Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Subsidieregeling burgerschap en diversiteit

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling burgerschap en diversiteit
CiteertitelSubsidieregeling burgerschap en diversiteit
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg, ondersteuning en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 1-9-2015

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gemeenteblad 2015, afd. 3, nr. 191

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-201501-11-2020nieuwe regeling

01-09-2015

Gemeenteblad 2015, afd. 3, nr. 191

Gemeenteblad 2015, afd. 3, nr. 191

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling burgerschap en diversiteit

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1Begripsomschrijvingen

  • In de Subsidieregeling diversiteit (hierna: Subsidieregeling) wordt verstaan onder:

  • a

    )      Beoordelingscommissie: commissie bestaande uit een oneven aantal leden die de mondelinge presentaties voor subsidies vanaf € 1.000 beoordelen;.

  • b

    )      Doelstellingen: de doelstellingen in het  burgerschap en diversiteitsbeleid met onder meer de resultaatgebieden mensenrechten, gedeelde geschiedenis, antidiscriminatie, vrouwenemancipatie en emancipatie en acceptatie van LHBTI’ers (lesbiennes, homo-seksuelen, bi-seksuelen, transseksuelen, interseksuelen).

  • c

    )      Huisvestingslasten: aantoonbare huurlasten die gemaakt worden voor de uitvoering van projecten die bijdragen aan de doelstellingen en resultaatgebieden van burgerschap en diversiteit.

  • d

    )      Vrijwilligers(zelf)organisatie: organisatie die voor de uitvoering van haar activiteiten geen permanente arbeidsrelatie is aangegaan met degenen die de activiteit(en) ondersteunen en uitvoeren. Wel kan zij voor de uitvoering van activiteiten arbeidsrelaties van beperkte duur aangaan.

  •  

Artikel 2            Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3            Doel van de Subsidieregeling

Deze Subsidieregeling heeft tot doel het bevorderen van activiteiten van Amsterdamse stedelijke vrijwilligersorganisaties door ondersteuning van stadsdeel overstijgende activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen van het Diversiteitsbeleid. Voor een omschrijving van de resultaatgebieden zie artikel 1b.

 

Artikel 4            Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Op grond van deze regeling verleent het collegesubsidies zoals bedoeld in de ASA 2013, art. 1, lid c, voor activiteiten die:

    • a

      )      Dialoog en verbinding tussen groepen bewerkstelligen, opbouw van netwerken en het bespreekbaar maken van de kernwaarden van de democratische staat.

    • b

      )      Ertoe bijdragen dat meer Amsterdammers mensen accepteren die anders zijn dan zijzelf (in afkomst, levensbeschouwing of religie, ras, seksuele gerichtheid of sekse) en dat in hun gedrag laten zien;

    • c

      )      Gericht zijn op het opzetten en inrichten van een vrijwilligers(zelf)organisatie voor een groep die relevant is voor het Diversiteitsbeleid en voor wie nog geen belangenorganisatie bestaat in de stad, dan wel voor het aantrekken van jongeren binnen een bestaande organisatie.

    • d

      )      Gericht zijn op het uitvoeren van inloop en ondersteuningsactiviteiten voor kwetsbare groepen, zoals organisaties voor oudere migranten en organisaties van voormalige vluchtelingen, met een achterban die door taalproblemen de weg naar de reguliere voorzieningen niet kan vinden.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 5            Subsidieplafond

Het college stelt binnen de kaders van de door de raad vastgestelde begroting subsidieplafonds vast voor subsidies tot € 1.000,- en subsidieplafonds per indieningstermijn en maakt daarbij onderscheid tussen het deel voor vrijwilligers-(zelf-) organisaties en professionele organisaties.

 

Hoofdstuk 3 Aanvraag, beoordeling en verlening van subsidies

Artikel 6            Ontvanger subsidie

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die beschikt over ervaring met de doelgroep waarop de activiteit zich richt en die woonachtig (voor natuurlijke personen) dan wel statutair en feitelijk gevestigd (voor rechtspersonen) is in Amsterdam.

  • 2.

    Indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, heeft hij ten minste twee andere Amsterdammers bereid gevonden de aanvraag te ondersteunen

  • 3.

    Natuurlijke personen kunnen alleen als vrijwilliger subsidie aanvragen.

  • 4.

    Aan natuurlijke personen worden uitsluitend subsidies tot maximaal € 5.000 verstrekt.

  •  

Artikel 7.           De aanvraag van subsidies tot € 1.000

Een subsidieaanvraag tot € 1.000 wordt met een aanvraagformulier ingediend. Hiervoor is geen aparte projectbeschrijving nodig..

Artikel 8            De aanvraag van subsidies vanaf € 1.000

  • 1.

    Een subsidieaanvraag vanaf € 1.000 wordt schriftelijk ingediend volgens het daartoe door het college vastgestelde aanvraagformulier met daarbij behorende bijlagen.

  • 2.

    Aanvullend op de over te leggen informatie zoals genoemd in artikel 5 tweede lid ASA 2013 wordt bij de subsidieaanvraag de volgende informatie overgelegd:

    • a

      )      de te bereiken doelgroep, een beschrijving van deze doelgroep en de behoeften van de doelgroep en hoe met de te subsidiëren activiteit wordt aangesloten bij deze behoeften van de doelgroep;

    • b

      )      de weg waarlangs dit doel bereikt wordt, een projectbeschrijving.

    • c

      )      een sluitende begroting voor de te subsidiëren activiteit met daarin onderscheiden de kosten die direct betrekking hebben op de activiteit, de kosten die overheadkosten zijn van de aanvrager;

    • d

      )      een beschrijving van hoe wordt voortgebouwd op resultaten en ervaringen van eerdere activiteiten en van het toekomstperspectief van de activiteit; dit houdt in een projectmatige aanpak.

    • e

      )      een beschrijving of en zo ja hoe samen wordt gewerkt met andere organisaties, instanties en bedrijven.

  • 3.

    Zo nodig wordt de aanvrager van een aanvraag die voldoet aan hetgeen is  bepaald in artikel 3, 4, 6 en 8, uitgenodigd om de aanvraag schriftelijk of mondeling toe te lichten.

Artikel 9  Indieningstermijn

  • 1.

    Subsidieaanvragen tot € 1.000 kunnen te allen tijde worden ingediend. Binnen acht weken wordt een besluit genomen of de aanvraag wel of niet gehonoreerd wordt.

  • 2.

    Voor het indienen van subsidieaanvragen vanaf € 1.000 gelden  drie indieningstermijnen: van 1 november tot 1 maart, van 1 maart tot 1 juli, van 1 juli tot 1 november.

  • 3.

    Indien het beschikbare bedrag van een indieningstermijn niet is uitgeput, wordt het resterende bedrag benut voor aanvragen in de daaropvolgende indieningstermijn.

  • 4.

    Het college streeft bij de verdeling van het beschikbare bedrag per indieningstermijn naar een evenwichtige spreiding over de doelstellingen en resultaatgebieden.  

  •  

Artikel 10          Criteria

  • 1.

    De aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de mate waarin voldaan wordt aan de volgende criteria:

    • a

      )     Inhoudelijke relevantie;

    • b

      )    Nieuw elan;

    • c

      )     Duurzaamheid;

    • d

      )    Samenwerking met anderen

    • e

      )     Projectmatige opzet.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond binnen een indieningstermijn dreigt te worden overschreden, worden de aanvragen onderling vergeleken en de beste gehonoreerd.

  •  

Artikel 11          Beslistermijn

In afwijking van artikel 8, tweede lid, van de ASA 2013, beslist het college op aanvragen vanaf € 1000 binnen acht weken na sluiting van de indieningstermijn, vermeld in artikel 9 tweede lid.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 12          Weigeringsgronden

  • In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:35 Awb en artikel 9 ASA 2013, kan de subsidieaanvraag ongeacht de hoogte van de aanvraag geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien:

  • a

    )     Er onvoldoende andere financieringsbronnen zijn gevonden

  • b

    )     De aangevraagde activiteiten niet of in onvoldoende mate een aanvulling zijn op reeds bestaande activiteiten van andere (vrijwilligers- of professionele) organisaties of zich daar niet of in onvoldoende mate van onderscheiden;

  • c

    )      De activiteiten in tegenspraak zijn of een dubbeling zijn met gemeentelijk beleid op andere beleidsterreinen;

  • d

    )     De activiteiten uitsluitend gericht zijn op ontmoeting binnen de eigen groep, of op cultuur of op sport.

