Organisatie | Steenwijkerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Jeugdhulp Steenwijkerland 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels Jeugdhulp Steenwijkerland 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Steenwijkerland 2015 (Gemeenteblad 2014, nr. 79247)
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-10-2015 | 07-07-2017 | Nieuwe regeling | 11-08-2015 Gemeenteblad 2015, nr. 97728 | Geen |
Op 1 januari 2015 is de Jeugdwet in werking getreden. Vanaf dat moment is de gemeente, in aanvulling op de bestaande gemeentelijke taken preventie en jeugdgezondheidszorg, verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. Jeugdhulp omvat een breed scala aan mogelijke vormen van zorg, hulp of ondersteuning. Er worden ook enkele vormen van ondersteuning aan jeugdigen via de Wet maatschappelijke ondersteuning verstrekt, zoals woningaanpassingen.
De Jeugdwet maakt een verandering mogelijk van een stelsel dat is gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak), naar een stelsel waarin samen met de jeugdige en zijn ouders wordt gekeken naar wat in de individuele situatie passend is (afspraak). Daarbij wordt zoveel mogelijk de eigen kracht en het probleemoplossend vermogen van het gezin versterkt.
In deze beleidsregels geven we een praktische invulling aan de landelijke wetgeving, het beleidsplan en de verordening. De beleidsregels zijn vooral gericht op een zorgvuldige procedure. Deze procedure is in deze beleidsregels in bepaalde stappen opgesplitst, deze stappen zullen in de praktijk meer vloeiend in elkaar overlopen. De verschillende stappen representeren echter wel het zorgvuldige proces dat doorlopen dient te worden na een melding van een hulpvraag. Het gedwongen kader (op last van de rechter) is niet is niet in deze beleidsregels opgenomen, dit is een apart proces dat binnen de landelijke kaders regionaal wordt geregeld. De werkwijze van de gemeente sluit hier uiteraard wel op aan.
Gedurende de in de beleidsregels beschreven periode tussen melding van de hulpvraag en de eventuele verstrekking van een beschikking voor een individuele voorziening, zijn er enkele momenten te benoemen waarbij richtinggevende termijnen met het oog op de rechtsbescherming van belang zijn. Uit oogpunt van rechtsbescherming is het van belang dat er geen onredelijke doorlooptijden ontstaan. Dat hangt echter wel sterk samen met de mate van complexiteit van de hulpvraag. Om die reden zijn er geen concrete termijnen in deze beleidsregels opgenomen. Wel zijn de reguliere beslissingstermijnen zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht in deze beleidsregels opgenomen.
De beleidsregels zijn aanvullend op wat in de Jeugdwet, het beleidsplan en in de verordening is vastgelegd. Naast beleidsregels worden er Nadere regels opgesteld voor het vaststellen van de hoogte van een persoonsgebonden budget en hoe inspraak/medezeggenschap worden ingevuld. Deze punten worden dus niet opgenomen in de beleidsregels.
De beleidsregels bevatten de punten waarover op dit moment duidelijkheid bestaat binnen de gemeente Steenwijkerland. In 2015 vindt doorontwikkeling van de beleidsregels plaats, mede op basis van ervaringen van medewerkers die de toegang tot de jeugdhulp uitvoeren. Er zal een intensief proces worden ingericht waarbij met de professionals besproken wordt hoe tot keuzes gekomen wordt (intervisiebijeenkomsten). Op basis van dit proces kunnen de voorliggende beleidsregels mogelijk worden aangepast/aangevuld.
