Organisatie | Waterschap Brabantse Delta |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel deel 1 |
Citeertitel | Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel deel 1 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2015 | 31-12-2019 | Nieuwe regeling | 14-10-2015 | 15IT026484 |
HOOFDSTUK 1 Werking en begripsbepaling
Deel 2 betreft de basisregelingen. De basisregelingen gelden als een waterschap geen vergelijkbare regeling of geen regeling van vergelijkbare strekking kent. Lokaal kan met overeenstemming van het GO of instemming (artikel 27 WOR) van de OR een vergelijkbare regeling of regeling van vergelijkbare strekking gehandhaafd of overeengekomen worden.
Artikel 1.1.2 Toepassing en bijzondere gevallen
Het dagelijks bestuur kan, voor zover daarmee niet in strijd wordt gehandeld met hogere regelgeving, in geval van bijzondere omstandigheden of wanneer een strikte toepassing naar zijn oordeel in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid, voor een individuele ambtenaar van de SAW afwijken of in gevallen waarin de SAW niet voorziet, een besluit nemen.
Artikel 1.1.3 Voorschriften en instructies
Met inachtneming van het bepaalde in de SAW deel 1 kan het dagelijks bestuur, indien dit naar zijn oordeel nodig of wenselijk is:
Artikel 1.1.6 Belangenbehartiging
De ambtenaar heeft het recht zijn belangen rechtstreeks bij de (algemeen) directeur en bij het dagelijks bestuur voor te dragen.
De aanstelling geschiedt door het dagelijks bestuur, tenzij bij of krachtens wet of besluit van het algemeen bestuur anders is bepaald.
De vreemdeling zoals omschreven in de Vreemdelingenwet 2000 kan slechts voor een aanstelling of een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in aanmerking komen indien hij beschikt over een tewerkstellingsvergunning, tenzij hij van deze verplichting is uitgesloten volgens artikel 3 van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV).
Artikel 2.1.3 Geneeskundig onderzoek bij aanstelling
Onder handhaving van het bepaalde in artikel 2.1.2 SAW is aanstelling alleen mogelijk na een geneeskundig onderzoek, gericht op de te vervullen functie. Indien uit dit onderzoek blijkt dat tegen het vervullen van de functie uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan. Het geneeskundig onderzoek wordt ingesteld door de geneeskundige(n), daartoe aangewezen door het dagelijks bestuur.
De uitslag van het in lid 2 bedoelde geneeskundig onderzoek wordt uiterlijk binnen veertien dagen ter kennis gebracht van belanghebbende. Indien gebleken is dat tegen het vervullen van de in lid 2 bedoelde functie uit medisch oogpunt bezwaren bestaan, kan belanghebbende binnen veertien dagen na ontvangst van deze kennisneming een verzoek om herkeuring indienen bij het dagelijks bestuur.De herkeuring vindt zo spoedig mogelijk plaats en geschiedt door een commissie van drie geneeskundigen bestaande uit:
Over de uitslag van de herkeuring wordt de belanghebbende schriftelijk geïnformeerd. De kosten verbonden aan de herkeuring komen ten laste van het waterschap. Indien echter de commissie of de meerderheid van de in deze commissie zitting hebbende geneeskundigen de medische bezwaren tegen belanghebbende voor het vervullen van de in lid 2 bedoelde functie gegrond acht, blijven de kosten van de geneeskundige bedoeld onder b ten laste van belanghebbende.
Artikel 2.1.5 Volledige of deeltijd aanstelling
De ambtenaar kan worden aangesteld in een volledige of een deeltijd aanstelling.
Artikel 2.1.6 Structureel aanpassen gemiddelde arbeidsduur van de aanstelling
Het dagelijks bestuur zal een verzoek van de ambtenaar om zijn gemiddelde arbeidsduur structureel te veranderen in beginsel honoreren, tenzij zwaarwegende bedrijf- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.
Artikel 2.1.12 Plicht aanvaarden andere functie of verrichten (andere) werkzaamheden
De ambtenaar is – nadat hij is gehoord – verplicht een andere functie te aanvaarden voor de vervulling waarvan hij in het belang van de dienst is aangewezen. Dit geldt als de functie hem redelijkerwijs kan worden opgedragen in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten.
Wanneer de ambtenaar meent dat in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden de functie in lid 1 of de in lid 2 bedoelde werkzaamheden redelijkerwijs niet van hem kunnen worden gevraagd, geeft hij daarvan door tussenkomst van de (algemeen) directeur direct kennis aan het dagelijks bestuur, dat zo spoedig mogelijk een beslissing neemt. De ambtenaar is verplicht in afwachting van een beslissing de werkzaamheden aan te vangen.
De ambtenaar kan niet worden verplicht, indien bij enig particulier werkgever een staking is uitgebroken of een uitsluiting plaats heeft, ter vervanging van stakers of uitgesloten werkzaamheden te verrichten of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behulpzaam te zijn, tenzij naar het oordeel van het dagelijks bestuur zulks met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor de regelmatige functionering van de openbare dienst van het waterschap noodzakelijk is.
Artikel 2.1.13 Calamiteiten, oorlog en andere buitengewone omstandigheden
De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door of namens het dagelijks bestuur wordt aangewezen, in tijden van calamiteiten, oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden andere werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht. Mits die werkzaamheden zijn voor de uitvoering van de taak die het waterschap in die tijden heeft of zal krijgen, dan wel er voor zijn een zo goed en ongestoord mogelijke uitvoering van die taak te verzekeren.
PARAGRAAF 2.2 Arbeidsovereenkomst
Artikel 2.2.1 Voorwaarden en duur
Indienstneming op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht kan plaatsvinden:
voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van een door de overheid getroffen regeling voor gesubsidieerde arbeid, die het karakter draagt door een tijdelijke tewerkstelling de opneming in het arbeidsproces te bevorderen van personen die behoren tot één of meer bepaalde groepen van werklozen, voor ten hoogste de termijn gedurende welke de regeling op de arbeidscontractant van toepassing is;
Artikel 2.2.3 Aanvullende voorwaarden
In afwijking van het gestelde in het eerste lid geldt dat bij de beëindiging van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan voor onbepaalde tijd, door werkgever dan wel door arbeidscontractant de volgende opzegtermijn in acht wordt genomen. De werkgever neemt een opzegtermijn in acht van tenminste twee maanden, indien de arbeidscontractant tenminste gedurende twee jaar onafgebroken werkzaam is geweest in de functie die eindigt.In alle andere gevallen neemt de werkgever een opzegtermijn van een maand in acht bij het beëindigen van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan voor onbepaalde tijd. De opzegtermijn die de arbeidscontractant in acht dient te nemen, bedraagt de helft van de periode die door de werkgever als opzegtermijn gehanteerd dient te worden, met een minimum van één maand.
