Organisatie | Binnenmaas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Binnenmaas 2015-2019 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Binnenmaas 2015-2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Huisvestingsverordening Binnenmaas 2015-2019 |
Geen
Onbekend
Huisvestingswet 2014
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2015 | 01-05-2017 | wijziging ivm inwerkingtreding Huisvestingswet 2014 | 01-10-2015 Gemeenteblad | Onbekend |
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
De raad van de gemeente Binnenmaas;
overwegende dat als gevolg van de inwerkingtreding van de Huisvestingswet 2014 de werking van de in 2011 vastgestelde Huisvestingsverordening per 1 juli 2015 vervalt, het noodzakelijk is om een nieuwe Huisvestingsverordening vast te stellen die voldoet aan de genoemde wet;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Binnenmaas;
gelet op de relevante bepalingen van de Huisvestingswet 2014;
de Huisvestingsverordening Strijen 2015-2019 vast te stellen, als volgt:
In deze verordening wordt verstaan onder:
De gezamenlijke verzamelinkomens als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 van de aanvragers van een huisvestingsvergunning voor een bij huisvestingsverordening aangewezen woonruimte, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor belanghebbende telkens wordt gelezen aanvrager;
hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
HOOFDSTUK 2. De huisvestingsvergunning
Artikel 2. Aanwijzing vergunning plichtige woonruimte
Woonruimten die gelegen zijn in de Hoeksche Waard en eigendom zijn van een woningcorporatie of particuliere verhuurder met een huurprijs beneden de Sociale huurprijsgrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a. van de Wet op de huurtoeslag, mogen enkel voor bewoning in gebruik worden genomen of gegeven als daarvoor een huisvestingsvergunning is verleend.
Artikel 3. Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 10 van de wet, komen voor een huisvestigingsvergunning in aanmerking:
woningzoekenden met een huishoudinkomen dat niet hoger is dan het van rijkswege jaarlijks vast te stellen bedrag een voor een sociale huurwoning, onverminderd het bepaalde in artikel 4 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting.
Artikel 4. Inschrijfsysteem van woningzoekenden
3.De woningzoekende ontvangt een bewijs van inschrijving.
Artikel 5. Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
Artikel 6. Bekendmaking aanbod van woonruimte
Artikel 7. Voorrang bij urgentie
Voor de in artikel 2 aangewezen woonruimtecategorie wordt bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is, waarbij als het gaat om een woning met specifieke voorzieningen voorrang wordt gegeven aan huishoudens met een desbetreffende indicatie.
Artikel 8. Verzoek om indeling in een urgentiecategorie
Artikel 9. Intrekken of wijzigen indeling in een urgentiecategorie
Artikel 10. Rangorde woningzoekenden
als op grond van onderdeel a. meerdere woningzoekenden met dezelfde rangorde in aanmerking komen, dan gaan woningzoekenden met een eerder afgegeven beschikking tot indeling in een urgentiecategorie voor op woningzoekenden met een later afgegeven beschikking, tenzij sprake is van een dringende reden om hiervan af te wijken;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van de artikelen 3, 7, en 8 van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid of onbillijkheid leidt, af te wijken van deze verordening ten gunste van de aanvrager.
Artikel 12. Bestuurlijke boete
Artikel 13. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel
1.Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2015 en vervalt op 1 oktober 2015.. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Huisvestingsverordening Binnenmaas 2015-2019.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Binnenmaas in zijn openbare vergadering gehouden op […]2015, | ||
De nieuwe Huisvestingswet 2014 (hierna: wet) maakt aanpassing van de huisvestingsverordening noodzakelijk. De huidige huisvestingsverordening voldoet vanaf 1 januari 2015 niet meer aan de geldende wetgeving. Vanaf 1 juli vervalt de huidige verordening van rechtswege. Hiernaast is wijziging van de verordening nodig vanwege de sterke verandering van de woningmarkt, de veranderende rol van gemeenten en woningcorporaties en de wil om de regeldruk te verminderen.
In 2011 hebben alle gemeenten in de Hoeksche Waard voor het laatst collectief een wijziging doorgevoerd in de huisvestingsverordening. Tussentijds hebben gemeenten echter zelfstandig ook wijzigingen aangebracht, waardoor niet alle bepalingen gelijk zijn aan elkaar. Dit betreft kleine wijzigingen, zoals het afschaffen van de verplichte huisvestingsvergunning voor bestaand koopwoningen en de verplichting om deze eerst zes dan wel dertien weken te koop aan te bieden aan inwoners van of aan mensen met een binding aan de Hoeksche Waard.
