Organisatie | Deurne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Jacobshof 2005 |
Citeertitel | Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats Jacobshof 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Deze regeling vervangt de Verordening op het beheer en gebruik van de algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 1994.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-06-2005 | 08-04-2016 | nieuwe regeling | 10-05-2005 Weekblad van Deurne, 26-05-2005 | Raadsbesluit 2005, 025 |
Het beheer van en toezicht op de begraafplaats wordt gevoerd door de gemeente. Onder toezicht van het bestuursorgaan worden één of meer daartoe aangewezen personen belast met:
Artikel 11 Soorten en categorieën graven
De graven die onder de “Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 1994” behoorden tot “eigen graf klasse I” of “eigen graf klasse II” vallen binnen de werkingssfeer van de “Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats Jacobshof 2005” onder respectievelijk “volwassenengraven categorie 1” en “volwassenengraven categorie 2”.
Algemene graven worden slechts uitgegeven indien de gemeente in de lijkbezorging voorziet voor een termijn van maximaal tien jaren. Deze termijn kan niet worden verlengd. Een lijk kan echter na afloop van de termijn in een nieuw eigen graf volgens de bepalingen van deze verordening worden herbegraven.
Eigen graven worden uitgegeven voor een termijn van 20 jaren. Deze termijn kan steeds met een termijn van 10 jaar worden verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn, doch niet eerder dan twee jaar voor het verstrijken van die termijn wordt ingediend.
Artikel 13 Kennisgeving tijdstip begraving en bijzetting
De rechthebbende of gebruiker die wil doen begraven, een asbus wil doen bijzetten of wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de gemeente. De zaterdag geldt niet als werkdag.
Artikel 14 Verlof tot begraven en machtiging bijzetting
Begraving of bijzetting in een bestaand eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen 10 jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode, dat de dan resterende uitgiftetermijn tenminste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van 10 jaar. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door één van de in artikel 18, derde lid, bedoelde personen.
Artikel 15 Controle bescheiden bij begraving en bijzetting
Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:
de identiteit van het stoffelijk overschot is vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermelde registratienummer met dat op een bijgevoegd document dat tevens de namen, datums van geboorte en overlijden van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de levenloos geborene bevat.
Rechthebbenden of gebruikers leveren, gebruiken en accepteren uitsluitend lijkhoezen, die voldoen aan in of krachtens de wet dan wel op basis van publiekrechtelijke verordeningen, privaatrechtelijke reglementen of algemene voorwaarden gestelde regels ten aanzien van de doorlaatbaarheid van vloeistoffen en gassen, mechanische eigenschappen, vorm en biologische afbreekbaarheid. Genoemde regels zijn vastgesteld in het Lijkomhulselbesluit 1998. De lijkhoezen die voldoen aan de normen van het Lijkomhulselbesluit, staan op de ‘witte lijst’ van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen (LOB).
Artikel 18 Verlengen en overdragen grafrechten
Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan de beheerder van een door de rechthebbende en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Deze rechtsopvolger is de echtgenoot of geregistreerd partner of andere levenspartner, dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad.
Na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht worden overgeschreven op naam van de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen 1 jaar na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker.
De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de betreffende beplanting op het graf behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Onder dit onderhoud wordt verstaan: het aanbrengen, onderhouden, vernieuwen van losse planten en één- of meerjarige gewassen en het verwijderen van dode planten. Het afval dat vrij komt bij het onderhoud dient door een ieder in de daarvoor aanwezige afvalbakken te worden gedeponeerd.
Indien de rechthebbende nalaat de beplanting behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het bestuursorgaan de hiervoor in aanmerking komende beplanting of zo nodig de gehele grafbeplanting doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is. De verwijdering van de grafbeplanting, zoals bedoeld is in dit lid, vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbeplanting.
Artikel 22 Aansprakelijkheid en verplichtingen grafbedekking
Schade als gevolg van brand, storm, vorst, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van monumenten, grafstenen zerken of andere gedenktekens of van heesters of ander beplantingen ten behoeve van een bijzetting of opgraving, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker.
Artikel 23 Tijdelijk verwijderen gedenktekens
Een rechthebbende of gebruiker is verplicht te gedogen dat de op een graf aanwezige gedenktekens, beplanting en voorwerpen vanwege de gemeente op kosten van de gemeente tijdelijk geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd en herplaatst, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.
