimiddel komt terecht in de directe omgeving van de wegen waarop het is gestrooid. Daar kunnen zich landschappelijk waardevolle beplantingen, groenvoorzieningen en interessante bermvegetaties bevinden. Uiteindelijk bereikt het dooimiddel ook de bodem en het grondwater; afspoelend water voert het dooimiddel immers vanaf het wegdek -via de bermen- naar sloten en rioleringen. Gebleken is dat vooral bomen en struiken -dus houtachtige soorten- vaak te leiden hebben van strooizout en “vervroegd de herfst ingaan” omdat de bladranden sneller vergelen en verdorren. Een voorbeeld daarvan zijn de bomen aan de Europalaan.

Voorkomen en beperken van zoutschade

De eerste in aanmerking komende maatregel om zoutschade te voorkomen of te beperken is uiteraard minder zout in het milieu brengen. Een belangrijke stap in de goede richting in dit verband is het natzoutstrooien, waarmee preventief -strooien bij verwachting van komende gladheid- wordt gestrooid. Door preventief te strooien is er sprake van aanwezigheid van een dooimiddel voordat er gladheid (ijsvorming) ontstaat, waardoor de gladheid zich niet vasthecht aan het wegdek en -door het aanwezig zijn van een dooimiddel- het dooiproces van twee kanten werkt, dus sneller en efficiënter. Hierdoor ontstaan minder ongevallen omdat bestuurders meestal niet zijn voorbereid op het moment van niet glad / glad. De onlangs aangekochte natzoutstrooiers zorgen ervoor dat niet alleen nauwkeuriger wordt gestrooid, maar tevens dat minder zout benodigd is. De tweede maatregel is door in de ontwerpfase van infrastructuur rekening te houden met redelijk ruime wegprofielen en toepassing van zouttolerante plantsoorten die van nature beter strooi- en spatzout kunnen verdragen.

Droogzoutstrooien en natzoutstrooien

Droogzoutstrooien was in het recente verleden de meest toegepaste methode. Nadeel hiervan is dat bij rijsnelheden vanaf 30 km / uur -door invloed van rijwind en zijwind- verwaaiing van het strooimateriaal optreedt. Dit verwaaien treedt niet alleen op tijdens het strooien, maar vindt ook nog plaats als de strooiauto allang weg is. Daarbij veroorzaakt (snel)rijdend verkeer een luchtwerveling waardoor op de weg liggend strooimateriaal vaak in de berm terechtkomt. Door deze nadelen kan droogzoutstrooien niet als preventieve methode worden toegepast.

Natzoutstrooien is een methode waarbij het strooimiddel wordt vermengd met een vloeistof, in de verhouding 70% droog en 30% nat. Deze methode is verder geperfectioneerd door de strooimachines aan te passen op het uitbrengen van dit bevochtigde zout. Doordat de korrels zwaarder zijn geworden door het laagje vocht kleeft het strooimiddel meteen aan het wegdek en begint het dooiproces direct. Daardoor treedt minder verwaaiing op tijdens het strooiproces en wordt luchtwerveling door passerend verkeer voorkomen. Door deze voordelen kan preventief worden gestrooid met als bijkomend voordeel een grotere actieradius en hogere snelheden van de strooimachines alsmede mindere hoeveelheden strooimiddel.

Conservering en onderhoud materieel

Zoutstrooiers, sneeuwploegen, mengopslag installaties en zoutladers moeten gedurende de winterperiode 24 uur per dag gebruiksklaar staan. Het gebruik van deze apparatuur vindt uitsluitend onder zeer slechte klimatologische omstandigheden plaats. Daarom is een goede conservering en onderhoud van het materieel van zeer groot belang. Om dit deskundig en op de juiste manier te laten gebeuren is voor alle materieel een onderhoudscontract afgesloten met de leverancier.

Toekomst

Materieel:

In het actieplan wordt nader omschreven welk materieel in de toekomst moet worden vervangen.

Areaal:

Het behoeft geen betoog dat met uitbreiding van het gemeentelijk areaal telkens kritisch gekeken moet worden naar voldoende materieel om -binnen de gestelde tijdsnorm van 2,5 uur- te kunnen blijven strooien.

Middelen en techniek:

Ook de dooimiddelen en techniek van strooien zullen aan verandering onderhevig zijn. Het is gewenst deze ontwikkelingen te blijven volgen en aanpassingen te doen indien dit meer rendement of milieueffect oplevert. Het wordt dan ook zinvol geacht om dit beleidsplan om de vijf jaar aan te passen.

Kosten

  • 1.

    De kosten voor reguliere gladheidbestrijding van de hoofdroutes Prioriteit 1 bedragen op jaarbasis fl. 87.000,00 (€ 39.478,88);

  • 2.

    De kosten voor aanvullende gladheidbestrijding op wegen Prioriteit 2 bedragen op jaarbasis fl. 1.150,00 (€ 521,85);

  • 3.

    De eenmalige kosten voor aankoop en uitzetten zoutemmers bedragen op jaarbasis fl. 1.052,00 (€ 477,38).