  • e

    )      Voor aanvragen vanaf € 1.000,- Het ontbreken van een projectbeschrijving.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 13          Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger dient de gemeente op de hoogte te houden van de voortgang van het project, mede door het sturen van uitnodigingen.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 14 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,-

Voor de verantwoording van subsidies vanaf € 5000,-gelden de bepalingen opgenomen in de ASA 2013.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 15          Overgangsbepalingen

Aanvragen die zijn ingediend onder de Subsidieregeling Burgerschap en diversiteit uit 2013 en waarvan de verantwoording nog niet is afgehandeld bij het in werking treden van onderhavige regeling, worden afgehandeld krachtens de voormalige regeling.

Artikel 16          Citeertitel

Deze nadere regels onder de ASA 2013 zullen worden aangehaald als ‘Subsidieregeling burgerschap en diversiteit’.

Toelichting

SUBSIDIEREGELING BURGERSCHAP EN DIVERSITEIT

 

ALGEMENE TOELICHTING

 

Waarom wordt de regeling gewijzigd?

Met deze Subsidieregeling Burgerschap en Diversiteit, ondersteunt de gemeente vrijwillligers- en zelforganisaties in Amsterdam. Deze subsidieregeling is een vervanging van de Subsidieregels Burgerschap en Diversiteit 2013.

In 2014 is een nieuwe bestuursperiode ingegaan, er wordt met een andere blik naar het Diversiteitsbeleid gekeken dan in de voorgaande periode. Mensenrechten en gedeelde geschiedenis zijn nieuwe thema’s van het Diversiteitsbeleid, die ook in de thema’s voor te subsidiëren activiteiten binnen het kader van de Subsidieregeling terugkomen.

Op een aantal praktische punten is de regeling herzien, zo gaan we terug van vier indieningstermijnen in de oude versie naar drie in de nieuwe aangepaste versie.

Ook is er meer ruimte voor nieuwe groepen, die nog niet vertegenwoordigd worden, om hun organisatie op te bouwen door middel van laagdrempelige activiteiten. Deze ruimte wordt ook in beperkte mate geboden aan organisaties die kwetsbare groepen bereiken.

Ondersteuning van vrijwilligers(zelf)organisaties

De gemeente vindt dat vrijwilligers(zelf)organisaties van belang zijn voor de doelstelling van Amsterdam als een rechtvaardige stad, waarin vrijheid een kracht is, iedereen mee kan doen en kansen krijgt, Amsterdammers elkaar en elkaars geschiedenis kennen en beter hun eigen mensenrechten kennen, alsmede voor een dragende samenleving in Amsterdam.

Er is evenwel behoefte aan een positieve benadering en meer dialoog en verbinding tussen groepen, opbouw van netwerken en het bespreekbaar maken van de kernwaarden van de democratische staat.

De gemeente wil aanhaken op de initiatieven, ideeën en talenten van Amsterdammers die iets voor de mensen in hun omgeving willen betekenen. Versterking van samenwerking levert meer slagkracht op voor de organisaties zelf en zorgt voor doelmatige inzet van de beschikbare middelen.

Amsterdammers zijn zelf verantwoordelijk voor hun deelname aan de samenleving. Waar mensen dat moeilijk zelf kunnen, kunnen anderen, waaronder vrijwilligers- en zelforganisaties, daarin een rol spelen. Met deze regels wil de gemeente de ruimte geven aan stedelijke initiatieven.

Omdat jongeren vaker in gelegenheidsallianties dan in de vaste structuren van een vereniging of stichting werken, is het onder deze subsidieregels ook mogelijk subsidie te geven aan natuurlijke personen ieders deelname aan de samenleving te versterken.