Artikel 27 Werkingssfeer verordening
Door vestiging van een grafrecht of gebruik van een grafruimte onderwerpt een rechthebbende of een gebruiker zich aan de bepalingen van deze verordening, zoals deze thans luidt en eventueel nader wordt gewijzigd of aangevuld, en verplichten zij zich tot tijdige betaling van de daarop gebaseerde kosten.
Artikel 28 Strafbaarheidbepalingen
Overtreding van het bepaalde in de artikelen 7, 8 leden 1 en 4, 9 lid 2, 16 lid 3 en 20 lid 1, wordt gestraft met de oplegging van een geldboete van de eerste categorie.
Artikel 29 Uitgifte verordening
Een exemplaar van deze verordening wordt éénmalig aan de rechthebbende of gebruiker verstrekt; meerdere exemplaren zijn tegen betaling verkrijgbaar.
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of in geval van verschil van mening over de uitleg van haar bepalingen, beslist het bestuursorgaan.
1. De verordenende bevoegdheid
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.
De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.
2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid
-Gevoeligheid. De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen.
De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak.
Indeling. De beheersverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen in categorieën. Het verdient aanbeveling om daarbij niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt te nemen, maar zo veel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke situatie van het park en de situatie zoals die vanuit het verleden is gegroeid. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behoudt het park zijn aantrekkelijkheid voor veel ingezetenen.
De gemeentelijke werkprocessen dienen hierbij aan te sluiten.
Ordemaatregelen. Op de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. Daarom bevat de verordening gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruikmaken. Dit kunnen bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Personen die zich niet gedragen volgens de aanwijzingen van de beheerder, kunnen door hem van de begraafplaats worden verwijderd. Tegen overtreding van de ordevoorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.
Verplichte verlenging. Het gebeurt veelvuldig dat in eigen graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimumtermijn voor het ruimen van graven.
Overboeking van een eigen graf. Het recht op een eigen graf wordt verleend door een beschikking (grafakte) van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning om standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf te begraven, in de praktijk aangeduid als 'eigen graf', op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. De kring van de nieuwe rechthebbende wordt in beginsel beperkt tot de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant tot en met de derde graad. De achtergrond van deze beperking is gelegen in het feit dat de schaarste aan eigen graven op de begraafplaats kan leiden tot het 'opkopen' van graven door willekeurige derden. Ervaringen in gemeenten hebben geleerd dat een dergelijke ontwikkeling verre van denkbeeldig is. Het is ongewenst daaraan medewerking te verlenen. Het spreekt daarbij vanzelf dat de mogelijkheid open blijft dat ook een ander dan een familielid of levenspartner als nieuwe rechthebbende wordt aangewezen.
Voorschriften grafbedekking. Het aanzien van begraafplaatsen kan chaotisch worden als elke regelgeving ontbreekt. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Het uitvoeringsbesluit geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van de materiaalkeuze, te weten duurzame materialen, en de maximale afmetingen voor grafbedekkingen. Binnen die afmetingen zijn de betrokkenen in beginsel vrij in de vormgeving van de grafbedekking. Het uitvoeringsbesluit beperkt zich tot enige algemene eisen waaraan grafbedekkingen moeten voldoen:
de grafbedekking mag geen afbreuk doen aan het aanzien van de begraafplaats;
Als er door de rechthebbende geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er een overledene begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en de administratie zal voorts moeten blijken welke overledene daar begraven is.
-Verplicht onderhoud. De verordening stelt verplicht dat enkele handelingen van het onderhoud, zoals het onderhoud van blijvende grafbeplanting en het jaarlijks schoonmaken en stellen van het gedenkteken door de rechthebbenden worden verzorgd. Het onderhoud van enerzijds de rechthebbenden voor het eigen graf, anderzijds het overige gedeelte van de begraafplaats van gemeentewege komt het aanzien van de begraafplaatsen ten goede. Het tweede aspect is van financiële aard. Voor het onderhoud van gemeentewege kan een bedrag in rekening worden gebracht bij de rechthebbende op het graf. De gemeente kan hiermee deze kosten van onderhoud verhalen.