De Nadere regels en de beleidsregels jeugdhulp zijn in eerste versie door het college vastgesteld op 16 december 2014. In de eerste maanden van 2016 bleek dat een aanscherping nodig was van de voorwaarden die gelden voor het betrekken van informele hulp met een pgb. Medio 2015 heeft het college de wijzigde Nadere regels jeugdhulp vastgesteld. De onderhavige beleidsregels zijn een uitwerking van deze gewijzigde Nadere regels.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Casusregisseur: degene die verantwoordelijk is voor het (deels) uitvoeren, bewaken en coördineren van de uitvoering van het gezinsplan en in geval van stagnaties in de uitvoering de stappen zetten die er toe leiden dat het plan alsnog wordt uitgevoerd. Daarnaast fungeert de casusregisseur als aanspreekpunt voor zowel de jeugdige en/of de ouder(s) als de betrokken professionals;
CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin): de netwerkorganisatie van de CJG partners, die gezamenlijk uitvoering geven aan de samenwerkingsafspraken met het gemeentebestuur en daartoe deze samenwerkingsafspraken hebben ondertekend. Een inwoner met behoefte aan ondersteuning of een vertegenwoordiger kan zijn hulpvraag stellen bij het CJG.;
CJG kernpartner: een CJG-partner die uitvoering geeft aan de cliëntgebonden functies (o.a. integrale vraagverheldering, casusregie, lichte ondersteuning en nazorg). In Steenwijkerland zijn de CJG kernpartners: MEE, Bureau Jeugdzorg Overijssel, Zorggroep Oude en Nieuwe Land (algemeen maatschappelijk werk en Jeugdgezondheidszorg 0-4);
de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar hebben bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.
In Steenwijkerland is er voor jongeren van 18-23 jaar een flexibele overgang. Dit betekent dat in de praktijk per situatie gekeken wordt of de vraagverheldering en casusregie het beste kan plaatsvinden vanuit het CJG of vanuit het gebiedsteam. Bij overgang van CJG naar gebiedsteam zal in ieder geval warme overdracht plaatsvinden.
Individuele voorzieningen zijn vormen van jeugdhulp die niet vrij-toegankelijk zijn en waarbij een beschikking vanuit de gemeente noodzakelijk is. Deze kan worden afgegeven op grond van eigen onderzoek van de gemeente (gemandateerd aan de CJG-kernpartners) of verwijzing van de huisarts, medisch specialist of jeugdarts.
De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
De volgende individuele voorzieningen zijn alleen op basis van rechterlijke uitspraak beschikbaar:
De individuele voorzieningen worden ingekocht door de samenwerkende gemeenten in de jeugdzorgregio IJsselland. De producten die binnen bovenstaande nog algemeen aangeduide omschrijvingen beschikbaar zijn, zijn beschreven in de contracten die door de regio met zorgaanbieders zijn afgesloten. In principe zijn alleen producten die beschreven zijn in deze documenten beschikbaar als individuele voorziening in Steenwijkerland. Als er zeer specifieke hulp of ondersteuning noodzakelijk is, die niet door regio wordt ingekocht, bestaat de mogelijkheid om door middel van een pgb deze individuele voorziening in te kopen. Hieraan zijn echter wel een aantal voorwaarden verbonden, deze staan vermeld in hoofdstuk 5.
Om te beoordelen of de jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening moet een zorgvuldige procedure worden doorlopen, deze procedure wordt beschreven in het volgende hoofdstuk.
Hieronder wordt de procedure beschreven die geldt voor een hulpvraag die binnenkomt bij de gemeente. Daarnaast kunnen huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen rechtstreeks doorverwijzen naar een individuele voorziening.
De jeugdige en/of zijn ouder(s) kan de hulpvraag stellen aan medewerkers van het CJG. De jeugdige en/of zijn ouder(s) kan de hulpvraag persoonlijk, telefonisch, schriftelijk of elektronisch stellen. Indien de hulpvraag elektronisch gesteld wordt, dan ontvangt de jeugdige en/of zijn ouder(s) standaard een bevestiging van ontvangst van de hulpvraag.
