Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | REFERENDUMVERORDENING VOOR DE GEMEENTE ARNHEM 2015 |
Citeertitel | Referendumverordening voor de Gemeente Arnhem 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Referendumverordening voor de gemeente Arnhem 2005.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-11-2015 | nieuwe regeling | 02-11-2015 | 2015.0.080.378 |
In de gevallen bedoeld in het vijfde en zesde lid, wordt het raadsvoorstel waarop het
inleidende verzoek betrekking heeft op de gebruikelijke wijze behandeld, met dien
verstande dat het conceptbesluit zoals dat luidt na verwerking van door de raad
vastgestelde amendementen, niet in stemming wordt gebracht maar wordt aangehouden. De raadsleden worden nadat over de amendementen is gestemd in de gelegenheid
gesteld in de raadsvergadering een stemverklaring als bedoeld in artikel 33 van het
Reglement van Orde voor de Politieke Maandag af te leggen met betrekking tot het
conceptbesluit zoals dat luidt na verwerking van door de raad vastgestelde
Artikel 6 Definitief verzoek kiezers
De gegevens, genoemd in het vorige lid, dienen te worden ingevuld op door het college vastgestelde lijsten die tijdens de openingstijden van het Klantcontatctcentrum en
gedurende de in het eerste lid genoemde termijn beschikbaar zijn in het stadhuis en op één of meer andere, door het college aan te wijzen, locaties.
Het centraal stembureau besluit binnen twee weken na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in het eerste lid of het definitieve verzoek tot het houden van een
referendum wordt toegelaten, stelt dan vast dat een referendum wordt gehouden en stelt hierbij met inachtneming van het volgende lid een datum voor het referendum vast. Het centraal stembureau besluit slechts dat het definitieve verzoek niet wordt toegelaten,
indien het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan
drieduizend, dan wel het aantal geldige ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan drieduizend.
Als dag van de stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een periode die
aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de dagtekening van het besluit tot het houden van een referendum. Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 31 augustus niet meegeteld. Indien
binnen de in het eerste volzin van dit lid bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing op basis van de Kieswet of een referendum op basis van de Wet
raadgevend referendum of deze verordening wordt gehouden, wordt als dag van de stemming voor het referendum aangewezen de dag van die stemming, onderscheidenlijk één van die stemmingen. Een stemming voor het referendum vindt niet plaats op de dag dat een verkiezing van de leden van de raad plaatsvindt.
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, wordt gestraft degene die:
volmachtbewijzen, stembiljetten of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oog merk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;
Artikel 5, achtste lid, en artikel 6, tiende lid, treden in werking op een door het college te bepalen tijdstip. Het college kan hiertoe eerst besluiten indien verzekerd is dat de wijze van indiening van verzoeken op elektronische wijze geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid.
TOELICHTING, behorende bij de referendumverordening voor de gemeente Arnhem 2005
Arnhem kent vanaf 1993 een referendumverordening. Deze is voor het laatst vastgesteld in 2005. In de referendumverordening worden de volgende zaken geregeld:
Het gaat hierbij om een prealabel raadgevend referendum. Dat wil zeggen dat de uitslag van een referendum nooit bindend kan zijn voor de raad of in de plaats kan komen van een door de raad te nemen besluit. De uitkomst van het referendum moet dus worden gezien als een voorafgaand advies van de bevolking aan de raad. Ieder raadslid beslist individueel of hij/zij zich gebonden acht aan de uitslag van een referendum. Hij / zij houdt altijd het recht om bij een stemming naar aanleiding van een gehouden referendum zich uit te spreken voor of tegen het voorgenomen besluit.
Een referendum kan niet in de plaats komen van de wettelijk voorgeschreven inspraakmogelijkheden. Dat geldt zowel voor de wetten, zoals bijv. op het terrein van de Ruimtelijke ordening en het milieu, maar geldt ook voor de gemeentelijke inspraakverordening.
Naast de in deze verordening beschreven mogelijkheid van een referendum op initiatief van Arnhemse kiezers, bestaat altijd de mogelijkheid dat de raad zelfstandig besluit tot het houden van een referendum.
In deze verordening gaat het om een raadgevend referendum. Dat wil zeggen een referendum dat niet bindend is voor de raad op initiatief van de kiezers. Het vindt plaats voordat door de raad een definitief besluit is genomen over het voorliggende onderwerp. Na het referendum zal de raad een definitief besluit moeten nemen. Een correctief referendum, waarbij de bevolking een besluit dat de raad al heeft genomen achteraf bindend kan verklaren of verwerpen, is op grond van Grondwet niet mogelijk.
Voor de kiesgerechtigheid is aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel B 3 van de Kieswet en artikel 18 lid 2 van de Wet raadplegend referendum (Wrr). Degenen die kiesgerechtigd zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn ook kiesgerechtigd voor een gemeentelijk referendum. Dit is herkenbaar voor de burgers en maakt de organisatie van een referendum niet onnodig complex.
Uitgangspunt is dat een referendum zich niet kan uitstrekken buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden en zal worden gehouden onder de kiezers van de hele gemeente.
