Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel verlagen van de bijstand in verband met de woonsituatie en inkomsten uit commerciële (onder-) verhuur Participatiewet |
Citeertitel | Beleidsregel verlagen van de bijstand in verband met de woonsituatie en inkomsten uit commerciële (onder-) verhuur Participatiewet |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Participatiewet, art. 22a, 27, 33
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-11-2015 | 01-07-2015 | Nieuwe regeling | 06-10-2015 | 2015-18906 / 15Z.003533 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland,
vindt het noodzakelijk om vast te stellen:
-artikel 22a, eerste tot en met het derde lid, artikel 27 en artikel 33, vierde lid van de Participatiewet;
-de ‘Beleidsregel het verlagen van de bijstand in verband met de woonsituatie en de inkomsten uit commerciële (onder-)verhuur’.
Artikel 2 toepassing van deze beleidsregel
De bepalingen van deze beleidsregel gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde AOW-leeftijd. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze beleidsregel alleen als beide echtgenoten 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.
De verlaging in verband met de woonsituatie, zoals bedoeld in artikel 27 van de wet (het bewonen van een woning waaraan geen woonkosten verschuldigd zijn) bedraagt 20% van de gehuwdennorm.
Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregel, indien toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als de ‘Beleidsregel verlagen van de bijstand in verband met de woonsituatie en de inkomsten uit commerciële (onder-)verhuur Participatiewet’.
De Participatiewet biedt het college de mogelijkheid de bijstandsnorm van een belanghebbende lager vast te stellen, voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning (artikel 27 Participatiewet). Immers, als iemand geen woonlasten heeft, heeft hij of zij lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit is geen nieuwe bevoegdheid. Ook in de Wet werk en bijstand (WWB) had het college de bevoegdheid een uitkering van een belanghebbende te verlagen, indien de belanghebbende geen woning bewoonde of indien de belanghebbende een woning bewoonde, waaraan geen kosten waren verbonden. De WWB verplichtte de raad dit beleid vast te leggen in een verordening.
In Midden-Delfland was het toeslagen- en verlagingenbeleid vastgelegd in de ‘Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012 gemeente Midden-Delfland’. Met het van kracht worden van de Participatiewet is deze verordening van rechtswege vervallen. Het college kan sindsdien het beleid omtrent het verlagen van de uitkering wegens het ontbreken van woonlasten desgewenst vastleggen in beleidsregels. Deze beleidsregel voorziet hierin.
Daarnaast is met de invoering van de Participatiewet ook de kostendelersnorm ingevoerd. Dit betekent dat de bijstandsnorm lager wordt vastgesteld, al naar gelang de bijstandsgerechtigde met een of meerdere meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. De kostendelersnorm is niet van toepassing indien op een adres een andere persoon woonachtig is, bijvoorbeeld als (onder-)huurder, (onder-)verhuurder, kostganger of kostgever en deze een commerciële prijs betaalt. In de Participatiewet is niet vastgelegd wat een commerciële prijs is. Met deze beleidsregel legt het college vast wat zij onder een commerciële prijs verstaan. Is er sprake van een commerciële (onder-)verhuur, dan worden de huurinkomsten bij de verhuurder (indien deze een uitkering ontvangt), op de uitkering in mindering gebracht. Indien er geen sprake is van commerciële (onder-)huur of (onder-)verhuur, dan geldt de kostendelersnorm.
Voor zover nodig zijn enkele begrippen verduidelijkt. Voor alle overige begrippen geldt dat zij dezelfde betekenis hebben als in de Participatiewet of de Algemene wet bestuursrecht.
De norm voor jongeren tot 21 jaar is lager. Het verlagen van de uitkering zou dan erg grote gevolgen hebben. Ook de kostendelersnorm is pas van toepassing vanaf 21 jaar. Om deze redenen heeft deze beleidsregel alleen betrekking op personen van 21 jaar en ouder.
Voor de verlaging met 20% van de gehuwdennorm is aangesloten bij de regiogemeenten en bij het beleid zoals dit voorheen was vastgelegd in de ‘Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012 gemeente Midden-Delfland’. Een lagere korting toepassen zou een aanzuigende werking vanuit de regio kunnen hebben.
Volledig zakelijke relaties zoals (onder-)huurschap en (onder-)verhuurschap of kostgever- en kostnemersschap blijven voor de kostendelersnorm buiten beschouwing. Bij deze relaties is er immers sprake van deelname aan het economisch verkeer en wordt een commerciële prijs voor het gehuurde en de overeengekomen diensten betaald.
De Participatiewet geeft niet aan wat wordt verstaan onder een commerciële prijs. In het eerste lid, onderdeel c is daarom vastgelegd dat het college een bedrag, hoger dan € 225,00 per maand beschouwt als een marktconforme, commerciële huurprijs. Dit bedrag is ongeveer gelijk aan het bedrag dat iedereen tenminste aan huur zou moeten kunnen betalen volgens de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 33, vierde lid van de Participatiewet geeft aan dat indien de belanghebbende de woning bewoont met een of meer huurders, onderhuurders of kostgangers, de daaruit voorvloeiende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan als inkomen in aanmerking worden genomen, mits hiermee bij het vaststellen van de bijstandsnorm nog geen rekening is gehouden. Met andere woorden: enkel in situaties waarbij de kostendelersnorm niet van toepassing is. In het tweede lid van artikel 4 is vastgelegd dat de inkomsten uit (onder-)verhuur of kostgeverschap op de uitkering van verhuurder in mindering worden gebracht. Van de huurinkomsten wordt € 50,- per maand vrijgelaten, omdat hier ook kosten tegenover staan, zoals extra energiekosten, hoger watergebruik en dergelijke.
Bij drie of meer kostgangers en/of (onder-)huurders wordt de (onder-)verhuur en/of kostgever geacht een bedrijf te exploiteren. Om dan voor bijstand in aanmerking te komen dient een beroep t eworden gedaan op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. Dit is vastgelegd in het derde lid van artikel 4.
Een overeenkomst tussen bloedverwanten in de eerste en tweede graad wordt niet als commerciële overeenkomst erkend. Dit volgt uit artikel 22a, vierde lid onderdeel b van de Participatiewet.
In het tweede lid is opgenomen het college niet accepteert dat een al bestaande, niet-zakelijke overeenkomst door het (alsnog) sluiten van een (ver)huurovereenkomst, een zakelijke overeenkomst wordt. Hiermee wordt voorkomen dat belanghebbenden op deze wijze een hogere uitkering verkrijgen, terwijl er feitelijk geen sprake is van commerciële (ver)huur, maar van woningdelen.
Op 30 juni 2015 heeft het college de conceptbeleidsregel vastgesteld en ter advisering voorgelegd aan de Adviesraad Sociaal Domein. Tevens heeft het college besloten, vooruitlopend op het advies van de Adviesraad Sociaal Domein, al uitvoering te geven aan het beleid. Het vaststellen van de definitieve beleidsregel met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2015 biedt hiervoor de juridische basis.