Uitgangspunt bij de huidige huisvestingsverordening was het beschermen van de bewoners van de Hoeksche Waard voor woningzoekenden zonder binding aan de Hoeksche Waard. De laatste jaren is deze noodzakelijke bescherming niet meer noodzakelijk vanwege voldoende aanbod op de woningmarkt. Er is dus geen sprake meer van schaarste en het reguleren van de woningmarkt is daarom in de nieuwe wet niet toegestaan. Alleen in de sociale huur is nog schaarste als het gaat om woningen met een huur tot € 576,87 (de aftoppingsgrens huurtoeslag voor kleine huishoudens, als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a. van de Wet op de huurtoeslag per 1 januari 2015).
De Huisvestingswet 2014 biedt gemeenten het instrumentarium om in te grijpen in de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Het instrumentarium bestaat uit het vaststellen van een Huisvestingsverordening, die o.a. regels bevat met betrekking tot het in gebruik geven en nemen van goedkope woonruimte. Het uitgangspunt van de wet is de vrijheid van vestiging. Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft, heeft het recht om zich vrijelijk te verplaatsen en te vestigen. Dit grondrecht kan alleen worden beperkt indien noodzakelijk voor het algemeen belang in een democratische samenleving. Dat belang kan volgens de wet gelegen zijn in het tegengaan van de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte. Als hier aantoonbaar sprake van is – en als het instrumentarium van de wet geschikt en proportioneel is om die effecten te bestrijden – kunnen gemeenten verdelingsregels stellen. De schaarste kan betrekking hebben op schaarste aan goedkope woonruimte in het algemeen, schaarste aan woonruimte met specifieke voorzieningen of schaarste aan woonruimte voor de huidige inwoners van een gemeente.
De nieuwe Huisvestingswet 2014 spreekt niet alleen van schaarste, maar van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte. Teneinde de rechten van woningzoekenden niet onnodig te beperken, dient ingrijpen beperkt te blijven tot die delen van de woningmarkt waar deze effecten van schaarste zich voordoen. Het bestaan van schaarste op zich is onvoldoende reden om van de wet gebruik te maken: er moet tevens sprake zijn van verdringing van kwetsbare groepen, als gevolg van die schaarste. Dit is volgens HW Wonen niet het geval. Uit de cijfers van HW Wonen is gebleken dat het aantal reacties op woningen met een eerdergenoemde huur beneden de aftoppingsgrens van € 576,87 gemiddeld drie maal het aantal reacties is dat zij op duurdere huurwoning ontvangen. Op basis hiervan is de conclusie gewettigd dat er in algemene zin schaarste is aan huurwoningen tot de genoemde grens van € 576,87. Van verdringing van kwetsbare groepen is echter geen sprake volgens HW Wonen en nu dat het geval is, staat het in het leven roepen van een vergunningsysteem op gespannen voet met de Huisvestingswet. Daarom is er van afgezien om een vergunningplicht te laten gelden voor woningzoekenden die niet vallen in een urgentiecategorie.
Het stellen van voorrangsregels voor mensen met binding boven mensen zonder binding met de Hoeksche Waard is in algemene zin niet toegestaan; in specifieke gevallen kan het bovendien slechts bij de helft van de woningen. Het is dus verplicht om specifieke (kwetsbare) groepen te benoemen. Zoals aangegeven vindt verdringing van deze groepen volgens HW Wonen niet plaats en is dat dus ook niet aan te tonen, terwijl dat wel verplicht is wanneer voorrangsregels worden opgesteld.
Er wordt verder geen grote toestroom verwacht van mensen zonder binding, zodat de mogelijke verdringing die deze groep in de toekomst veroorzaakt minimaal zal zijn. Gelet daarop is geen voorrangsregel in de verordening opgenomen.
Drie urgentiecategorieën zijn verplicht wanneer gemeenten besluiten een urgentieregeling in de huisvestingsverordening op te nemen. Dit zijn:
Gemeenten kunnen ervoor kiezen hier categorieën aan toe te voegen. Er is voor gekozen om als aanvullende categorie alleen woningzoekenden die hun woonruimte hebben of moeten verlaten in verband met een medische en/of sociale indicatie op te nemen. Andere categorieën, zoals (tijdelijke) dakloosheid buiten schuld of bij echtscheiding kunnen een sociale indicatie opleveren, maar dat hoeft niet altijd. Om daarin een afweging te kunnen maken is urgentie beperkt tot een medische of sociale indicatie. Twee van de drie door de wet voorgeschreven urgentiecategorieën mogen volgens de wet geen bindingseisen tegengeworpen krijgen, te weten de vergunninghouders en de woningzoekenden uit een tijdelijke opvangvoorziening in verband met problemen van relationele aard of geweld.