De besluiten genomen door het college of de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen leent zich naar hun aard niet voor een referendum. Deze zijn in de uitzonderingslijst genoemd.
Om te voorkomen dat besluitvorming in een vicieuze cirkel terechtkomt, (zeker wanneer de raad een voorstel afwijst tot het houden van een referendum), zijn besluiten in het kader van deze verordening en besluiten naar aanleiding van een gehouden referendum uitgesloten van een nieuw referendum.
Ook besluiten die die onderworpen zijn aan c.q. onderdeel uitmaken van een wettelijk geregelde procedure en waarbij die procedure zich niet verdraagt met het (inlassen van een) referendum zijn niet referendabel. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij het vaststellen van de jaarrekening en de begroting; de artikelen 191 en 200 van de Gemeentewet bepalen het moment waarvoor deze dienen te worden vastgesteld door de raad.
De raad neemt uiteindelijk steeds een besluit of ten aanzien van een voorgenomen besluit een definitief referendumverzoek kan worden ingediend. Een zorgvuldige afweging is daarbij uiteraard een voorwaarde. Tegen een besluit om indieners niet in de gelegenheid te stellen een definitie referendumverzoek in te dienen staat voor belanghebbenden de mogelijkheid van bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht open. Dit betekent dat de raad een besluit om geen referendum te houden zorgvuldig moet afwegen en motiveren. De raad heeft hierbij overigens beoordelingsvrijheid en de rechter zal terughoudend toetsen.
Kiesgerechtigden kunnen een verzoek bij de raad indienen tot het houden van een referendum. Dit middel biedt de kiezers de mogelijkheid “aan de noodrem te trekken” als er een besluit zal worden genomen, dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. Het zou niet juist zijn wanneer de raad alleen zelf kan bepalen bij welk besluit en wanneer het moment is aangebroken waarop burgers hun gekozen volksvertegenwoordigers kunnen “adviseren”.
De drempel van 750 kiesgerechtigde inwoners is ongewijzigd overgenomen uit de oude verordening. Dit is een concreet aantal. De andere methode is een promillage van de kiesgerechtigden. Een dergelijke koppeling betekent in de praktijk iedere keer enig rekenwerk en dus een steeds wisselend aantal.
In dit artikel is het zogeheten inleidend verzoek geregeld. Ter wille van de uniformiteit en verwerkbaarheid wordt door het college (bevoegdheid artikel 4:4 Algemene wet bestuursrecht) een aanvraagformulier vastgesteld en beschikbaar gesteld. Op basis hiervan wordt het aantal handtekeningen geteld. Door middel van steekproefsgewijze controle kan worden bepaald of het aantal handtekeningen voldoende is.
In deze fase is sprake van een “haalsysteem” voor de handtekeningen. De initiatiefnemers kunnen die bij wijze van spreken deur aan deur gaan ophalen.
Op het moment dat de raad vaststelt dat aan het ondersteuningsvereiste is voldaan en geen sprake is van een niet referendabel besluit volgt het raadsbesluit waarmee het vervolg in gang wordt gezet. Het raadsbesluit is onderwerpen aan de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat de mogelijkheid van bezwaar en beroep, inclusief een voorlopige voorziening, openstaat.
Nadat de raad besloten heeft dat het inleidende verzoek tot het houden van een referendum wordt gehonoreerd, wordt de gelegenheid geboden een definitief verzoek in te dienen. Hiertoe geldt eveneens een (hogere) vaste drempel. Hier geldt de eis dat betrokkenen “de brengplicht” hebben. Zij dienen zich in het stadhuis en eventueel andere door het college aan te wijzen locaties te vervoegen en zich door middel van een identiteitsbewijs te legitimeren.
In dit artikel is opgenomen dat het centraal stembureau beoordeelt of er voldoende ondersteuningsverklaringen voor het definitieve verzoek ontvangen zijn en vervolgens de datum van het referendum vaststelt. Voordeel hiervan is dat het referendumproces nog verder wordt gedepolitiseerd. Voor het landelijk referendum op basis van de Wet raadgevend referendum vervult de Kiesraad als centraal bureau ook die rol. De Kiesraad heeft bij het landelijk raadgevend referendum tevens een taak bij het beoordelen van het inleidend verzoek. Omdat echter niet ieder raadsbesluit voor een referendum in aanmerking komt en dit om een beoordeling door de raad zelf vraagt, is een dergelijk rol voor het centraal stembureau bij het inleidend verzoek niet aangewezen.