Artikel 2.2.4 Bijzondere opzegging
De arbeidsovereenkomst kan te allen tijde zonder opzeggingstermijn worden beëindigd, indien de arbeidscontractant niet langer voldoet aan het gestelde in artikel 2.1.2, lid 3 SAW.
Voor de arbeidscontractant waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan op grond van artikel 2.2.1, letter a SAW, is in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan op grond van een dringende reden in de zin van artikel 678, Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek en paragraaf 8.3 (bovenwettelijke werkloosheidsregeling) van overeenkomstige toepassing.
PARAGRAAF 3.1 Bezoldiging/salariëring
Het uitgangspunt voor het salaris is functiewaardering.
Bij de inschaling (artikel 3.1.6 SAW) kunnen in aanmerking worden genomen:
leeftijd en dienstjaren van de ambtenaar;
andere omstandigheden, voor zover deze voor het dienstbelang en of de verhoudingen binnen de dienst, van betekenis zijn. Het dagelijks bestuur stelt deze nadere regels vast.
De wijze waarop de ambtenaar functioneert, bepaalt de verhoging van het salaris (artikel 3.1.7 SAW).
Artikel 3.1.3 Deeltijd aanstelling
Het salaris van de ambtenaar met een deeltijd aanstelling, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het aantal uren.
Het dagelijks bestuur stelt met behulp van de conversietabel uit bijlage IV van de SAW de voor de functie geldende salarisschaal vast. Voor de ambtenaar die als gevolg van functiewaardering met FuWater uitkomt op een lagere inschaling, zal geen lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem vastgelegde salarisschaal gelden.
Artikel 3.1.6 Vaststelling salarisniveau
Bij een disciplinaire maatregel volgens hoofdstuk 7 SAW, of bij het wijzigen van de aanstelling in verband met plaatsing in een passende functie in geval van arbeidsongeschiktheid volgens artikel 6.1.19 SAW, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar een salarisschaal gelden met een lager maximumsalaris.
Artikel 3.1.7 Verhoging van het salaris
Artikel 3.1.9 Niet te beoordelen
Het bepaalde in lid 1 geldt niet voor de ambtenaar die wegens ziekte of zwangerschap- en/of bevallingsverlof niet beoordeeld kan worden over een tijdvak van minimaal 6 maanden. In deze situaties krijgt de ambtenaar in beginsel een bij eindoordeel C behorende salarisverhoging. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken.
Artikel 3.1.11 Overgangsbepalingen individuele prestatietoeslag
De ambtenaar die op basis van een regeling persoonlijke toelage op 1 januari 2011 een toelage gebaseerd op goed functioneren boven het maximum van de voor hem geldende salarisschaal ontvangt, kan eenmalig kiezen voor behoud van de regeling van het waterschap, c.q. deze persoonlijke toelage of de individuele prestatietoeslag. Kiest hij voor het gegarandeerd krijgen van de waterschapsregeling dan is hij daarmee uitgesloten van de prestatietoeslag volgens artikel 3.1.10 SAW.
De ambtenaar die anders dan in lid 1 een gegarandeerd salaris(perspectief) boven het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft, waarbij een goed functioneren criterium ten grondslag heeft gelegen aan de nu gegarandeerde toeslag, kan eenmalig kiezen voor behoud van de garantie of de individuele prestatietoeslag. Kiest hij voor behoud van de garantie dan is hij daarmee uitgesloten van de prestatietoeslag volgens artikel 3.1.10 SAW. De genoemde persoonlijke toelage is gebaseerd op artikel 3.1.15 SAW van 2010. Dit artikel is opgenomen in deel 3 SAW.
Artikel 3.1.12 Extra vrije tijd en beloning
Wegens buitengewone inzet of uitstekende vervulling van de functie kan aan de ambtenaar extra vrije tijd of een bijzondere beloning worden toegekend.
Artikel 3.1.14 Waarneming andere functie
Voor de ambtenaar van wie het salaris hoger is dan het maximum van schaal 9, bestaat pas aanspraak op deze vergoeding, indien de waarneming in een aaneengesloten tijdvak van zes weken tenminste twintig hele werkdagen heeft geduurd, in welk geval hem de vergoeding over de dagen waarop hij reeds waargenomen heeft alsnog wordt uitbetaald.
De ambtenaar die in opdracht van of namens het dagelijks bestuur een andere functie waarneemt, waarvoor andere werktijden zijn vastgesteld dan voor zijn functie gelden, ontvangt – zulks onverminderd het bepaalde in lid 1 – in zoverre op de waar te nemen functie volgens artikel 3.4.8 SAW (onregelmatige dienst) van toepassing is een vergoeding overeenkomstig de in dat artikel bedoelde regelen. Op de eerste twee dagen en op de eerste zaterdag en zondag van de waarneming ontvangt hij evenwel voor de uren die liggen buiten de voor zijn functie geldende werktijd, tenminste een bedrag gelijk aan de vergoeding volgens artikel 3.1.16 SAW (overwerk). Wordt achtereenvolgens en zonder onderbreking meer dan één functie als hier bedoeld waargenomen, dan geldt dit als één geval van waarneming.
De ambtenaar verricht overwerk als in opdracht van of namens het dagelijks bestuur werkzaamheden worden verricht gedurende meer dan een half uur vóór het begin of onmiddellijk na het einde van het voor de ambtenaar vastgestelde rooster. Indien de opgedragen werkzaamheden een regelmatig karakter hebben is er ook sprake van overwerk als er gedurende minder dan een half uur voor het begin of onmiddellijk na het einde van het voor de ambtenaar vastgestelde rooster wordt overgewerkt.
Het dagelijks bestuur bepaalt welke ambtenaren gelet op de aard en het niveau van hun functie aanspraak hebben op vergoeding voor overwerk.
Het dagelijks bestuur is bevoegd aan de ambtenaar die op grond van het bovenstaande geen aanspraak heeft op vergoeding voor overwerk in bijzondere gevallen een door het dagelijks bestuur te bepalen vergoeding toe te kennen, indien en naarmate dit naar zijn oordeel, gelet op de aard of omvang van het overwerk en de onvermijdelijkheid daarvan, redelijk is te achten.
Voor overwerk, op andere tijden dan op het dagvenster, wordt naast de in lid 3 genoemde vergoeding een geldelijke toeslag toegekend. De geldelijke toeslag is een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:
100% op een zondag tussen 0.00 en 24.00 uur;
75% op een zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur;
75% op een maandag tussen 0.00 en 7.00 uur;
50% op een dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 0.00 en 7.00 uur;
50% op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 19.00 en 24.00 uur.