Er worden geen activiteiten ondersteund die al op andere wijze ondersteund worden of die niet passen binnen het gemeentelijke beleid (taalcursussen en huiswerkbegeleiding gegeven door vrijwilligers, activiteiten die uitsluitend draaien om kunst, religie, cultuur of sport of om de ontmoeting binnen de eigen groep

 

Subsidieregels

Het College kiest in de subsidieregels burgerschap en diversiteit voor subsidies voor activiteiten die in de tijd begrenst zijn, conform artikel 1, lid c van de ASA. Daarmee wil het College doelgerichtheid en vernieuwing, zowel in vorm als inhoud, stimuleren.

Om deze doelen te bereiken wordt subsidie gegeven voor het uitvoeren van doelmatige en doeltreffende projecten, door vrijwilligers(zelf)organisaties. De doelgroep van deze subsidieregels bestaat uit ‘de’ Amsterdammers, met speciaal aandacht voor betekenisvolle en moeilijk bereikbare groepen voor het beleid van burgerschap en diversiteit.

Subsidie kan aangevraagd worden voor projecten op de resultaatgebieden van Burgerschap en Diversiteit, zoals emancipatie, het bestrijden van discriminatie en projecten op LHBT gebied, alsmede nog nader vast te stellen resultaatgebieden.

De gemeente vindt het daarnaast van belang dat de groepen Amsterdammers die speciaal relevant zijn voor het burgerschaps- en diversiteitbeleid de mogelijkheid hebben zichzelf te verenigen en de ruimte krijgen om zich te organiseren.

Het is mogelijk aan nieuwe groepen, dat wil zeggen: groepen waarvoor nog geen belangenorganisatie bestaat in de stad,  subsidie te verstrekken voor de basisactiviteiten van de vereniging, zoals conversatieles, spreekuren en empowerment. Deze activiteiten sluiten niet direct aan op één van de resultaatgebieden van het gemeentelijke diversiteitsbeleid, maar zijn voor de ontwikkeling en versteviging van een organisatie wel van belang.

Ook is het mogelijk voor organisaties die zich inzetten voor groepen ouderen en voormalige vluchtelingen die door taalproblemen de weg niet kunnen vinden naar de reguliere voorzieningen, de Nederlandse taal niet voldoende machtig zijn etc. om subsidies aan te vragen voor ontmoetingsactiviteiten, spreekuren en voorlichtingen ter ondersteuning.

De gemeente verwacht van organisaties die een aanvraag indienen dat zij contact hebben met en samenwerken met andere organisaties en instanties in de stad. Uitgangspunt is dat aanvragers in elk geval samenwerking zoekt met de relevante overkoepelende organisaties (bijvoorbeeld zelforganisatie voor vluchtelingen werkt samen met Vluchtelingenwerk, zelforganisatie voor LHBT’ers werkt samen met COC).

De beleidslijn antiradicalisering en polarisatie valt niet onder het bereik van deze subsidieregels en is derhalve niet opgenomen als een van de doelstellingen. Daarvoor is gekozen omdat de beoordeling van subsidieaanvragen binnen het antiradicaliserings- en polarisatiebeleid om een andere aanpak vraagt.

TOELICHTING PER ARTIKEL

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Huisvestingskosten. Voor de jaren 2014 en 2015 was binnen de subsidieregeling de mogelijkheid opgenomen voor organisaties die voorheen een periodieke subsidie ontvingen, een beroep te doen op de overgangsregeling huisvestingskosten. Deze overgangsregeling bood de mogelijkheid voor deze organisaties om te wennen aan het projectmatig werken of de gelden uit de overgangsregeling aan te wenden voor afkoop van langlopende huurcontracten.

Vanaf het subsidiejaar 2016 is het uitsluitend mogelijk om huisvestingskosten op te voeren die direct te maken hebben met het voorbereiden en uitvoeren van een projectsubsidie. Indien voor een project een deel van de huurkosten van een ‘eigen’ pand wordt opgevoerd, kunnen alleen voor het project noodzakelijke kosten worden opgevoerd.