De vergunningplicht is beperkt tot huurwoningen met een met een huurprijs beneden de Sociale huurprijsgrens volgens de Wet op de huurtoeslag (2015: € 710,68). Deze mogen enkel voor bewoning in gebruik worden genomen of gegeven als daarvoor een huisvestingsvergunning is verleend. Vervolgens is geregeld dat de vergunningplicht niet geldt in gevallen, wanneer geen sprake is van een urgent woningzoekende. Burgemeester en wethouders kunnen op de bevoegdheid om vergunningen te verlenen mandateren aan verhuurders, bijvoorbeeld de (samenwerkende) corporaties.
Concluderend gelden bij de Huisvestingsverordening 2015-2019 de volgende uitgangspunten:
In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven behandeld.
De wet kent al een aantal definities die ook bindend zijn voor deze verordening. Er is voor gekozen om de relevante in de wet opgenomen definities tevens in de verordening op te nemen.
Voor de definitie voor woonruimte geldt dat onder woonruimten in beginsel ook woonschepen en woonwagens vallen. Omdat deze in de regel in eigendom van de bewoners zijn, vallen ze niet veelal onder bereik van de huisvestingsvergunning. Ligplaatsen voor woonschepen en standplaatsen voor woonwagens worden in de regel wel verhuurd, maar deze vallen niet onder de definitie van woonruimte.
Bij de definitie van mantelzorg in de verordening is aangesloten bij de definitie in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Verder zijn de definities toegesneden op de Hoekschewaardse situatie.
Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 7 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën goedkope woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend. In deze verordening is als enige categorie aangewezen huurwoningen met een huurprijs beneden de Sociale huurprijsgrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a. van de Wet op de huurtoeslag (€ 710,68 peildatum 1 januari 2015)
Woonruimten met een huur boven de huurprijsgrens en/of gelegen buiten het aangewezen gebied kunnen zonder huisvestingsvergunning worden gehuurd of verhuurd.
In het tweede lid is vastgelegd dat de plicht tot een huisvestingsvergunning niet geldt in gevallen waarin geen urgent woningzoekende, als bedoeld in artikel 7, lid 2., in aanmerking komt voor de woonruimten die onder de vergunningplicht vallen.
Artikel 3. Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Deze bepaling is in de eerste plaats een uitwerking van artikel 9 van de wet waarin dwingend is bepaald dat als de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan artikel 7 van de wet, hij in de huisvestingsverordening de criteria vastlegt voor de verlening van huisvestingsvergunningen. De gemeenteraad is vrij in het vaststellen van die criteria. Deze bepaling is in de tweede plaats een uitwerking van artikel 10, eerste lid, van de wet waarin in het belang van de transparantie van het huisvestingsvergunningstelsel is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening vastlegt welke categorieën woningzoekenden in aanmerking komen voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning. In het tweede lid van artikel 10 van de wet is bepaald dat voor een huisvestingsvergunning slechts in aanmerking komen woningzoekenden die de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld, of vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf in Nederland hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.
In deze verordening zijn als criteria opgenomen meerderjarige woningzoekenden, minderjarige woningzoekenden aan wie handlichting is verleend en woningzoekenden met een huishoudinkomen dat niet hoger is dan het van rijkswege volgens de tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting jaarlijks vast te stellen bedrag om voor een sociale huurwoning in aanmerking te komen. Voor 2015 is dit huishoudinkomen vastgesteld op € 34.911,00.
Woningzoekenden die niet aan de criteria voldoen komen niet in aanmerking voor een huisvestingsvergunning, tenzij de woningcorporatie besluit toepassing te geven aan artikel 4 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting. Op grond van dit artikel kunnen de corporaties 10% van de sociale huurwoningen die vrijkomen, toewijzen aan woningzoekenden met een hoger inkomen. In de praktijk maakt HW-wonen gebruik van deze mogelijkheid voor senioren.