De CJG-medewerker pakt de vraag op en start met een korte vraagverkenning. In deze vraagverkenning heeft de CJG-medewerker aandacht voor:
of een geval spoedeisend is. Hiervan is tenminste sprake in geval van risico’s voor de veiligheid als gevolg van kindermishandeling of huiselijk geweld. Als de CJG-medewerker constateert dat er sprake is van een spoedeisend geval, schakelt hij/zij bij risico’s voor de veiligheid Veilig thuis (AMHK) en bij andere spoedeisende gevallen de regionale crisisdienst in. De regionale crisisdienst kan ook spoedzorg bieden.
of er verder onderzoek nodig is om te bepalen wat de hulpvraag en mogelijke oplossingen zijn. In dat geval wordt de hulpvraag geregistreerd als melding en gaat men over tot de fase van het vooronderzoek. De jeugdige en/of zijn ouder(s) wordt door de medewerker geïnformeerd dat hij/zij zich bij het onderzoek desgewenst bij kan laten staan door iemand uit het eigen netwerk of een onafhankelijke cliëntondersteuner.
Indien informatie en advies niet voldoende is, wordt de hulpvraag geregistreerd als melding en wordt de casus toegewezen aan één van de medewerkers van de kernpartners van het CJG. Deze medewerker treedt vervolgens op als casusregisseur.
Het CJG verzamelt tijdens het vooronderzoek relevante gegevens die al bij de gemeente Steenwijkerland bekend zijn. Met als doel op een zo efficiënt mogelijke manier de onderzoeksfase in te gaan en te voorkomen dat jeugdige en/of zijn ouder(s) reeds bekende informatie opnieuw moet aanleveren. De toets op het woonplaatsbeginsel en zorggeschiedenis maken deel uit van het vooronderzoek. Bij het verzamelen van de gegevens wordt onder meer het gemeentelijk registratiesysteem jeugd en de verwijsindex risicojongeren geraadpleegd. Het CJG schat op basis van de melding en de gegevens van de jeugdige en/of zijn ouder(s) die al bij de gemeente bekend zijn in of en welke documenten de jeugdige en/of zijn ouder(s) nog moet aanleveren voor het onderzoek. Deze documenten worden genoemd in de bevestiging van de melding.
Na afloop van het vooronderzoek bevestigt het CJG dat de melding is ontvangen. Hiervoor geldt in principe een termijn van 5 werkdagen na ontvangst van de hulpvraag. In de bevestiging wordt de volgende informatie opgenomen:
De rechten en plichten van de jeugdige en/of zijn ouder(s), waaronder in ieder geval:
De jeugdige en/of zijn ouder(s) heeft de mogelijkheid om een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) daarom verzoekt, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan. Dit familiegroepsplan vormt de basis voor het gesprek met de casusregisseur. In dit plan gaat de jeugdige en/of zijn ouder(s) in op onderwerpen die in paragraaf 3.3 van deze beleidsregels genoemd worden onder ‘wegingsfactoren’ en ‘verslaglegging’.
Welke documenten de jeugdige en/of zijn ouder(s) moet aanleveren voor het onderzoek en binnen welke termijn. In alle gevallen dient de jeugdige en/of zijn ouder(s) een identificatiedocument ter inzage te verstrekken. Verder is er geen standaard pakket met documenten dat aangeleverd dient te worden; dit hangt af van de hulpvraag en de persoonlijke situatie van de jeugdige en/of zijn ouder(s). Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) bepaalde documenten niet wil aanleveren, dan kan het vervolgproces voortgezet worden, maar dan heeft dit heeft wel consequenties voor de mate waarin er een zorgvuldige afweging kan worden gemaakt.
De casusregisseur maakt zo spoedig mogelijk met de jeugdige en/of zijn ouder(s) een afspraak voor een gesprek als onderdeel van de onderzoeksfase.
Het onderzoek bestaat tenminste uit een gesprek tussen de casusregisseur en de jeugdige en/of zijn ouder(s). Voor het onderzoek kunnen echter ook meerdere gesprekken nodig zijn. Na het eerste gesprek wordt in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders door de casusregisseur een streeftermijn voor de afronding van de onderzoeksfase afgesproken. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet heeft opgesteld, betrekt de casusregisseur dat als eerste bij het onderzoek. De casusregisseur kan met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouder(s) beslissen om een specialist te betrekken bij het onderzoek. Ook kunnen één of meerdere personen uit het sociale netwerk van de jeugdige en/of zijn ouder(s) bij het onderzoek worden betrokken.