Artikel 3: Doel van de subsidieregeling

Met deze subsidieregels kan het college subsidie geven aan vrijwilligersorganisaties en aan natuurlijke personen die met hun activiteit een bijdrage leveren aan het Amsterdams diversiteitsbeleid.Daarmee wordt bedoeld dat Amsterdammers op hun eigen manier meedoen in de samenleving en hiervoor hun verantwoordelijkheid nemen. Daarbij zijn zij betrokken bij de stad en medebewoners en leven zij op een prettige manier samen.

Eigen Kracht betekent dat de lokale overheid is niet exclusief degene die verantwoordelijk is voor beleid en het vormgeven van de samenleving in al zijn domeinen. De overheid moet aansluiting zoeken bij initiatieven van burgers die zelf hun leefwereld vormgeven.

Artikel 4 subsidiabele activiteiten

In het eerste  en tweede lid worden op hoofdlijnen het type activiteiten beschreven waarvoor de gemeente subsidie wil geven. Het gaat om eenmalige subsidies, zoals omschreven in de ASA, artikel 1, c: ‘subsidie ten behoeve van projecten of activiteiten van de aanvrager waarvoor het college slechts voor een bepaalde tijd subsidie wil verstrekken.

Onder lid 1, c wordt een bijzondere eenmalige subsidie beschreven, namelijk een subsidie voor de duur van maximaal twaalf maanden voor de opbouw en versterking van een organisatie voor een groep waarvoor nog geen belangenorganisatie bestaat. Met deze subsidie kan de nieuwe organisatie basisactiviteiten bekostigen zoals conversatieles, spreekuren en empowerment. Deze activiteiten sluiten niet of niet volledig aan op doel en criteria van deze subsidieregels, maar zijn voor de ontwikkeling en versteviging van een organisatie wel van belang.

Onder lid 1 d wordt aangegeven dat deze mogelijkheid ook wordt geboden aan al bestaande organisaties die zich inzetten voor kwetsbare groepen (ouderen) in de stad die door taalproblemen de weg naar de reguliere voorzieningen niet kunnen vinden.

De aanvragen voor deze subsidies kunnen in de tranches worden ingediend en worden beoordeeld op basis van de criteria zoals beschreven onder 2.5.

Deze vorm van subsidie is alleen bedoeld voor groepen die relevant zijn voor het diversiteitsbeleid. Dat wil zeggen kwetsbare en kansarme groepen die een grote afstand hebben tot de Amsterdamse samenleving. Bijvoorbeeld groepen zoals beschreven in de prognose op 2040 zoals beschreven in de vervolgbrief Amsterdams burgerschap, waaronder de snelgroeiende groep migranten uit de BRIC-landen en Oost-Europa die nu nog weinig vertegenwoordiging hebben.

 

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

In artikel 5 wordt beschreven hoe het subsidieplafond tot stand komt. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van een subsidieplafond, waarna het college binnen de kaders van de begroting een subsidieplafond kan vaststellen voor de verschillende tranches. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vrijwilligers- en professionele organisaties.

Hoofdstuk 3 Aanvraag beoordeling en verlening van subsidies

Artikel 6 Ontvanger subsidie

In het eerste lid van het artikel is vastgesteld dat subsidie verstrekt kan worden aan vrijwilligersorganisaties (waaronder zelforganisaties). Ook kan subsidie gegeven worden aan natuurlijke personen. Veel actieve burgers en vooral jongeren zich niet (langdurig) willen verbinden aan een organisatie, maar wel in informele samenwerkingsverbanden in actie willen komen om hun ideeën te realiseren. Het is, zoals beschreven in het tweede lid, wel voorwaarde dat de aanvrager minimaal twee anderen bereid vindt de aanvraag te ondersteunen en mede te organiseren (gedeelde verantwoordelijkheid).

In het eerste lid is daarnaast bepaald dat de aanvrager moet beschikken over ervaring met de groep voor wie de activiteit bedoeld is. De gemeente hecht vooral waarde aan ervaring uit de praktijk. Persoonlijke ervaring met het thema waarop de aanvraag is gericht, valt hier ook onder.