Artikel 4. Inschrijfsysteem van woningzoekenden
Deze bepaling is gegrond op artikel 4, eerste lid, onder a, van de wet. Het hanteren van eenzelfde inschrijfsysteem bevordert de transparantie en vermindert de administratieve lasten voor de burger. In artikel 14, tweede lid, is een overgangsregeling opgenomen voor bestaande inschrijvingen in oude inschrijfsystemen. Zie verder de toelichting bij artikel 13. Het in het derde lid genoemde bewijs van inschrijving is vormvrij.
Artikel 5. Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 5 van de wet. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening regels stelt over de wijze van aanvragen van vergunningen en de gegevens die door de aanvrager worden verstrekt bij de aanvraag van een vergunning. De onder a genoemde gegevens met betrekking tot leeftijd, nationaliteit en, indien van toepassing, verblijfstitel zijn noodzakelijk in verband met de wettelijke eisen van artikel 10, tweede lid, van de wet. Zie hierover nader de toelichting onder artikel 3.
In artikel 18 van de wet zijn intrekkingsgronden voor de huisvestingvergunning opgenomen. Zo kan de vergunning worden ingetrokken als de vergunninghouder de in die vergunning vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening gestelde termijn in gebruik heeft genomen (zie het derde lid, onder c.) of als de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens (zie het tweede lid) waarvan deze wist of moest vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren. Deze intrekkingsgronden gelden rechtstreeks op grond van de wet en zijn in de verordening niet herhaald.
Artikel 6. Bekendmaking aanbod van woonruimte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 20 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad regels kan stellen over de wijze van bekendmaking van de beschikbaarheid van vergunningplichtige woonruimte. Transparantie in het woningaanbod draagt voor woningzoekenden bij aan het gericht vinden van voor hen beschikbare woonruimte.
Evenals onder de werking van de vorige huisvestingsverordening is het reageren op het woningaanbod van belang bij de woningtoewijzing. De woningcorporatie kan de toewijzing namelijk laten plaatsvinden op basis van het aantal ingediende reacties (voorheen woonbonnen) en/ of op basis van inschrijvingsduur. Daarom is in het 4e lid van dit artikel de mogelijkheid opgenomen om te reageren op nieuw woningaanbod dat periodiek bekend wordt gemaakt.
Artikel 7. Voorrang bij urgentie
De wet biedt de mogelijkheid een urgentieregeling op te stellen, ook wanneer geen sprake is van schaarste aan goedkope woonruimte (artikel 12 van de wet). Ook zonder schaarste kan immers behoefte bestaan om sommige woningzoekenden met voorrang te kunnen huisvesten. In de huisvestingsverordening kan overeenkomstig artikel 12 van de wet bepaald worden dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte – welke niet dezelfde hoeven te zijn als zijn aangewezen in artikel 2 – bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is, waarbij als het gaat om een woning met specifieke voorzieningen voorrang wordt gegeven aan huishoudens met een desbetreffende indicatie.
In het tweede lid zijn de criteria vastgelegd volgens welke de urgent woningzoekenden worden ingedeeld in urgentiecategorieën. Vergunninghouders, personen die in blijf-van-mijn-lijfhuizen verblijven, en woningzoekenden die mantelzorg verlenen of ontvangen behoren in ieder geval tot de urgente woningzoekenden (artikel 12, derde lid, van de wet). Deze groepen kunnen dus niet van indeling in een urgentiecategorie worden uitgesloten. Dit geldt voor alle gemeenten, dat wil zeggen dat een woningzoekende die valt onder deze verplichte urgentiecategorieën in elke gemeente met urgentie moet worden behandeld.
Als extra categorie is opgenomen de woningzoekenden die hun woonruimte hebben of moeten verlaten in verband met een medische en/of sociale indicatie. Andere categorieën, zoals (tijdelijke) dakloosheid buiten schuld of bij echtscheiding kunnen slechts urgent zijn als de omstandigheden een sociale indicatie opleveren.
Artikel 8. Verzoek om indeling in een urgentiecategorie
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 13 van de wet, waarin is bepaald dat burgemeester en wethouders beslissen over de indeling van woningzoekenden in de urgentiecategorieën. Hierbij is expliciet bepaald (2e lid) dat burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid mandaat kunnen verlenen. Voorts is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening regels stelt over de wijze waarop woningzoekenden kunnen verzoeken om indeling in een urgentiecategorie. De motivering, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan bijvoorbeeld omvatten: de aard van de persoonlijke problematiek, de relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie en de argumentatie op grond waarvan verhuizing op korte termijn absoluut noodzakelijk is. Voor het nemen van een beschikking als bedoeld in het derde lid, kunnen burgemeester en wethouders zich laten adviseren. Zo kan bijvoorbeeld voor het behandelen van verzoeken om een medische indicatie een medisch adviseur worden aangewezen.