In het onderzoek wordt de vraag verhelderd. Bij deze vraagverheldering wordt gebruik gemaakt van de zelfredzaamheidsmatrix en een door het CJG-bestuur vastgesteld veiligheidsrisicotaxatie-instrument. Aan de hand van de uitkomsten van de zelfredzaamheidsmatrix en de veiligheidsrisico-taxatie bepalen casusregisseur en jeugdige en/of zijn ouder(s) op welke domeinen er welke resultaten behaald moeten worden en welke acties ondernomen zullen worden om deze resultaten te behalen. Hierbij wordt in oplopende volgorde altijd eerst de mogelijkheden vanuit de eigen kracht en het eigen netwerk onderzocht, vervolgens het gebruik van een overige voorziening en dan pas naar het gebruik van een individuele voorziening.
Tijdens het onderzoek houdt de casusregisseur rekening met de volgende factoren:
de mogelijkheden om het gewenste resultaat te bereiken:
vanuit het eigen probleemoplossend vermogen van de ouders en personen uit hun netwerk, waarbij rekening gehouden wordt met:
met gebruikelijke hulp (hierbij wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen in bijlage I). Als de eigen kracht aantoonbaar niet toereikend is om de gebruikelijke hulp te bieden, dan zal de ondersteuning primair gericht zijn op het vergroten van de eigen kracht. Hierbij wordt rekening wordt gehouden met het volgende:
Van boven-gebruikelijke zorg bij kinderen in chronische situaties is pas sprake wanneer de omvang van de zorg, gelet op de leeftijd van het kind, de aard van de zorghandelingen, de frequentie van die handelingen en de omvang van de daarmee gemoeide tijd, uitgaat boven de zorg die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft.
Gebruikelijke zorg bij kinderen omvat ook een geïntensiveerde zorgbehoefte als gevolg van een tijdelijk (gezondheids)probleem. Dit is het geval als sprake is van een zorgsituatie van maximaal drie maanden met uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige.
Bij het oordeel of ouders in staat zijn de gebruikelijke zorg te leveren wordt rekening gehouden met bij de ouder(s) aanwezige geobjectiveerde beperkingen en/of het ontbreken van kennis/vaardigheden om gebruikelijke zorg ten behoeve van de jeugdige uit te voeren en deze vaardigheden ook niet aan te leren zijn;
De stappen uit het onderzoek worden vastgelegd in een gezinsplan. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het programma ‘Rondom’(het gemeentelijk registratiesysteem jeugd). In dit plan staan tenminste de volgende elementen:
Als er een familiegroepsplan is opgesteld, kan dit in samenspraak met de casusregisseur als gezinsplan gaan gelden. De casusregisseur zal toetsen of er uitvoering kan worden gegeven aan het familiegroepsplan en daarover in gesprek gaan met betrokkenen, met als ondergrens de veiligheid en gezonde ontwikkeling van de jeugdige en de kwaliteit van de in te zetten hulpverlening conform het Kwaliteitskader van het Besluit Jeugdwet. Indien het familiegroepsplan als gezinsplan kan worden gebruikt en deze voor akkoord is getekend door de casusregisseur, zal de casusregisseur niet ook zelf een gezinsplan gaan opstellen. Wel kan het in de loop van het traject nodig blijken het plan te actualiseren. De casusregisseur zal dat dan bij de opstellers van het familiegroepsplan aan kaarten.
Uit het onderzoek kunnen verschillende uitkomsten komen:
De casusregisseur en de jeugdige en/of zijn ouder(s) concluderen gezamenlijk dat er geen individuele voorziening nodig is. Dan zal niet worden overgegaan op een aanvraag. Deze conclusie wordt in het gezinsplan beschreven en de jeugdige en/of zijn ouder(s) tekent het gezinsplan. Het gezinsplan wordt geregistreerd. Er kunnen uiteraard wel andere afspraken gemaakt worden, zoals het onderzoeken van mogelijkheden in het sociale netwerk of het gebruik van een overige voorziening.