Indien het uitbetalen van overwerkuren volgens lid 1 er toe leidt dat de ambtenaar de rusttijden uit de Arbeidstijdenwet binnen een bepaalde termijn niet kan naleven, dan worden de gewerkte uren binnen deze termijn zodanig als vrij ingeroosterd dat de ambtenaar voldoet aan de wettelijke eisen van de Arbeidstijdenwet.
Voor die ingeroosterde uren vervalt betaling volgens lid 3. Een eventuele toeslag volgens lid 4 wordt uitbetaald.
Indien de ambtenaar uit hoofde van zijn benoeming of verkiezing, volgens artikel 125c, tweede lid Ambtenarenwet, aanspraak heeft op een vaste vergoeding – niet zijnde een onkostenvergoeding – wordt op zijn bezoldiging over de tijd dat hij het volgens artikel 125c, eerste lid Ambtenarenwet verleende verlof geniet, een inhouding toegepast. Deze inhouding gaat hetgeen hij geacht kan worden te ontvangen als vergoeding voor de met het verlof overeenkomende tijd niet te boven.
PARAGRAAF 3.2 Individueel KeuzeBudget
Artikel 3.2.3 Opbouw van het collectief pensioengevend deel van het IKB
Het collectief pensioengevend IKB wordt per kalendermaand als volgt opgebouwd:
Artikel 3.2.4 Opbouw van het collectief niet pensioengevende deel van het IKB
Het collectief niet pensioengevend IKB wordt per kalendermaand als volgt opgebouwd:
Artikel 3.2.5 Collectief niet pensioengevende netto betaling
Maandelijks wordt als tegemoetkoming arbeidsongeschiktheidsverzekering 0,2 procent van het voor de ambtenaar in die maand geldende salaris als eindheffingsloon (netto) uitbetaald.
De navolgende verkregen aanspraken van de ambtenaar worden voldaan door middel van opneming van het geldbedrag of de geldelijke waarde van die aanspraken respectievelijk het recht op uitbetaling daarvan in het IKB:
De ambtenaar kan zijn aanspraken uit het IKB inzetten voor de volgende doelen:
De ambtenaar kan budget inzetten voor de betaling van zijn vakbondslidmaatschap, indien en voor zover de geldende fiscale bepalingen deze bestemming belastingvrij mogelijk maken.
De ambtenaar kan budget inzetten voor betaling en/of vergoeding van de kosten van een studie of opleiding, indien en voor zover:
De ambtenaar kan het budget inzetten ten behoeve van een verbetering van zijn pensioen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16.4 van het Pensioenreglement (zie site ABP).
De ambtenaar kan het budget laten uitbetalen.
De ambtenaar kan met het budget verlof kopen. In het IKB mag verlof gekocht worden, waarbij het verlofsaldo van de medewerker niet hoger mag worden dan 26 keer de arbeidsduur die in de aanstelling is vastgelegd. Met IKB gekocht verlof kent geen vervaltermijn. Eventuele aanpassingen van het salaris met terugwerkende kracht, leiden niet tot een herberekening van een eerder gekocht verlofuur.
Op de verlofuren die de ambtenaar uit het budget koopt zijn de artikelen 4.2.2 SAW en 4.2.10 SAW van toepassing.
Artikel 3.2.10 Financiële gevolgen
Bij de keuzen kunnen fiscale gevolgen, gevolgen in de zin van sociale verzekeringen en andere gevolgen, bijvoorbeeld voor de pensioenopbouw een rol spelen.
De werkgever informeert de ambtenaar over mogelijke consequenties.
De gevolgen van het maken van keuzen in het kader van het bepaalde in deze paragraaf zijn voor rekening van de ambtenaar.
Indien achteraf blijkt dat door onjuiste informatie van de kant van de ambtenaar een vergoeding ten onrechte belastingvrij is aangewend, worden de loonheffing die hierover verschuldigd is, alsmede de eventuele boetes, alsnog op de ambtenaar of in voorkomend geval, op de ex ambtenaar verhaald.
PARAGRAAF 3.3 Vergoeding reiskosten
Artikel 3.3.1 Recht vergoeding woon–werkverkeer
De ambtenaar heeft recht op een vergoeding in verband met kosten voor het reizen tussen de woning en de standplaats.
Artikel 3.3.4 Keuze uitvoering vergoeding woon-werkverkeer
Voor de uitvoering van de vergoeding woon-werkverkeer kan de ambtenaar kiezen tussen een vaste maandelijkse vergoeding of onder voorwaarden declareren van de kosten.
Artikel 3.3.5 Vaste maandelijkse vergoeding woon-werkverkeer
De ambtenaar die in de regel vijf dagen per week tussen de woning en de standplaats reist, kan een vaste maandelijkse kilometervergoeding ontvangen, over het door de fiscus vastgestelde aantal reisdagen per jaar en/of een maandelijkse vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer tegen het laagste tarief op jaarbasis
Artikel 3.3.6 Declareren vergoeding woon-werkverkeer
De ambtenaar die gebruik maakt van het openbaar vervoer voor het woon-werkverkeer declareert de daadwerkelijk gereisde kilometers naar het opstappunt openbaar vervoer en vanaf het uitstappunt openbaar vervoer tot de standplaats en de kosten van het openbaar vervoer tegen het laagste tarief op maandbasis.
Artikel 3.3.7 Recht vergoeding reis– en verblijfskosten dienstreizen
De ambtenaar heeft recht op een vergoeding van reis– en verblijfkosten in verband met reizen die hij in opdracht van de dienst, buiten de standplaats, met openbaarvervoer, auto of motorfiets, maakt.
Artikel 3.3.8 Vergoeding reis– en verblijfskosten dienstreizen
De ambtenaar kan voor dienstreizen, indien het dagelijks bestuur toestemming geeft, zijn eigen motorvoertuig gebruiken voor dienstreizen. Indien de ambtenaar geen eigen motorvoertuig in kan– of wenst te zetten en reizen per openbaar vervoer niet mogelijk is, zorgt het waterschap voor vervoer vanwege de dienst.
Artikel 3.3.9 Samenloop dienst– en woon–werkkilometers bij een vaste maandelijkse vergoeding
Indien de ambtenaar, die een vaste maandelijkse vergoeding ontvangt, door het maken van een dienstreis, minder kilometers van de woning naar de standplaats en/of van de standplaats naar de woning reist, dan de kilometers waarop de vaste vergoeding is gebaseerd, dan wordt de vergoeding van deze daadwerkelijk minder gereden kilometers in mindering gebracht op de vergoeding van de dienstreiskilometers.
PARAGRAAF 3.4 Wachtdienst en onregelmatige dienst
Artikel 3.4.1 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt onder wachtdienst verstaan:
het buiten de voor de ambtenaar geldende werktijden in opdracht van het dagelijks bestuur verplicht bereikbaar en beschikbaar zijn om zo nodig arbeid te verrichten.