Vergunninghouders doen geen verzoek om ingedeeld te worden in een urgentiecategorie. Vergunninghouders hebben altijd urgentie, ook zonder verzoek.
Artikel 9. Intrekken of wijzigen indeling in een urgentiecategorie
Als een woningzoekende bijvoorbeeld langer dan zes maanden geen gebruik heeft gemaakt van de beschikking tot indeling in een urgentiecategorie, zou deze beschikking kunnen worden ingetrokken op grond van het eerste lid, onder a.
Artikel 10. Rangorde woningzoekenden
In deze bepaling is in het eerste lid, in aansluiting op de voorrangsregels bij urgentie (artikel 7) van deze verordening, een uitwerking gegeven hoe de voorrang tot stand komt, waarbij tevens een rangorde voor toewijzing van woonruimte is gegeven voor de gevallen waarin er meer dan één gegadigde is met voorrang voor een bepaalde woonruimte.
In het tweede lid is vastgelegd dat burgemeester en wethouders regels stellen voor een doelmatige en rechtvaardige verdeling van de woonruimte. Onder de werking van de oude verordening zijn dergelijke regels in het leven geroepen in de vorm van een urgentie draaiboek voor de Hoeksche Waard. Het is de bedoeling dat burgemeester en wethouders dit bestaande draaiboek vaststellen als de regeling als bedoeld in het tweede lid, met de opdracht om binnen een nader vast te stellen termijn dit draaiboek in overeenstemming te brengen aan deze verordening.
Voor de gevallen waarin toepassing van de in dit artikel genoemde bepalingen in een specifieke omstandigheid, leidt tot een in rechtskundig of moreel opzicht niet aanvaardbare situatie, is evenals in de oude verordening, een clausule opgenomen die het mogelijk maakt om, in voor een aanvrager positieve zin, van de verordening af te wijken.
Artikel 12. Bestuurlijke boete
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 35 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen een bestuurlijke boete op te leggen ter zake van de overtreding van de verboden, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften in de wet. Voor deze verordening is alleen het verbod in artikel 8 van de wet relevant. De maximale hoogte van de boete is gebaseerd op artikel 35, lid 2 van de wet. Voor een overtreding van het eerste lid respectievelijk het tweede lid van artikel 8 van de wet kan een boete worden opgelegd volgens de eerste categorie (€ 335,00 per 1 januari 2015), respectievelijk de vierde categorie (€ 16.750,00 per 1 januari 2015) als bedoeld in artikel 23, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.
Naast het bepalen dat de bestuurlijke boete kan worden opgelegd, bepaalt de raad in de verordening ook de hoogte van de boete die voor verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het daadwerkelijk opleggen van een bestuurlijke boete.
De wet geeft alleen bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden. Het gewone strafrecht geldt daarnaast bij overtreding van de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld in geval van valsheid in geschrifte of bedreiging).
Artikel 13. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
In artikel 51, tweede lid, van de wet is geregeld dat de verordening op grond van de (oude) Huisvestingswet zes maanden na de inwerkingtreding van de Huisvestingswet 2014 vervalt. In het derde en vierde lid van artikel 51 van de wet is overgangsrecht opgenomen voor al verleende vergunningen. Deze vergunningen worden gelijkgesteld met de vergunningen op grond van de Huisvestingswet 2014. Ook lopende bezwaarschriften vallen onder deze overgangsregeling, omdat bezwaarschriften altijd betrekking hebben op vergunningen of het weigeren of intrekken van vergunningen. In artikel 51, vijfde lid, van de wet is geregeld dat aanvragen die zijn ingediend op grond van de verordening op grond van de (oude) Huisvestingswet, worden afgehandeld krachtens de daarop gebaseerde (oude) verordening. In de verordening is deze bepaling opgenomen met dien verstande dat dit niet geldt als volgens deze (nieuwe) verordening geen vergunningplicht meer geldt.
Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel
De maximale werkingsduur van een huisvestingsverordening is 4 jaar. In de verordening is 1 juli 2019 als einddatum gesteld.