Er wordt subsidie verstrekt aan Amsterdamse organisaties en Amsterdammers. Een organisaties is ‘Amsterdams’ als hij is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel in Amsterdam. Een persoon is ‘Amsterdammer’ als hij staat ingeschreven bij de GBA.

De gemeente stelt de subsidieregeling open voor natuurlijke personen. Dit geldt nadrukkelijk alleen voor Amsterdammers die puur een maatschappelijk doel beogen, zonder eigen gewin/inkomsten na te streven. Vandaar dat in de regeling is opgenomen dat natuurlijke personen enkel als vrijwilliger subsidie kunnen aanvragen; zelfstandig ondernemers kunnen bijvoorbeeld niet vanuit die hoedanigheid een subsidieaanvraag indienen.

In het vierde lid is de hoogte van subsidie aan natuurlijke personen gemaximeerd op € 5.000, conform de grens voor kleine subsidies. Als voor een activiteit meer subsidie nodig is, vindt de gemeente het redelijk te verwachten dat aanvragers bereid zijn daartoe een rechtspersoon op te richten.

 

Artikel 7 Aanvragen tot 1.000,-

Subsidieaanvragen tot €1.000 vallen onder artikel 13 ASA 2013 en worden dan ook direct door het college vastgesteld. De aanvragen zijn niet aan indieningstermijnen gebonden en kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend. Het college beslist op de aanvragen binnen een termijn van acht weken. De gemeente stelt burgers en organisaties hiermee in staat om op korte termijn in te spelen op de actualiteit.

Artikel 8  Aanvragen boven de 1.000.

In het eerste lid van dit artikel is beschreven wat in de beschrijving van de activiteit aan de orde moet komen. In sub c van het tweede lid is beschreven wat in de begroting aan de orde moet komen. Hierin wordt gesproken over de verhouding tussen het deel van de subsidie dat direct betrekking heeft op de activiteit en de overheadkosten. Onder overheadkosten wordt onder meer verstaan: kosten voor huisvesting, kantoorkosten (waaronder ICT).

Artikel 9 Indieningstermijn

Met uitzondering van lid 1, zijn in dit artikel de aanvraagtermijnen beschreven voor de verschillende tranches. Voor aanvragen voor subsidies tot € 1.000 gelden geen indieningstermijnen; dit type aanvragen kan gedurende het gehele jaar worden ingediend (zie ook artikel 7).

Aanvragen voor subsidies vanaf € 1.000 kunnen drie keer per jaar worden ingediend, vóór 1 maart, 1 juli en 1 november.  Aanvragen die  na de gestelde datum binnenkomen, worden doorgeschoven naar de volgende indieningstermijn, tenzij dit zinloos is omdat de activiteit al heeft plaatsgevonden.

Binnen de in de ASA gestelde termijn ontvangt de aanvrager bericht over het al dan niet toekennen van zijn aanvraag. Dat betekent: binnen acht weken na de sluiting van de betreffende indieningstermijn.

In het vierde lid is beschreven dat het college streeft naar een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de beleidslijnen. Dit om te voorkomen dat in een bepaalde tranche of een bepaald jaar alle subsidie binnen een of twee beleidslijnen wordt uitgegeven.

Artikel 10 Criteria

Alle aanvragen vanaf € 1.000, zowel voor kleine subsidies (tot € 5.000) als voor grotere subsidies (vanaf € 5.000), worden beoordeeld op de criteria en subcriteria zoals hieronder beschreven.

Criterium a: Inhoudelijke relevantie

Inhoudelijke relevantie is de belangrijkste voorwaarde om voor subsidie in aanmerking te komen. Het is essentieel dat de behoeften van de doelgroep centraal staan in het activiteitenplan en dat duidelijk wordt hoe de activiteit in de vervulling daarvan bijdraagt. Welke doel wil de organisatie bereiken? Wat is de meerwaarde van de activiteit voor de doelgroep? Hoe onderscheid de activiteit zich ten opzichte van wat er al in de stad gebeurt?

Het wordt extra gewaardeerd als de activiteit gericht is op doelgroepen die moeilijk te bereiken zijn voor gemeentelijke instanties of op doelgroepen die als erg kwetsbaar bekend staan.