Voor het gedurende onbepaalde tijd periodiek verrichten van deze beschikbaarheiddiensten wordt de ambtenaar schriftelijk aangewezen.
Indien deze diensten tenminste op gemiddeld zestig kalenderdagen in een periode van twaalf maanden zullen moeten worden verricht, moet dit uit een schriftelijke aanwijzing blijken.
Artikel 3.4.3 Arbeid tijdens wachtdienst
Indien een ambtenaar tijdens de wachtdienst en op grond daarvan werk verricht, wordt dit betaald volgens artikel 3.1.16 SAW (overwerk).
Indien naar aanleiding van het geneeskundig onderzoek de ambtenaar geen wachtdienst meer verricht of als buiten zijn eigen schuld of toedoen de wachtdienst, die een regelmatig karakter draagt en tenminste 24 maanden heeft geduurd, wordt beëindigd of blijvend sterk verminderd, is een afbouwregeling van kracht.
Artikel 3.4.6 Geen recht op afbouw van de toelage
De ambtenaar heeft geen recht op een afbouw van de toelage indien uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van zijn bezoldiging met de verplichting tot het verrichten van wachtdiensten rekening is gehouden.
Artikel 3.4.7 Overgangsrecht wachtdienst
De ambtenaar die op 31 december 2007 in dienst was bij het waterschap en was aangewezen voor het verrichten van wachtdiensten heeft vóór 31 december 2007 een eenmalige keuze gemaakt.
De ambtenaar kon kiezen voor de regeling van wachtdienst zoals deze luidt vanaf 1 januari 2008 of voor de wachtdienstregeling van de artikelen 3.3.1 SAW, 3.3.2 SAW, 3.3.5 SAW en 3.3.6 SAW zoals deze luidden tot 31 december 2007. Deze laatstgenoemde artikelen zijn opgenomen in deel 3 SAW.
Artikel 3.4.8 Onregelmatige dienst
De ambtenaar voor wiens functie werktijden zijn vastgesteld of bij rooster wisselende werktijden zijn vastgesteld anders dan tussen 7.00 en 19.00 uur op maandag tot en met vrijdag, ontvangt daarvoor een vergoeding, conform artikel 3.4.9 SAW, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van de bezoldiging daarmee rekening is gehouden.
Artikel 3.4.9 Toelage onregelmatige dienst
Aan de ambtenaar voor wie een salaris geldt lager dan het maximum van schaal 11 en die, anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op het dagvenster: de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 7.00 en 19.00 uur, wordt een toelage toegekend.
De toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur, waarbij de percentages ten hoogste worden berekend over het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximum van salarisschaal 7 van de salarisschalen Waterschapspersoneel:
Artikel 3.4.10 Vrijwillig stoppen met nachtarbeid
De ambtenaar die gebruik maakt van het recht omschreven in het eerste lid van dit artikel en die tenminste tien jaar direct voorafgaande aan het moment van beëindiging van nachtdiensten zonder wezenlijke onderbreking een toelage voor het verrichten van diensten gelegen tussen 22.00 en 07.00 uur heeft ontvangen, wordt een blijvende toelage toegekend. Het dagelijks bestuur stelt voor de uitvoering van dit lid nadere regels vast.
Artikel 3.4.11 Overgangstoelage onregelmatige dienst
Aan de ambtenaar van wie de bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage volgens artikel 3.4.9 SAW, een blijvende verlaging ondergaat, die minstens 3% van de som van het salaris en de maandelijkse toelage bedraagt, wordt door het dagelijks bestuur een in drie jaar aflopende overgangstoelage toegekend van respectievelijk 75%, 50% en 25% van de oorspronkelijke vermindering van de toelage onregelmatige dienst, mits de toelage onregelmatige dienst, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering, gedurende tenminste twee jaar zonder wezenlijke onderbreking voor hem van toepassing is geweest.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt door het dagelijks bestuur aan de ambtenaar die de leeftijdsgrens volgens lid 2 heeft bereikt en wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage volgens artikel 3.4.9 SAW een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, mits de toelage onregelmatige dienst, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste tien jaren zonder wezenlijke onderbreking voor hem van toepassing is geweest
De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid, wanneer de ambtenaar de leeftijd volgens lid 2 heeft bereikt en, onmiddellijk vóór de aanvang van die toelage, gedurende tenminste tien jaar zonder wezenlijke onderbreking een toelage volgens artikel 3.4.9 SAW voor hem van toepassing is geweest.
PARAGRAAF 3.5 Vergoeding verhuiskosten
Artikel 3.5.2 Recht op tegemoetkoming in verhuiskosten
De ambtenaar, die in verband met een verplaatsing of indiensttreding in opdracht van het dagelijks bestuur is verhuisd en een woning buiten het woongebied heeft betrokken, wordt een tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend, indien het dagelijks bestuur vooraf heeft vastgesteld dat met de verhuizing aan de opdracht om naar de nabijheid van het woongebied te verhuizen wordt voldaan.
De ambtenaar, die in verband met een indiensttreding is verhuisd en aan wie binnen twee jaar na de verhuizing ontslag op verzoek wordt verleend of die ten gevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden binnen twee jaren na de verhuizing wordt ontslagen, dient de aan hem toegekende tegemoetkoming in verhuiskosten terug te betalen.
Artikel 3.5.3 Overige voorwaarden voor toekenning
Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend, indien de ambtenaar of de ex ambtenaar in een periode van minder dan tien jaar voorafgaande aan het beëindigen van het dienstverband is verhuisd ten gevolge van een verplaatsing en het dagelijks bestuur een verhuizing van het gezin naar de oude woonomgeving noodzakelijk acht. Het dagelijks bestuur wint daarbij een bedrijfsmaatschappelijk advies in.
Artikel 3.5.4 De hoogte van de tegemoetkoming in verhuiskosten
Het in lid 1, onder c, bedoelde bedrag is in geval van verplaatsing of indiensttreding gelijk aan 12 procent van de jaarbezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief van de ambtenaar of de ex ambtenaar op de dag waarop de nieuwe woning kan worden betrokken, met dien verstande, dat het bedrag niet meer bedraagt dan het in artikel 8 van de Verplaatsingskostenbesluit 1989 door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde maximum.
Indien het betreft een verhuizing van een gezin, waarin de echtgenoten of levenspartners beiden de ambtenaar of de ex ambtenaar zijn in de zin van deze regeling en afzonderlijk de opdracht hebben om te verhuizen of zijn verplaatst, wordt de tegemoetkoming berekend over de gezamenlijke jaarbezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief.
Voor de ambtenaar of de ex ambtenaar, die geen eigen huishouding voert, bedraagt de tegemoetkoming als bedoeld in lid 1, sub c, de helft van de tegemoetkoming die op grond van dit artikel zou zijn toegekend.