De casusregisseur concludeert dat er geen individuele voorziening nodig is, maar de jeugdige en/of zijn ouder(s) is van mening dat deze wel nodig is. De jeugdige en/of zijn ouder(s) tekent het gezinsplan voor gezien. Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) zich niet kunnen vinden in de afspraken in het gezinsplan, wordt in het gezinsplan opgenomen op welke onderdelen de jeugdige en/of zijn ouder(s) een afwijkende mening heeft en waarom. De jeugdige en/of zijn ouder(s) kan er voor kiezen om wel een aanvraag in te dienen.
De casusregisseur en jeugdige en/of zijn ouder(s) concluderen dat er een individuele voorziening nodig is. De casusregisseur en de jeugdige en/of zijn ouder(s) ondertekenen het gezinsplan voor akkoord. Vervolgens dient de jeugdige en/of zijn ouder(s) een aanvraag voor een individuele voorziening in bij de gemeente.
Een aanvraag voor een individuele voorziening kan door de jeugdige en/of zijn ouder(s) worden ingediend met een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Als bijlage bij het aanvraagformulier wordt in ieder geval meegestuurd het door de ouders en casusregisseur ondertekende gezinsplan. De aanvraag wordt ingediend bij het college.
Bij de aanvraag van jeugdhulp zijn dezelfde regels van toepassing als bij de toestemming van de betrokkene tot de verlening van jeugdhulp (artikel 7.3 van de wet): Voor jeugdigen tot de leeftijd van twaalf jaar zijn enkel ouder(s) vereist de aanvraag en het verslag te onderteken. Voor jeugdigen ouder dan twaalf en jonger dan zestien jaar zijn zowel de jeugdige als zijn ouder(s) vereist de aanvraag en het verslag te ondertekenen. Wanneer de jeugdige 16 jaar of ouder is mag hij in principe, als hij daartoe bekwaam is, zelfstandig een aanvraag doen. Ondertekening van het verslag en de aanvraag door de ouder(s) is dan echter wel nog steeds gewenst.
Na ontvangst van de aanvraag toetst het college:
Bij rechtstreekse verwijzing via huisarts, medisch specialist en/of jeugdarts toetst het college alleen op de afwijzingsgronden en of een eigen bijdrage verplicht is.
De gronden a tot en met c leiden tot een afwijzende beschikking. Indien sprake is van een situatie genoemd onder d of e dan neemt het college contact op met de aanvrager en wijst hem op alternatieve manieren om zorg te realiseren.
De elementen van een zorgvuldige procedure staan vermeld in de wet, de verordening en deze beleidsregels. Indien het college van mening is dat er geen sprake is geweest van een zorgvuldige procedure. Dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, maar dan wordt er contact gezocht met de jeugdige en/of zijn ouder(s) en de casusregisseur met het verzoek om de ontbrekende stappen alsnog te zetten. In het kader van een zorgvuldige procedure toetst het college op de volgende elementen:
Het college geeft binnen acht weken na indiening van de aanvraag een beschikking af, overeenkomstig de Awb. In de beschikking staat zoals beschreven in de verordening of iemand wel of geen toegang tot een individuele voorziening krijgt. Er wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. Indien er een individuele voorziening wordt toegekend, wordt beschreven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt. Uitgangspunt is dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) een individuele voorziening in natura krijgt. Daarnaast staat in de beschikking of de jeugdige en/of zijn ouder(s) een eigen bijdrage in de kosten moet leveren.
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt – conform het bepaalde in de verordening - in de beschikking in ieder geval vastgelegd welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is, wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is, hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt – conform het bepaalde in de verordening - in de beschikking in ieder geval vastgelegd voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend, welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb, wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen, wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld en de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
De geldigheidsduur van een toekenning van een individuele voorziening is in principe maximaal één jaar.