Naast het minimum aan onderhoud van gemeentewege zijn de rechthebbenden op eigen graven, gezien de aard en de omvang en de lange tijdsduur dat deze graven bestaan, verplicht hun grafbedekkingen behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de nabestaande aanspreken en sommeren tot het overgaan van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking.
Toelichting van een aantal artikelen uit de Verordening op het beheer en gebruik van de algemene begraafplaats Jacobshof Deurne 2005
Lid b, c en d: sedert 1 januari 2005 is het beheer, onderhoud en de dagelijkse leiding op de gemeentelijke begraafplaats uitbesteed aan een particuliere ondernemer. Reden hiervoor is onder andere verbetering van dienstverlening en voorlichting in de richting van burgers en nabestaanden, verbetering van het toezicht op en de handhaving van orde en rust op de begraafplaats, een betere signaalfunctie in de richting van de gemeente over wensen en klachten die leven en het ontlasten van het ambtenarenapparaat van de gemeente Deurne.
Lid 1: Op de begraafplaats zijn de graven verdeeld in categorieën. Elke categorie heeft een of meer eigen gedeelten op de begraafplaats. Deze scheiding is nodig opdat het bestuursorgaan verschillende regels kan vaststellen voor de grafbedekkingen van de graven van de verschillende categorieën).
Lid 2: Om eenduidigheid te kunnen bewerkstelligen in de communicatie (o.a. met grafdelver, begrafenisondernemers, steenhouwers, nabestaanden) rondom tussen uitgifte (en delven) van graven, bijzettingen etc is een betrouwbare plattegrond onontbeerlijk.
Lid 1: de registratie bevat relevante gegevens die verband houden met identificatie van overledenen (wie ligt waar begraven) en rechthebbenden (in verband met verplichtingen in het kader van deze verordening en het innen van grafrechten), alsmede van de eigenschappen van de graven in verband met toepassing van de verordening en vaststellen van grafrechten zijn hierin opgenomen.
Lid 2: omdat het grafrecht in eerste instantie voor 20 jaar wordt gevestigd kan het achterhalen van het verblijfadres van de rechthebbende of , indien deze is overleden, van diens nabestaanden een probleem vormen. Derhalve is deze verplichting in de verordening opgenomen.
Lid 3: Het register is in principe niet openbaar, vandaar de beperking qua informatieverstrekking uit het register.
Lid 1: De openingstijden zijn door het college op 9 november 2004 vastgesteld en gepubliceerd: gedurende de zomertijd van 08:00 – 22:00 en gedurende de wintertijd van 08:30 – 17:30. Na het gereedkomen van de overdekte afscheidsplaats zullen de toegangspoorten ook daadwerkelijk worden gesloten en geopend.
Lid 2: dit artikel schept de mogelijkheid om ingeval van bijvoorbeeld een grootschalige ruiming een gedeelte van de begraafplaats voor publiek te ruimen. Bij een dergelijke ruiming mogen slechts die personen die bij de uitvoering betrokken zijn aanwezig zijn.
Lid 3: De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Er zijn gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.
Lid 4 van dit artikel regelt de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers. Op deze wijze is toezicht op en handhaving van orde en rust op de begraafplaats beter te waarborgen.
Lid 5: Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.
In tegenstelling tot de Verordening van 1994 kent deze verordening meer verbods- en gebodsbepalingen. Gezien het feit dat hetgeen zich op een begraafplaats afspeelt gevoelig ligt bij met name de nabestaanden, worden in dit artikel aan de beheerder handvaten aangereikt om ingeval van overlast op te kunnen treden. Een aantal handelingen zijn zodanig specifiek benoemd dat deze per definitie verboden zijn, andere bepalingen laten een zodanig eigen interpretatie qua aard, impact etc. dat deze per incident door de beheerder beoordeeld en toegepast moeten c.q. kunnen worden. Door deze regels kan worden voorkomen dat mensen aanstoot nemen aan het gedrag van anderen maar wel binnen, in de algemene omgang tussen mensen, redelijke en geaccepteerde grenzen.
Lid 1: steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat het college het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan de beheerder (mandaat).
Lid 2-5: de bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Verder schept dit artikel de mogelijkheid om ingeval van bijvoorbeeld een grootschalige ruiming of andere werkzaamheden een gedeelte van de begraafplaats voor publiek te sluiten.
Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.