Op het moment dat het centraal stembureau vaststelt dat aan het ondersteuningsvereiste is voldaan volgt het besluit dat een referendum wordt gehouden. Tegelijkertijd wordt ook de datum van het referendum vastgesteld. Uit oogpunt van kostenbeheersing kan een referendum relatief goedkoop worden gehouden door mee te liften met een volksvertegenwoordigende verkiezing. Het wordt echter niet wenselijk geacht om een referendum samen te laten lopen met een raadsverkiezing. Voor de vaststelling van de datum is aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in de artikelen 55 en 56 van de Wrr. Daarnaast verdient het aanbeveling om geen referendum te houden op de woensdag direct voorafgaand aan bijvoorbeeld Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag of Koningsdag (vallend op een donderdag). Als de uitslag op woensdagavond niet compleet kan worden vastgesteld dan is de donderdag in die gevallen niet een werkdag waarop de uitslag kan worden gecompleteerd. Ter overweging is nog om een referendum niet te houden in een periode van de schoolvakanties omdat dan locaties niet beschikbaar kunnen zijn, ook kan een referendum in een dergelijke periode opkomstbelemmerend werken.
Teneinde de besluitvorming te vereenvoudigen is er voor gekozen om in onderhavige verordening de vraagstelling en de keuzemogelijkheden vast te leggen.
De uitvoering van het referendum zelf wordt aan het college opgedragen. Hoewel niet strikt noodzakelijk (artikel 160 Gemeentewet belast het college in zijn algemeenheid al met de uitvoering van de raadsbesluiten) is de bepaling ter voorkoming van onduidelijkheid, hier opgenomen.
Het besluit om een referendum te houden is onderwerpen aan de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat de mogelijkheid van bezwaar en beroep, inclusief een voorlopige voorziening, openstaat.
Bij de regels rondom de stemming en de stemopneming wordt aangesloten bij de procedures rondom gemeenteraadsverkiezingen op grond van de Kieswet en referenda op basis van de Wrr. Iedere kiesgerechtigde ontvangt een stempas. Bij een combinatie van referendum met een volksvertegenwoordigende verkiezing worden afzonderlijke stempassen gebruikt. Bij een referendum kan gebruik worden gemaakt van volmachten. Hiervoor gelden de bepalingen van de Kieswet. Een kiezer mag, gelijktijdig met het uitbrengen van zijn eigen stem, maximaal voor twee volmachtgevers uit het eigen kiesdistrict een stem uitbrengen.
Het referendum vindt in beginsel plaats in de gebruikelijke stemlokalen. Het college krijgt de bevoegdheid om bij een referendum dat niet gelijktijdig wordt gehouden met een volksvertegenwoordigende verkiezing, een ander aantal stembureaus aan te wijzen dan gebruikelijk is bij de volksvertegenwoordigende verkiezingen. De achterliggende gedachte is dat een referendumformulier sneller kan worden ingevuld (en geteld) dan de soms omvangrijke stemformulieren die bijvoorbeeld voor de volksvertegenwoordigende verkiezingen worden gebruikt. Ook kan hier uit kostenoogpunt aanleiding toe bestaan.
Anders dan in de Referendumverordening voor de gemeente Arnhem 2005 kent onderhavige verordening geen bepaling ten aanzien van de geldigheid van de uitslag van het referendum. Het is niet passend om naar aanleiding van de opkomst bij het referendum een uitspraak over de geldigheid van die uitslag te doen. Het is aan de raadsleden om de uitslag te waarderen. Op geen enkele wijze is de uitslag van het referendum juridisch bindend voor een raadslid of de raad. De raad kan het oordeel van de kiezers zwaar laten wegen, doch heeft de vrijheid aan andere belangen een groter gewicht toe te kennen. Derhalve is niet alleen geen sprake van een juridische binding van de raad aan de uitslag van het referendum, doch ook niet van een zodanige materiële of politiek binding dat in feite van beslissingsvrijheid van de raad geen sprake meer is. De inhoudelijke besluitvorming over het voorgenomen besluit blijft in handen van de raad.
In dit artikel is vastgelegd dat de raad in de eerstvolgende vergadering na het referendum een besluit moet nemen over het voorgenomen besluit.
De Kieswet regelt strafbaarstelling van degene die de bepalingen van de Kieswet overtreedt. Deze strafbepalingen gelden niet voor een gemeentelijk referendum. De gemeentelijke wetgever heeft de mogelijkheid om op grond van artikel 154 van de Gemeentewet overtreding van deze verordening strafbaar te stellen. Daartoe is onderhavig artikel opgenomen.
Dit artikel regelt de intrekking van de oude verordening.
Hier wordt de inwerkingtreding van deze verordening vastgelegd. In artikel 7 lid 8 en artikel 8 lid 8 is de (juridische) mogelijkheid geïntroduceerd van het op elektronische wijze indienen (en ondersteunen) van het inleidend en definitief referendumverzoek.
Om dit feitelijk mogelijk te maken zal eerst een ICT-traject moeten worden doorlopen, onderdeel hiervan zal de vraag moeten zijn of deze wijze van indienen net zo betrouwbaar is als de (meer traditionele) indiening op papier. In de eerste plaats dient vast te staan dat adequate controle kan plaatsvinden van de identiteit van de verzoeker, van zijn kiesgerechtigdheid en van het voorschrift dat één verzoeker niet meer dan één verzoek of verklaring mag indienen per referendum.
Het is gebruikelijk dat een verordening een citeerartikel bevat. Deze bepaling voorziet hierin.