De jeugdige en/of zijn ouder(s) kan besluiten in bezwaar en/of beroep te gaan tegen de beslissing op grond van de Awb. Bij een bezwaar zal de onafhankelijke commissie bezwaarschriften een advies uitbrengen aan het college. Bij bezwaar vindt er een volledige heroverweging plaats. Hierbij wordt getoetst of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, of het onderzoek naar de omstandigheden van de belanghebbende op adequate wijze is verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van het gewenste resultaat. Tegen de beslissing op bezwaar kan de jeugdige en/of zijn ouder(s) eventueel in beroep gaan. Bij beroep wordt er, door de rechter, terughoudend getoetst: wel aan rechtmatigheid, niet aan doelmatigheid.
Zoals in de verordening staat beschreven, is de jeugdige en/of zijn ouder(s) verplicht om uit zichzelf of als het college dit verzoekt melding te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing tot het verlenen van een individuele voorziening.
Zoals vastgesteld in de verordening kan het college een beslissing tot het verlenen van een individuele voorziening intrekken als het college vaststelt dat:
De casusregisseur neemt tijdig contact op met de jeugdige en/of zijn ouder(s) over evaluatie van het gezinsplan en bespreekt wie er bij de evaluatie aanwezig zijn. In de evaluatie komt in ieder geval aan de orde:
De evaluatie kan leiden tot een aangepast gezinsplan en een nieuwe aanvraag voor een individuele voorziening, waarbij de hier boven beschreven procedure wordt gevolgd vanaf paragraaf 3.3 ‘onderzoek’. Bij het onderzoek wordt in dit geval ook evaluatieverslag(en) betrokken.
Indien het college een individuele voorziening toekent, vindt verstrekking plaats in natura of als persoonsgebonden budget (pgb). Uitgangspunt is daarbij dat een individuele voorziening in natura de voorkeur geniet. Alleen als Zorg in Natura (ZiN) niet passend is kan pgb een oplossing bieden. Een voorbeeld hiervan is dat de hulp geboden moet worden door een persoon waarmee de jeugdige geen hechtings- of contactprobleem heeft. Het toekennen van pgb is maatwerk, er wordt naar de persoonlijke situatie gekeken. Conform wetgeving gelden de volgende voorwaarden bij verstrekking van een pgb:
Kiest de jeugdige en/of zijn ouder(s) bewust voor het pgb? De jeugdige en/of zijn ouder(s) dient overtuigend te motiveren dat hij de individuele voorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen. Om dit aan te tonen dient de jeugdige en/of zijn ouder(s) een pgb-plan op te stellen waarin de cliënt aangeeft hoe hij het pgb gaat besteden. Hieruit moet ook blijken dat het de beslissing van de jeugdige en/of ouders zelf is om een pgb aan te vragen.
Is de jeugdige en/of zijn ouder(s) in staat om met de verantwoordelijkheid (het beheren van het budget en het aansturen van de hulp) om te gaan? De jeugdige en/of zijn ouder(s) dient naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat te worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen en in staat te zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) zelf niet in staat is om de verantwoordelijkheid te dragen, kan iemand uit het netwerk of een wettelijk vertegenwoordiger deze taak op zich nemen. De taak regievoeren en het verlenen van de zorg dienen niet bij dezelfde persoon te liggen. Onwenselijke vermenging van rollen wordt in het ondersteuningsplan beoordeeld.
Leidt de ondersteuning tot het juiste resultaat en is de invulling van het pgb van voldoende kwaliteit? Het college weegt mee of de voorzieningen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Daarnaast dient naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn dat de individuele voorzieningen, kwalitatief goed, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt. De kwaliteitseisen met betrekking tot het pgb zijn opgenomen in Bijlage 2.
In de Jeugdwet is bepaald dat bij pgb’s sprake is van een zogenaamd ‘trekkingsrecht’. Dit houdt in dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) een bedrag ter besteding beschikbaar gesteld krijgt, waarbij de betalingen en de pgb-ondersteuning worden verricht door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
De SVB zal de door de pgb houder goedgekeurde facturen toetsen op rechtmatigheid en gaat na of de inhoud overeenkomt met de inhoud van de beschikking van de gemeente.
