Organisatie | Schiedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bibob beleidsregels gemeente Schiedam 2015 |
Citeertitel | Bibob beleidsregels gemeente Schiedam 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Bibob-beleidslijn gemeente Schiedam.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-11-2015 | nieuwe regeling | 27-10-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 09-11-2015 | Onbekend. |
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: de Wet) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit de Wet voortvloeiende bevoegdheden;
Gelet op het bepaalde in de Wet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en horecawet (hierna: DHW), artikel 30b van de Wet op de kansspelen (hierna: WOK), de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), de Algemene plaatselijke verordening gemeente Schiedam 2013 (hierna: de APV), de Algemene Subsidieverordening gemeente Schiedam 2012 (hierna: de subsidieverordening), Verordening Woonruimtebemiddeling gemeente Schiedam 2015 (hierna: de Huisvestingsverordening), de Marktverordening Schiedam 2007 (hierna: de marktverordening), de Verordening winkeltijden Schiedam 2012 (hierna: de winkeltijdenverordening);
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een beschikking, de exploitant, de verhuurder, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;
eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de Wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;
Onderhavige beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op de toepassing van de Wet door de rechtspersoon met een overheidstaak en het bestuursorgaan. De beleidsregels laten dus onverlet dat binnen de grenzen van andere regelgeving op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.
Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen.
Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij beschikkingen
De toepassing van de Wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:
Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats als zij vallen onder de daartoe aangewezen branche en/ of gebied dan wel genoemde risico-/drempelindicatoren:
de aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2:28 van de APV. Het betreft hier de vergunning die nodig is voor de exploitatie van een openbare inrichting (ook wel bekend als: de horeca-inrichting). De toepassing blijft beperkt tot de aanvragen betreffende de exploitatie van een coffeeshop.
Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er:
vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet:
de aanvraag voor een beschikking ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo. Het betreft hier de omgevingsvergunning voor het oprichten, het veranderen van de werking of in werking hebben van milieu-inrichtingen. Inrichtingen welke meldingsplichtig zijn (Activiteitenbesluit) vallen niet onder het toepassingsbereik van de Wet;
een aanvraag voor een beschikking ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo, indien deze ingevolge artikel 2.17 van de Wabo onder de werking van de Wet vallen. Het betreft hier de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (hierna: OBM). De OBM is van toepassing op een aantal activiteiten met betrekking tot afvalstoffen of het opbulken van grond. Naast een melding ingevolge het Activiteitenbesluit, dient voor deze activiteiten ook een OBM aangevraagd te worden;
Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij overheidopdrachten
In de documentatie die ten grondslag ligt aan de uitnodiging tot aanbesteding en de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de gegunde opdracht wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden beslist/overgegaan tot het niet gunnen van de opdracht dan wel ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.
Paragraaf 4: Toepassing van Bibob-toets bij verleende beschikkingen, gegunde opdrachten, gesloten overeenkomsten en bijzondere situaties
Artikel 4.1 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen, gegunde opdrachten en gesloten overeenkomsten
Artikel 4.2 Toepassingsbereik Bibob-toets bij adviesverzoeken bij het Bureau
Een Bibob-toets zal plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan dan wel de rechtspersoon met een overheidstaak bij het Bureau blijkt, dat tegen betrokkene de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.
Paragraaf 5: Uitvoering van de Bibob-toets
Artikel 5.1 Eigen onderzoek en adviesverzoek aan het Bureau
In de in deze beleidsregels bepaalde gevallen (zie artikel 2.1, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2), zal betrokkene de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze Bibob-vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.
De Bibob-toets naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bestaat uit een tweetal stappen:
Het eigen onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:
Bij de uitvoering van het eigen onderzoek wordt de informatiepositie van bestuursorganen/de rechtspersoon met een overheidstaak versterkt vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Als het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in de Wet, kan het besluiten:
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:
Een toetsing aan de Wet met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokkenen te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag/de rechtspersoon met een overheidstaak de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag/de rechtspersoon met een overheidstaak eerst gebruik moet maken van de eigen reguliere instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
Bij een ‘mindere mate van gevaar’ dat de beschikking, de overeenkomst dan wel de overheidsopdracht gebruikt wordt/zal worden voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag/de rechtspersoon met een overheidstaak besluiten daaraan extra voorschriften/voorwaarden verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob- gerelateerd te zijn.
Het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 9 van de Wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.
In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen de beschikking weigeren/in te trekken, de overeenkomst niet aan te gaan/te ontbinden, de betrokkene uit te sluiten van deelname, de overheidsopdracht niet te gunnen, dan wel de gegunde overheidsopdracht in te trekken, dan wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet.
Indien het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de Wet, de wettelijke termijn waarbinnen betreffende besluit dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de Wet.