Lid 1: in het kader van beheer en onderhoud wordt ernaar gestreefd de graven in gesloten formatie uit te geven. Het overgebleven gedeelte van de begraafplaats is begroeid met gras en dientengevolge gemakkelijker (en goedkoper) te onderhouden. Tevens heeft deze wijze van uitgifte een rustigere uitstraling.
Lid 2: deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij een reservering van een bepaald graf. Hierbij verwerft de rechthebbende een bepaald graf vanwege een bijzondere reden, bijvoorbeeld een specifieke plek op de begraafplaats, naast een bepaald graf waar een dierbare overledene begraven ligt etc. zonder dat daarin onmiddellijk een begraving plaatsvindt
Lid 3: door onvoorziene omstandigheden kan de noodzaak ontstaan hierin wijzigingen aan te brengen om aan de bestaande behoefte in lijkbezorging te kunnen blijven voorzien.
Lid 1: Asverstrooiingen zijn nieuw op de gemeentelijke begraafplaats. Wijziging in de Wet op de Lijkbezorging hebben de mogelijkheden hierin verruimd. Maatschappelijk gezien is de behoefte hieraan gegroeid. Om asverstrooiing op de begraafplaats mogelijk te maken wordt de APV aangepast. Asverstrooiing op begraafplaatsen was tot dusverre verboden.
Lid 2: algemene graven worden niet op verzoek uitgegeven. Slechts indien niemand in de lijkbezorging voorziet (dus de gemeente wettelijke verplicht is hierin te voorzien) wordt een algemeen graf uitgegeven.
Lid 3: Een algemeen graf kent geen rechthebbende. Het graf blijft in beheer bij de gemeente en derhalve is slechts de gemeente bevoegd vast te stellen wie in het betreffende graf wordt bijgezet.
Lid 4: in de praktijk komt het erop neer dat de rechthebbenden van de graven waarvan het grafrecht per 1 januari van het daaropvolgende jaar afloopt door de gemeente worden aangeschreven met het verzoek om aan te geven of verlenging van het grafrecht gewenst is, danwel dat het betreffende graf kan worden geruimd.
Lid 5 onder a: in de praktijk komt het veelvuldig voor dat een ongehuwd kind later in het graf van de ouders wordt bijgezet. Indien dit op voorhand bekend is én om eventuele problemen (bijvoorbeeld de in de wet gestelde 10 jaar grafrust) bij de derde begraving te voorkomen, wordt het graf direct bij de eerste begraving driediep uitgegraven.
Lid 5 onder b: technisch gezien kan een groter aantal asbussen in een eigen graf worden bijgezet. In het kader van de exploitatie heeft dit mogelijk ongewenste consequenties, vandaar de beperking van twee.
Lid 7: het is ongewenst om het grafrecht bij meerdere personen te beleggen omdat zich situaties voor kunnen doen (onenigheid onder de nabestaanden over wijze van lijkbezorging, verlenging van grafrecht etc.) waarbij de gemeente in een ongewenst positie komt en partij moet kiezen. De nabestaanden kunnen zich in conflictsituaties tot de rechter wenden.
Lid 8: De Wet op de Lijkbezorging stelt dat dit schriftelijk vastgelegd moet worden. Alleen op deze wijze is voor alle partijen juridisch aantoonbaar wie aanspraak kan maken wie het grafrecht op een graf bezit.
Lid 1: Nabestaanden hebben meer keuze in asbestemming. Het komt b.v. steeds vaker voor dat urnen in een eigen graf worden bijgezet. Nabestaanden kiezen bewust voor de uitstraling van een dergelijk type graf.
Lid 2: de Wet op de Lijkbezorging maakt het mogelijk asbussen op de graven bij te zetten. Op de gemeentelijke begraafplaats is dit niet toegestaan.
In dit artikel worden de regels van de Wet op de Lijkbezorging uitgewerkt.
Lid 1: in feite behelst het een aanvraag voor een graf, urnengraf, urnennis of verstrooiing. Naar aanleiding van de vraag wordt een bepaald type lijkbezorging gefaciliteerd en een grafakte opgemaakt. In de grafakte wordt ook uitgifte van een urnengraf, urnennis of verstrooiing geregeld.
Lid 3: zonder verlof tot begraven en het gelijkgestelde document dat is opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt geen grafakte opgemaakt en ontstaat derhalve geen grafrecht.