Onder eigen huishouding voeren wordt verstaan het zelfstandig bewonen van een woonruimte, voorzien van eigen meubilair en stoffering.
Artikel 3.5.5 De tegemoetkoming in reis– en pensionkosten
De ambtenaar of de ex ambtenaar die opdracht van het dagelijks bestuur heeft gekregen naar het woongebied te verhuizen en daarin, ondanks alle pogingen daartoe niet slaagt, heeft aanspraak op een vergoeding in verband met de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woning en de standplaats, zolang hij bij de verhuizing in aanmerking zou kunnen komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten, en de te reizen afstand in de door het dagelijks bestuur, op basis van paragraaf 3.3 SAW Vergoeding reiskosten, een aanspraak geeft op een vergoeding.
Een ambtenaar of de ex ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, die naar het oordeel van het dagelijks bestuur, niet dagelijks heen en weer kan reizen, heeft, tenzij van waterschapswegen al dan niet tegen betaling in huisvesting wordt voorzien, aanspraak op een tegemoetkoming in de pensionkosten voor verblijf in een pension in het woongebied. Daarnaast heeft de ambtenaar of de ex ambtenaar aanspraak op een tegemoetkoming voor ten hoogste eenmaal per week in de reiskosten voor gezinsbezoek dan wel voor reiskosten naar de plaats waar hij nog woonachtig is.
Indien de ambtenaar of de ex ambtenaar er niet in slaagt om een pension in het woongebied te betrekken en hij zich naar het oordeel van het dagelijks bestuur daartoe voldoende inspanningen heeft getroost, heeft hij tevens aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen het pension nabij het woongebied en de standplaats.
Indien de ambtenaar of de ex ambtenaar als bedoeld in het eerste en tweede lid naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet alles wat redelijkerwijs van hem mag worden verwacht, heeft gedaan om zo spoedig mogelijk te verhuizen, komt hij niet langer in aanmerking voor de tegemoetkoming als bedoeld in het eerste en tweede lid.
De ambtenaar of de ex ambtenaar die een functie voor betrekkelijk korte duur bekleedt of voor betrekkelijk korte duur elders is geplaatst en als gevolg daarvan niet behoeft te verhuizen, kan in afwijking van artikel 3.3.1 SAW een tegemoetkoming in de reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden verleend, dan wel een tegemoetkoming overeenkomstig het tweede lid, indien de belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet dagelijks heen en weer kan reizen.
De ambtenaar of de ex ambtenaar die, in verband met een standplaats wijziging, opdracht van het dagelijks bestuur heeft gekregen om naar het toekomstige woongebied te verhuizen en die voor de datum van standplaats wijziging verhuist, heeft tot een maximumtermijn van drie maanden aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het reizen tussen de nieuwe woning en de standplaats als bedoeld in het eerste lid dan wel op de tegemoetkoming als bedoeld in het tweede lid.
PARAGRAAF 3.6 Overige vergoedingen
Artikel 3.6.2 Schadevergoeding
Aan de ambtenaar wordt de schade vergoed, die buiten zijn schuld of nalatigheid ontstaat aan hem toebehorende kleding en uitrusting, bij de vervulling van zijn functie. Dit voor zover die schade niet bestaat uit normale slijtage van de goederen en geen motorrijtuigen in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zijn.
In de maand waarin de ambtenaar gedurende 25, 40 of 50 jaar een functie bij de overheid heeft vervuld, ontvangt hij een gratificatie gelijk aan een bedrag, overeenkomende met de gehele bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief waarop hij in de maand van deze jubilea aanspraak heeft. De op grond van het vorenstaande berekende bedragen worden naar boven afgerond tot een volle euro.
De ambtenaar die volledig uittreedt om gebruik te maken van de regeling FPU, dan wel keuzepensioen, ontvangt een ambtsjubileumgratificatie bedoeld in het eerste lid. Voorwaarde is dat hij, ware hij in dienst gebleven tot het bereiken van de volgens artikel 7.3 eerste lid van het Pensioenreglement ABP voor het recht op ouderdomspensioenvereiste leeftijd, hiervoor in aanmerking zou zijn gekomen.
Artikel 3.6.6 Uitkering na overlijden ambtenaar
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de ambtenaar wordt aan de erfgenamen een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief over een periode van drie maanden.
Uitgegaan wordt van de voor de ambtenaar geldende bezoldiging per maand op de dag van overlijden.
Artikel 3.6.7 Uitkering na overlijden ex ambtenaar
Zo spoedig mogelijk na overlijden van de ex ambtenaar bedoeld in artikel 6.2.7 SAW of 6.2.8 SAW, wordt in aanvulling op artikel 35 Ziektewet een overlijdensuitkering toegekend, met dien verstande dat het bedrag van beide uitkeringen samen gelijk is aan 100% van het voor betrokkene geldende dagloon zoals gedefinieerd in artikel 8.3.2 SAW, berekend over een periode van 13 weken.
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de ex ambtenaar bedoeld in artikel 8.3.1 SAW, wordt in aanvulling op artikel 35 of artikel 36, eerste lid, Ziektewet een overlijdensuitkering toegekend, met dien verstande dat het bedrag van beide uitkeringen samen gelijk is aan 100% van het voor betrokkene geldende dagloon, berekend over een periode van 13 weken.
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de ex ambtenaar bedoeld in artikel 8.3.4 SAW die een aansluitende uitkering geniet, wordt in overeenkomstige toepassing van artikel 35 of artikel 36, eerste lid, Ziektewet een overlijdensuitkering toegekend, met dien verstande dat het bedrag van beide uitkeringen samen gelijk is aan 100% van het voor betrokkene geldende dagloon, berekend over een periode van 13 weken.
Op de uitkering als bedoeld in dit artikel wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nabestaanden van de betrokkene bij diens overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van een andere bepaling in een rechtspositieregeling van de waterschappen, dan wel krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid of onvrijwillige werkloosheid.
Artikel 3.6.8 Collectieve rechtsbijstandsverzekering
Het dagelijks bestuur van het waterschap sluit een collectieve rechtsbijstandsverzekering ten behoeve van de ambtenaar voor die gevallen:
De rechtsbijstandsverzekering geldt niet in geval van disciplinaire maatregelen van de werkgever tegen de ambtenaar, in procedures van de ambtenaar tegen het waterschap of een strafbaar feit van de ambtenaar waarvan het waterschap aangifte heeft gedaan.