De gemeente zal periodiek steekproeven doen bij een aantal lopende pgb’s om de rechtmatigheid en doelmatigheid te toetsen. In de algemene werkwijze zitten daarnaast evaluatiemomenten verankerd. Daar wordt gekeken of de resultaten behaald zijn en wat voor de volgende termijn nodig is. Het pgb als leveringsvorm is daarbij onderdeel van het bredere inhoudelijke evaluatiegesprek tussen de cliënt en de toegangsmedewerker.
Naast voorwaarden zijn er ook afwijzingsgronden voor een PGB. Een PGB wordt geweigerd:
Uitzondering op de reguliere voorwaarden en afwijzingsgronden pgb:
Wanneer geen passende natura voorziening beschikbaar is, én niet door de gemeente alsnog gecontracteerd kan worden, én de cliënt of zijn vertegenwoordiger niet in staat is op verantwoorde wijze uitvoering te geven aan het pgb, dan zal de gemeente een coördinator (ZiN) aanwijzen. Of (al dan niet) tijdelijk toestaan dat een pgb-bureau voor ondersteuning mag worden ingeschakeld. Er vindt daarbij in ieder geval functiescheiding plaats tussen coördinatortaken en het bieden van daadwerkelijke hulp.
Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels behorende bij de Verordening Jeugdhulp gemeente Steenwijkerland 2015”.
Bijlage 1. Richtlijnen gebruikelijke zorg
Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind in relatie tot jeugdhulp.
Bijlage 2: Kwaliteitseisen met betrekking tot pgb
Regels en kwaliteitseisen voor het verstrekken van pgb aan een persoon die behoort tot het sociale netwerk (informele zorg)
Per situatie is maatwerk geboden. De afweging om al dan niet over te gaan tot het inzetten van het pgb ter betaling van de informele hulp moet plaatsvinden tijdens de onderzoeksfase. Daarbij is onder andere de kwaliteit van de zorg onderwerp van gesprek tussen casusregisseur en de jeugdige en/of zijn ouder(s). De gemaakte afspraken, inclusief kwaliteit, worden vastgelegd in het gezinsplan. In het plan staat hoe de jeugdige en/of zijn ouder(s) zijn ondersteuning wil organiseren, wie deze hulp gaat leveren en -afhankelijk van het type ondersteuning- of deze beschikt over de benodigde kwalificaties. Het college moet in ieder geval beoordelen of de ingekochte hulp: veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is. De eisen die het college stelt worden vooraf aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) kenbaar gemaakt en vastgelegd. Wanneer de ingekochte hulp niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen kan het college besluiten geen pgb te verstrekken of het pgb te beëindigen en eventueel terug te vorderen. De kwaliteit en effectiviteit van de ondersteuning zal gemonitord worden. Denk hierbij aan gesprekken met jeugdigen en ouders, steekproefsgewijze controles en het reageren op signalen van de SVB of anderen binnen of buiten de gemeente. De controle op de kwaliteit van de hulp en ondersteuning blijft primair liggen bij de jeugdige en/of zijn ouder(s).
Om duidelijkheid te creëren hanteert de gemeente Steenwijkerland een aantal uitgangspunten en afwegingsfactoren bij de beoordeling van de mogelijkheid tot betaling van een informele hulp met het pgb:
De omvang van de betaalde en onbetaalde zorg die iemand verleent. De totale belasting van de hulp bestaat uit: gebruikelijke hulp, informele hulp en werk. Informele hulp die structureel wordt geboden, die te typeren is als zwaar, een hoge mate van verplichting kent en van behoorlijke omvang is, zal eerder in aanmerking komen voor vergoeding via pgb
Het pgb kan niet besteed worden aan het sociaal netwerk als:
Kwaliteitseisen pgb formele zorg
De ingekochte formele ondersteuning met het pgb:
Voor professionele hulp die via pgb wordt ingekocht gelden de volgende kwaliteitseisen:
Voor de eisen a t/m e kan door de gemeente een verklaring worden opgevraagd.