Lid 4: indien de lijkbezorging plaatsvindt binnen 36 uur na overlijden dien de burgemeester hier specifiek een verlof voor af te geven.
Lid 1: De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst de beheerder van de begraafplaatsen een eigen bevoegdheid te geven om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.
Lid 2: De machtiging is nieuw in de verordening. Gezien ervaringen in het verleden is deze regel vastgesteld om stringenter het begrip “rechthebbende op een graf” toe te kunnen passen. Op deze wijze is de gemeente juridisch altijd ingedekt als het gaat over toestemming tot bijzetting in bestaande graven. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het eigen graf mag worden bijgezet. De nabestaanden van de overleden rechthebbende hebben 1 jaar de tijd om het grafrecht over te sluiten (zie elders in de verordening).
Lid 3: Door een juiste toepassing van de Wet op de Lijkbezorging treed hier een verschil op met de verordening van 1994. Hierin was geregeld dat ingeval van een bijzetting altijd een grafrecht op een graf van 20 jaar werd gevestigd. Nu zal dit dus per geval bekeken en vastgesteld dienen te worden. De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn van 10 jaar dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.
Lid 2: deze beperking vindt zijn oorsprong in de Wet op de Lijkbezorging. Op deze wijze staat onomstotelijk de identiteit van het stoffelijk overschot vast.
Het is niet langer wettelijk verplicht overledenen in een kist te begraven. Lijkhoezen zijn voortaan toegestaan doch hieraan zijn in het kader van het milieu strenge eisen gesteld.
Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt.
Lid 1: tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts een persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Het kan ook voorkomen dat een rechtspersoon (b.v. een stichting speciaal in het leven gehouden ter instandhouding van een of meer graven, een Heemkundekring etc.) het grafrecht overneemt.
Lid 3-4: de termijn van hernieuwd vestigen van grafrecht wordt gesteld op een jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd. Het is wél een instrument om indien het onbekend blijven van een nieuwe rechthebbende onoverkomelijke bezwaren op gaat leveren (bijvoorbeeld een herinrichting, hergebruik van het graf etc.) op een gegeven moment het grafrecht vervallen te kúnnen verklaren en handelend op te kunnen treden.
Lid 1: in een aantal gevallen vervalt het grafrecht van rechtswege. Tevens wordt voor rechthebbenden de mogelijkheid geschapen om afstand te doen van het grafrecht indien dit door omstandigheden te belastend zou worden.
Lid 2: ingeval rechthebbenden moedwillig verzuimen zich aan de regels zoals die in deze verordening worden gesteld te houden geeft dit lid de gemeente mogelijkheden om het grafrecht eenzijdig te beëindigen waarna het graf én het monument aan de gemeente vervalt en deze noodzakelijke maatregelen kan treffen in verband met veiligheid en aanzien van de begraafplaats.
Lid 3: aangezien het initiatief (dan wel de nalatigheid) bij de rechthebbende ligt worden ook de financiële gevolgen van het beëindigen van het grafrecht daar neergelegd.
Lid 4: Hoewel het grafmonument juridisch gezien door natrekking bij plaatsing eigendom is geworden van de eigenaar van de grond, de gemeente, worden rechthebbenden die het monument in eigendom willen verkrijgen in de gelegenheid gesteld dit van het graf te verwijderen alvorens het graf aan de gemeente vervalt.
In dit artikel wordt wildgroei qua vorm, kleur, materiaal en afmeting in grafbedekkingen tegengegaan. In het verleden is gekozen voor één vastgesteld model per “klasse”. In het bij deze verordening behorende uitvoeringsbesluit wordt deze verplichting op beperkte schaal en op een klein gedeelte van de begraafplaats verruimd. Zeker in aanvang is de gemeente erbij gebaat hierbij de vinger aan de pols te houden en derhalve is de vergunningsplicht heringevoerd.
Lid 2: de vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op de eigen graven behalve indien gekozen wordt voor het tot op heden voorgeschreven en door het college vastgestelde model. De grafbedekking die hiervan afwijkt zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in het “Uitvoeringsbesluit grafbedekkingen 2005”.
Lid 3: de eisen zijn ruim geformuleerd zodat wel een verzoek om ontheffing kan worden ingediend doch de verwachting is dat dit zelden zal gebeuren.