HOOFDSTUK 4 Werktijd en verlof
PARAGRAAF 4.1 Arbeidsduur en werktijden
Artikel 4.1.2 Jaarlijkse keuze meerwerk
De tijdelijk verlengde arbeidsduur werkt door in de pensioenopbouw. Hiertoe wordt de deeltijdfactor verhoogd die aan het ABP wordt doorgegeven. De verhoogde deeltijdfactor wordt vastgesteld als het product van de deeltijdfactor en een verhogingsfactor. Deze verhogingsfactor is het quotiënt van het pensioengevend inkomen bij verlengde arbeidsduur zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel gedeeld door het pensioengevend inkomen zonder de verlenging van de arbeidsduur zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel.
Indien de ambtenaar een kalendermaand aaneengesloten verhinderd is zijn functie te vervullen eindigt de maandelijkse vergoeding voor het geroosterde meerwerk met ingang van de eerste dag van de opvolgende kalendermaand. De vergoeding van het geroosterde meerwerk herleeft binnen het kalenderjaar op de eerste dag van de kalendermaand na volledige hervatting van de functie.
De ambtenaar die wenst te kiezen voor een langere arbeidsduur als bedoeld in dit artikel, dient hiertoe een schriftelijk verzoek in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan het verzoek op organisatorische gronden, budget, formatie, begroting en/of het niet voorhanden zijn van voldoende werk en/of geld afwijzen. Een afwijzing van het verzoek gebeurt schriftelijk en gemotiveerd.
Op de ambtenaar die bij aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft gebruik maakt van een regeling voor langdurig verlof of een aanvraag heeft ingediend om in dat kalenderjaar daarvan gebruik te maken, is dit artikel niet van toepassing. Ook voor de ambtenaar aan wie gedeeltelijk FPU–ontslag is verleend staat de keuze voor meerwerk in het kader van dit artikel niet open.
Artikel 4.1.3 Jaarlijkse keuze minderwerk
Indien de ambtenaar een kalendermaand aaneengesloten verhinderd is zijn functie te vervullen eindigt de maandelijkse vermindering van het salaris voor het geroosterde minderwerk met ingang van de eerste dag van de opvolgende kalendermaand. De vermindering voor het geroosterde minderwerk herleeft binnen het kalenderjaar op de eerst dag van de kalendermaand na volledige hervatting van de functie.
De ambtenaar die wenst te kiezen voor een kortere arbeidsduur dan zijn aanstellings-duur, dient hiertoe een schriftelijk verzoek in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan het verzoek op grond van organisatorische gronden of formatie afwijzen. Een afwijzing van het verzoek gebeurt schriftelijk en gemotiveerd.
Artikel 4.2.2 Aanvragen verlof
De ambtenaar dient een verzoek om langdurig verlof voor meer dan één maand en minder dan drie maanden tenminste drie maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk bij het dagelijks bestuur in. Bij een langdurig verlof van drie maanden of langer moet de aanvraag tenminste zes maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk bij het dagelijks bestuur worden ingediend.
Het basisverlof wordt verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. Is aan de ambtenaar om redenen van dienstbelang in enig kalenderjaar het basis-verlof niet of niet geheel verleend, dan wordt hem het nog niet genoten basisverlof zoveel mogelijk in het eerstvolgende, doch uiterlijk voor 1 juli van het daarop volgende kalenderjaar verleend.
Het bepaalde in het voorafgaande lid geldt met dien verstande, dat de ambtenaar in enig kalenderjaar nimmer meer basisverlofuren kan opnemen dan twee maal het hem bij of krachtens artikel 4.2.1 SAW toekomende aantal uren, tenzij op een desbetreffend verzoek van de ambtenaar uitdrukkelijk anders is beslist.
Artikel 4.2.5 Compensatie bij niet verlenen basisverlof wegens dienstbelang
Indien het belang van de dienst het onvermijdelijk maakt, dat het basisverlof of het aaneengesloten gedeelte daarvan wordt genoten buiten het in artikel 4.2.3, lid 3 SAW, genoemde tijdvak, kan door het dagelijks bestuur de duur van het basisverlof of het aaneengesloten deel daarvan met 1/3 worden verlengd. Dit verlof kent dezelfde vervaltermijn als het oorspronkelijke basisverlof.
Artikel 4.2.6 Intrekking verlof wegens dienstbelang
Verleend verlof kan worden ingetrokken, wanneer dringende redenen van dienstbelang dat noodzakelijk maken. Dit met uitzondering van de redenen genoemd in artikel 4.2.4 SAW. Indien ten gevolge van dit intrekken van verlof de ambtenaar op een bepaalde dag slechts gedeeltelijk verlof geniet, worden de uren van deze dag niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal genoten verlofuren.
Artikel 4.2.10 Ontslag en verlof
Voor verlofuren waarop de ambtenaar recht heeft, maar die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn verleend, wordt een vergoeding gegeven. Deze vergoeding wordt berekend met het uurloon volgens artikel 1.2.1 op ontslagdatum van de ambtenaar voor elk niet verleend verlofuur.
PARAGRAAF 4.3 Buitengewoon verlof
Artikel 4.3.1 Verlof op feestdagen
Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, wordt aan de ambtenaar op feestdagen volgens artikel 1.2.1 SAW verlof met behoud van bezoldiging verleend. De openbare dienst van het waterschap is deze dagen gesloten.
Artikel 4.3.2 Bijzonder verlof
Het dagelijks bestuur kan op verzoek van de ambtenaar bijzonder verlof verlenen.
Het dagelijks bestuur kan voor dit bijzondere verlof nadere voorwaarden stellen en bepalen of dit (gedeeltelijk) met behoud van bezoldiging wordt verleend.
Artikel 4.3.3 Verlof voor vakbondsactiviteiten
Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt door het dagelijks bestuur buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend aan de ambtenaar:
voor het bijwonen van algemene vergaderingen van verenigingen van ambtenaren of, voor zover het algemene verenigingen betreft die ook andere groepen van ambtenaren dan waterschapspersoneel organiseren, voor het bijwonen van algemene vergaderingen van een landelijke groep van waterschapspersoneel, indien de ambtenaar lid van het hoofdbestuur, bestuurslid van een landelijke groep of afgevaardigde van een afdeling is, met dien verstande dat van elke afdeling voor iedere vijftig leden of gedeelte daarvan aan ten hoogste twee afgevaardigden tot een maximum van tien afgevaardigden, verlof wordt verleend;
Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt door het dagelijks bestuur aan de ambtenaar buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend:
om, indien hij daartoe door een centrale van overheidspersoneel als bedoeld in het eerste lid onder a of door een daarbij aangesloten vereniging is aangewezen, bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen of namens die centrale of die daarbij aangesloten vereniging, onderscheidenlijk binnen het waterschapsapparaat, die ertoe strekken de doelstellingen van deze centrale van overheidspersoneel en/of de daarbij aangesloten vereniging te ondersteunen, alles samen voor ten hoogste 187,2 uren per kalenderjaar;
Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten en indien de vereniging van ambtenaren als bedoeld in lid 1 onder b bij het betreffende waterschap een verzoek heeft ingediend om een ambtenaar aan te wijzen als vakbondsconsulent, wordt door het dagelijks bestuur buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend:
bij een waterschap vanaf 400 fte aan een of meerdere ambtenaren voor het verrichten van werkzaamheden als vakbondsconsulent voor samen ten hoogste 200 uur per kalenderjaar.