Bij de beoordeling van de inhoudelijke relevantie weegt de gemeente ook de bijdrage van de activiteit aan de doelen van het diversiteitbeleid en de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de resultaatgebieden, die binnen dit beleid zijn geformuleerd.

Indien in een bepaalde indieningstermijn veel aanvragen zich op een of twee resultaatgebieden richten, kijkt het college met extra interesse naar aanvragen op de andere resultaatgebieden.

Indien er in een bepaalde indieningstermijn meer aanvragen zijn die voldoen aan de cirteria, dan binnen het gestelde plafond kunnen worden verleend, worden de aanvragen onderling vergeleken en worden de beste aanvragen gehonoreerd.

Criterium b: Nieuw elan

Naast de essentiële inhoudelijke relevantie, worden aanvragen beoordeeld op het criterium ‘nieuw elan’. De gemeente beoordeelt de werkwijze en de manier waarop de aanvrager zijn doelen wil bereiken. Een eigentijdse, creatieve aanpak wordt gewaardeerd.

Daarnaast wordt gekeken naar de doelgroep waarvoor de activiteit bedoeld is. De aanvraag krijgt meer punten als er nog weinig voor deze doelgroep is gedaan (nieuw) of als de doelgroep moeilijk te bereiken of erg kwetsbaar is.

Criterium c: Duurzaamheid

De gemeente vraagt van aanvragers dat zij beschrijven of en zo ja hoe de activiteit aansluit bij resultaten en/of ervaringen van eerder uitgevoerde activiteiten door de aanvrager of door andere organisaties. Het wordt gewaardeerd als dit het geval is.

Om het voor nieuwe initiatieven mogelijk te maken aan te sluiten bij deze activiteit, vraagt de gemeente van aanvragers dat ze duidelijk maken hoe ze de resultaten en ervaringen van de activiteit willen borgen.

De gemeente vindt het van belang dat de activiteiten een lange termijn impact hebben. Aanvragen waarin goed duidelijk wordt gemaakt, en wellicht zelfs aangetoond wordt, wat het effect op lange termijn is en hoe dat bereikt wordt, worden daarop gewaardeerd.

Criterium d: Samenwerking met anderen

De gemeente verwacht van organisaties die een aanvraag indienen dat zij contact hebben met en samenwerken met andere organisaties en instanties in de stad. Uitgangspunt is dat aanvragers in elk geval samenwerking zoekt met de relevante overkoepelende organisaties (bijvoorbeeld zelforganisatie voor vluchtelingen werkt samen met Vluchtelingenwerk, zelforganisatie voor LHBT’ers werkt samen met COC).

Voor aanvragen waarvan de begroting hoger is dan € 25.000, zijn andere financieringsbronnen verplicht (cofinanciering). Er wordt verwacht dat professionele organisaties minimaal een derde (33%) van het begrootte bedrag uit andere financieringsbronnen halen. Voor vrijwilligers(zelf)organisaties geldt een minimum van 10%.

De gemeente wil dat slim wordt omgegaan met beschikbare middelen en faciliteiten in de stad, bijvoorbeeld door werkruimte optimaal te benutten. Het wordt meegewogen in de beoordeling als organisaties huisvesting delen of ruimte bieden aan anderen in hun pand.

Aanvragen worden beoordeeld op de verhouding tussen het deel van de begroting dat rechtstreeks ten goede komt aan de doelgroep en het deel overhead. Zuinige oplossingen  worden gewaardeerd.

Criterium e: Projectmatige opzet

De activiteiten waarvoor een subsidieaanvraag wordt ingediend, dienen projectmatig te worden uitgevoerd. In de aanvraag dient te worden aangegeven:

  • Wat de uitgangssituatie is

  • Wat de aanvrager bereiken wil met het project

  • Langs welke weg de aanvrager dit wil bereiken

  • Met welke middelen

  • Wat het beoogde resultaat is.  

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 12 Weigeringsgronden

Dit artikel bevat de gronden waarop een aanvraag voor subsidie geweigerd kan worden.