Lid 5: het is niet de bedoeling dat nabestaanden zelf monumenten plaatsen doch dat dit geschiedt door professionele bedrijven. De beheerder kan op deze wijze toetsen.
Lid 6: hierin wordt uitgedrukt dat alle kosten die gemaakt dienen te worden in verband met een eigen graf, urnenkelder of urnennis voor de rechthebbende zijn.
Lid 7: de beheerder heeft de mogelijkheid om voorwerpen en planten die de begraafplaats of het graf ontsieren te verwijderen.
Lid 8: dit omdat het graf in beheer bij de gemeente blijft.
Leden 1-3: hier wordt een duidelijke scheiding aangegeven wie voor welk onderhoud verantwoordelijk is. Duidelijk is dat het gehele grafoppervlak met voorwerpen die daarop worden geplaatst een verantwoordelijkheid is van de rechthebbende. Het overige gedeelte van de begraafplaats is des gemeentes.
Algemeen: De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op eigen graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op eigen graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Op 25 oktober 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat grafbedekkingen middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. Hiermee werd het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2002 bevestigd. De consequentie van deze uitspraak is dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid).
Lid 1-3: de gemeente regelt als eigenaar van de grond de aansprakelijkheid voor en de verplichting tot het onderhoud en herstel van grafbedekkingen in de richting van de rechthebbende in deze verordening. Indien de rechthebbende zich niet aan de verplichtingen houdt is de gemeente verplicht deze aan te schrijven en in de gelegenheid te stellen een en ander te herstellen.
Lid 4: in de verordening geregeld dat de gemeente handelingen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, kan plegen indien de grafbedekking niet in zodanige staat wordt gehouden dat risico vermeden wordt.
Lid 5: de gemeente kan handelend optreden indien de rechthebbende de termijn om herstel te plegen laat verlopen.
Dit artikel regelt het vergoeden van kosten die gemaakt worden om een begraving of bijzetting mogelijk te maken. Belangrijk voor de verplichting in de kosten te voorzien hierbij is van wie de wens of noodzaak uitgaat. In lid 1 ligt de behoefte bij de gemeente, in lid 2 bij de rechthebbende van het graf aangezien deze zelf bepaald of iemand in het graf wordt bijgezet.
Lid 1: op begraafplaat Jacobshof bevindt zich een zogenaamde knekelpunt, een verzamelgraf waarin eventuele resten van overledenen worden herbegraven. Verstrooiing vindt plaats op het strooiveld.
Lid 2: de rechthebbende dient hierbij het initiatief te nemen en een verzoek hiertoe kenbaar te maken aan de gemeente.
Lid 3: een algemeen graf blijft onder beheer van de gemeente en kent geen rechthebbende. Oorzaak kan zijn dat ten tijde van de begraving geen rechthebbende bekend was, danwel dat niemand in de lijkbezorging wenste te voorzien. Na verloop van 10 jaar kunnen de eventuele overblijfselen worden herbegraven in een eigen graf dat wel een rechthebbende kent. Dit geschiedt dan op kosten van die rechthebbende.
Lid 4: de minimale grafrusttermijn is 10 jaar.
Lid 5: conform lid 3 maar nu voor eigen graven mét rechthebbende.
Dit artikel verplicht de rechthebbende het graf “schoon” te maken alvorens tot ruiming wordt overgegaan
Zodat de beheerder niet wordt opgezadeld met het verzamelen en ter beschikking houden van allerlei voorwerpen ten behoeve van de rechthebbenden. De rechthebbenden worden ruimschoots voor de daadwerkelijke datum van ruiming hiervan op de hoogte gesteld zodat zij aan deze verplichting kunnen voldoen.
Lid 1: het is nabestaanden niet toegestaan zelf deze handelingen te verrichten. De aangewezen persoon op de begraafplaats zal ingeval van Jacobshof de beheerder zijn in wiens takenpakket het delven en ruimen van graven is opgenomen.
Lid 2: de aard en benodigde deskundigheid van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat niet terzake deskundigen dit uitvoeren en onbevoegden hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de aanwezigheid van derden hierbij te weren.
Voor het kunnen toepassen van hetgeen in deze verordening is opgenomen dient het vast te staan dat de rechthebbende daadwerkelijk op de hoogte is geweest van de inhoud van de verordening. Door artikel 29 wordt hieraan invulling gegeven.