Elke vereniging van ambtenaren als bedoeld in lid 1 onder b kan in het waterschap één ambtenaar als vakbondsconsulent aanwijzen.
Het verlof volgens de leden 3, 4 en 5 samen kan voor de individuele ambtenaar niet meer bedragen dan ten hoogste 216 uren per kalenderjaar, echter met dien verstande dat ten hoogste 288 uren verlof kan worden verleend aan de ambtenaar die:
lid is van het centrale bestuur van de centrale genoemd in het eerste lid onder a, nr. 3 en/of bestuurslid is van een sector of sectie van de centrale.
Voor de ambtenaar met een onvolledige werktijd kan het verlof bedoeld in de leden 3 en 4 samen ten hoogste een naar evenredigheid van de in dit lid genoemde aantallen uren bedragen.
Tenzij andere belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt aan de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als lid van de commissie volgens artikel 10.1, lid 1 SAW, buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend voor het bijwonen van de vergadering van die commissie, alsmede voor één voorvergadering per uitgeschreven commissievergadering. Hetgeen ten aanzien van de voorvergadering is bepaald, geldt eveneens voor de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als plaatsvervangend lid van de commissie volgens artikel 10.1, lid 1 SAW.
PARAGRAAF 4.4 Verlof in verband met Arbeid en Zorg
Artikel 4.4.1 Wet arbeid en zorg
Tenzij anders is bepaald in betreffende wet of Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel, is de Wet arbeid en zorg (Wazo) van toepassing.
Artikel 4.4.2 Zwangerschap– en bevallingsverlof
Indien de ambtenaar geen tegemoetkoming krachtens de Wet arbeid en zorg ontvangt of de tegemoetkoming wordt verminderd of geheel of gedeeltelijk geweigerd en dit aan haar schuld of toedoen te wijten is, wordt voor de periode dat zij de tegemoetkoming niet ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met het bedrag waarop zij recht zou hebben gehad bij het wel voldoen aan alle voorwaarden.
Naar keuze van de ambtenaar kunnen de zestien weken, als bedoeld in lid 1, worden opgenomen in een periode gelegen vanaf zes weken voor de datum waarop blijkens een verklaring van een geneeskundige of verloskundige de bevalling zal plaatsvinden tot maximaal twaalf weken na de datum waarop de bevalling heeft plaatsgevonden.
Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling. Indien de bevalling later dan de vermoedelijke datum van bevalling plaatsvindt, is dit niet van invloed op de vooraf gekozen duur van het bevallingsverlof. Indien de bevalling eerder dan de vermoedelijke datum van bevalling plaatsvindt, wordt het resterende zwangerschapsverlof toegevoegd aan het bevallingsverlof.
Artikel 4.4.3 Uitkering bij zwangerschap en bevalling na ontslag
waarvan de bevalling waarschijnlijk is, of waarvan de bevalling plaatsvindt vanaf elf weken tot en met zestien weken na het einde van haar verplichte verzekering op basis van de ziektewet;
ontvangt een zwangerschap– en bevallingsuitkering van het waterschap. Deze uitkering zal niet minder mogen bedragen dan die zij volgens artikel 8.3.12 SAW zou hebben genoten indien dit op haar van toepassing zou zijn geweest.
Indien de ambtenaar geen tegemoetkoming krachtens de Wet arbeid en zorg ontvangt of de tegemoetkoming wordt verminderd of geheel of gedeeltelijk geweigerd en dit aan haar schuld of toedoen te wijten is, wordt voor de periode dat zij de tegemoetkoming niet ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met het bedrag waarop zij recht zou hebben gehad bij het wel voldoen aan alle voorwaarden.
Aan de ambtenaar wordt gedurende ten minste de eerste negen maanden na de bevalling de gelegenheid gegeven om het werk te onderbreken voor het geven van borstvoeding of om moedermelk af te kolven. Het dagelijks bestuur stelt, waar nodig, een geschikte af te sluiten ruimte ter beschikking.
De onderbrekingen mogen zo vaak en zo lang als nodig is plaatsvinden, totaal tot maximaal een kwart van de werktijd. Het tijdstip en de duur van de onderbrekingen worden na overleg vastgesteld.
Artikel 4.4.5 Adoptie en pleegzorg
Indien de ambtenaar geen tegemoetkoming krachtens de Wet arbeid en zorg ontvangt of de tegemoetkoming wordt verminderd of geheel of gedeeltelijk geweigerd en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt voor de periode dat hij de tegemoetkoming niet ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met het bedrag waarop hij recht zou hebben gehad bij het wel voldoen aan alle voorwaarden.
Artikel 4.4.6 Calamiteiten– en kortdurend verlof
De ambtenaar heeft conform de Wet arbeid en zorg recht op verlof met behoud van zijn bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief ongeacht de omvang van zijn functie, wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens:
het overlijden van echtgeno(o)t(e), ouders, pleegouders, stiefouders, schoonouders, kinderen, pleegkinderen, stief– en aangehuwde kinderen: 4 werkdagen;
het overlijden van bloed– en aanverwanten in de tweede graad: 2 werkdagen, tenzij de ambtenaar is belast met de regeling van de begrafenis of (en) nalatenschap, in welk geval verlof voor ten hoogste 4 werkdagen wordt verleend;
het overlijden van overige bloed– en aanverwanten tot en met de derde graad voor ten hoogste 1 werkdag, tenzij de ambtenaar is belast met de regeling van de begrafenis of (en) nalatenschap, in welk geval verlof voor ten hoogste 4 werkdagen wordt verleend;
Artikel 4.4.8 Kortdurend zorgverlof
De Wet arbeid en zorg is van toepassing.
Gedurende het verlof heeft de ambtenaar recht op 75% doorbetaling van zijn bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief over de arbeidsduur waarvoor het zorgverlof geldt.
Artikel 4.4.9 Langdurig onbetaald zorgverlof
De Wet arbeid en zorg is van toepassing.
Als onbetaald zorgverlof wordt opgenomen, komt het werkgeversdeel van de pensioenpremie van het onbetaald verlof voor rekening van de ambtenaar.