Onder a opgenomen dat een aanvraag wordt afgewezen als er onvoldoende andere financieringsbronnen zijn gevonden. In bijlage 1 is beschreven dat subsidieaanvragen vanaf € 25.000 een gedeelte van het benodigde budget niet het hele bedrag aan kunnen vragen. Een deel van het geld moet gevonden worden in andere financieringsbronnen. Voor professionele organisaties geldt een minimaal percentage cofinanciering van 33%, voor vrijwilligers(zelf)organisaties een minimaal percentage van 10% van het begrootte bedrag. De gemeente gaat ervan uit dat het voor professionele organisaties makkelijker is andere financieringsbronnen te vinden.

Onder b is bepaald dat een aanvraag wordt afgewezen als de activiteit onvoldoende aanvullend is op de al bestaande activiteiten van andere organisaties of zich daar niet of in onvoldoende mate van onderscheidt. Hiermee wil de gemeente voorkomen dat zij elkaar overlappende activiteiten subsidieert, en stimuleren dat initiatiefnemers elkaar opzoeken en gaan samenwerken als hun plannen dicht bij elkaar liggen. 

Onder c is bepaald dat de aanvraag wordt afgewezen als de activiteiten in tegenspraak zijn met gemeentelijk beleid op andere beleidsterreinen. Dit om te voorkomen dat de gemeente op het ene terrein beleid vast stelt, en op een ander terrein, in dit geval burgerschap en diversiteit, een subsidieaanvraag die hiermee in tegenspraak is, toch moet honoreren. Concreet voorbeeld hiervan zijn subsidieaanvragen voor huiswerkbegeleiding door vrijwilligersorganisaties, terwijl het beleid van onderwijs is om huiswerkbegeleiding door professionele organisaties te laten geven.

Activiteiten die uitsluitend gericht zijn op ontmoeting binnen de eigen groep, op cultuur of sport of religie of die uitsluitend een commerciële doelstelling hebben, worden onder d uitgesloten van subsidie.

Voor aanvragen boven € 1.000,- , is het ontbreken van een projectbeschrijving een weigeringsgrond.

Juridische aspecten

ASA 2013

De ASA 2013 (ASA) voorziet in de mogelijkheid om op een aantal terreinen nadere regels op te stellen. Met nadere regels worden de bepalingen uit de ASA verder uitgewerkt. De subsidieregels burgerschap en diversiteit zijn nadere regels onder de ASA.

Bij het opstellen van de subsidieregels burgerschap en diversiteit is de keuze gemaakt om geen bepalingen op te nemen die al in de ASA of de Awb staan. Zo wordt het vaststellen van overbodige regels en een onnodig lange regeling voorkomen.

Dat betekent wel dat de gebruiker zich er van bewust moet zijn dat er in de ASA en in de Awb (titel 4.2) bepalingen staan die van toepassing kunnen zijn. Het gaat daarbij niet alleen om facultatieve bepalingen maar ook bepalingen van dwingend recht. Dat betekent bijvoorbeeld dat er niet meer gegevens worden gevraagd dan nodig is, met zo min mogelijk administratieve lasten als gevolg, zowel voor de subsidieontvanger als voor de subsidieverstrekker.

De subsidieregels zijn, conform de ASA, ingedeeld in drie categorieën:

1.      subsidies tot en met € 5.000 (kleine subsidies);

2.      subsidies vanaf € 5.000 tot en met € 50.000 (middelgrote subsidies).

3.      subsidies vanaf € 50.000 (grote subsidies)

Om in aanmerking te komen voor subsidie geldt als uitgangspunt dat het aantal eisen en verplichtingen waaraan moet worden voldaan lager is naarmate het aangevraagde bedrag lager is. Dat blijkt ook in deze subsidieregels, door het lichte regime voor de aanvraag van kleine subsidies en de mate van verantwoording en de manier waarop de subsidie wordt vastgesteld. Voor subsidies onder € 5.000 stelt het college de subsidie direct vast en is geen formele verantwoording verplicht.

In deze subsidieregels is niets opgenomen over de verantwoording en vaststelling van de subsidie, omdat volledig wordt aangesloten bij de bepalingen in de ASA.