PARAGRAAF 4.5 Overgangsrecht seniorenregeling en levensloopregeling
HOOFDSTUK 5 Activerend personeelsbeleid
Artikel 5.1.1 Activerend Personeelsbeleid
Het dagelijks bestuur en de ambtenaar zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor duurzame inzetbaarheid en –loopbaanontwikkeling. Het dagelijks bestuur zorgt voor een activerend personeelsbeleid in het waterschap en de ambtenaar voor de eigen inzetbaarheid en loopbaanontwikkeling. Dit vraagt van partijen een actieve rol.
Het dagelijks bestuur en de ambtenaar maken afspraken gericht op optimale inzetbaarheid van de ambtenaar, die dan in staat is werk en inkomen te krijgen en te behouden.
De gesprekscyclus en het Persoonlijk Ontwikkelingsplan zijn de centrale instrumenten om op individueel niveau activerend personeelsbeleid inhoud te geven.
Artikel 5.1.2 A&O-fonds Waterschappen
Het A&O-fonds heeft ten doel het initiëren, stimuleren en bevorderen van (vernieuwen-) activiteiten in de sector Waterschappen op het gebied van arbeidsmarkt en HRM-beleid. Op verzoek van het LAWA voert het fonds andere activiteiten uit die rechtstreeks verband houden met de SAW, de werkgelegenheid en van een adequate scholing en opleiding voor de sector waterschappen.
De gesprekscyclus bestaat in beginsel uit drie gesprekken per jaar tussen het dagelijks bestuur en de ambtenaar. In deze gesprekken komen planning, voortgang en evaluatie en beoordeling aan de orde. Het moment van evaluatie en beoordeling kan, indien gewenst, samenvallen met het moment waarop planningsafspraken worden gemaakt.
Artikel 5.2.2 Planningsgesprek
In het planningsgesprek worden concrete afspraken gemaakt over de te behalen resultaten en over talent- en competentieontwikkeling. Afspraken over (te ontwikkelen) competenties worden pas gemaakt nadat de organisatie een competentiewoorden-boek/systeem heeft vastgesteld waarover overeenstemming is bereikt met de Ondernemingsraad. Tevens komen de wensen, ambities, vitaliteit, loopbaan en ontwikkelmogelijkheden van de ambtenaar aan de orde en hierover worden concrete afspraken gemaakt.
Artikel 5.2.3 Voortgangsgesprek
Het dagelijks bestuur en de ambtenaar bespreken halverwege het jaar tenminste eenmaal de voortgang van de gemaakte afspraken. Hierbij kan onder meer aandacht worden besteed aan de wijze waarop de werkzaamheden worden verricht, de randvoorwaarden om de resultaten te bereiken, de arbeidsomstandigheden en de wijze van leidinggeven. Ook de afspraken gemaakt in het kader van Persoonlijk Ontwikkelingsperspectief, loopbaan of vitaliteit worden besproken.
Artikel 5.2.4 Evaluatie- en beoordelingsgesprek
Vóór 1 december van ieder jaar hebben het dagelijks bestuur en ambtenaar een evaluatie- en beoordelingsgesprek. Zo nodig vinden extra gesprekken plaats.
Het dagelijks bestuur kent een eindoordeel A, B, C, D, of E volgens artikel 3.1.8 SAW toe aan het totale functioneren van de ambtenaar. Deze score wordt vastgelegd in een evaluatie- en beoordelingsformulier. Een beslissing tot toekenning van een eindoordeel wordt de ambtenaar uiterlijk voor 31 december, schriftelijk meegedeeld.
Het dagelijks bestuur kan voor het opmaken van de evaluatie- en beoordeling inlichtingen bij derden inwinnen. Ook de ambtenaar kan aan het dagelijks bestuur vragen om informatie bij derden in te winnen. Het dagelijks bestuur deelt de ambtenaar mee welke informatie hij van deze derden heeft ontvangen.
Indien de ambtenaar weigert deel te nemen aan het evaluatie- en beoordelingsgesprek of de ambtenaar niet kan deelnemen, terwijl uitstel naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet verantwoord is, kan het dagelijks bestuur besluiten de evaluatie- en beoordeling, inclusief eindoordeel buiten aanwezigheid van de ambtenaar uit te brengen. Het dagelijks bestuur stelt de ambtenaar hiervan tijdig schriftelijk en gemotiveerd in kennis.
Het dagelijks bestuur ondertekent het evaluatie- en beoordelingsformulier, inclusief eindoordeel voor akkoord. De ambtenaar ondertekent het evaluatie- en beoordelings-formulier, inclusief eindoordeel voor gezien. Indien de ambtenaar het niet eens is met de evaluatie- en beoordeling, inclusief eindoordeel kan hij binnen twee weken de geschilpunten op het evaluatie- en beoordelingsformulier vermelden.
Het dagelijks bestuur wijzigt de evaluatie- en beoordeling, inclusief eindoordeel, voor zover hij de bezwaren van de functionaris deelt. Wanneer hij geheel aan de bezwaren tegemoet komt, stelt hij de evaluatie- en beoordeling, inclusief eindoordeel vast. Indien het dagelijks bestuur de bezwaren niet deelt wordt de evaluatie- en beoordeling, inclusief eindoordeel uiterlijk na 6 weken nadat deze is uitgebracht vastgesteld door het dagelijks bestuur.
PARAGRAAF 5.3 Opleiding en ontwikkeling
Artikel 5.3.2 Persoonlijk OntwikkelingsPlan
Dagelijks bestuur en ambtenaar kunnen in overleg vaststellen dat er in aanvulling op de afspraken uit de reguliere gesprekscyclus, behoefte is aan een gesprek over opleiding, ontwikkeling, carrière, vitaliteit en mobiliteit. Het gesprek en de afspraken, het Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP), worden vastgelegd in het personeelsdossier.
PARAGRAAF 5.4 Loopbaanfaciliteiten
Artikel 5.4.1 Vitaliteitgesprek
Dagelijks bestuur en ambtenaar kunnen in overleg vaststellen dat er in aanvulling op de afspraken uit de reguliere gesprekscyclus, behoefte is aan een vitaliteitgesprek over carrière, mobiliteit, tweede loopbaan, gezondheid, vitaliteit en welzijn. De afspraken en inzet van instrumenten worden vastgelegd in het personeelsdossier of persoonsdossier.
Het loopbaanbudget kan ingezet worden om eenmalig de loopbaan een nieuwe wending te geven. De ambtenaar kan voor de zogenoemde tweede loopbaan, eenmalig aanspraak maken op de faciliteiten van een in redelijkheid vast te stellen loopbaanbudget.
Afspraken over een tweede loopbaan zijn onderdeel van in overleg met het dagelijks bestuur en de ambtenaar gemaakte afspraken in het vitaliteitgesprek of POP.
Artikel 5.4.4 Algemene dienst en loopbaangesprek en loopbaanbudget
Met de ambtenaar in algemene dienst wordt een loopbaangesprek gevoerd en de ambtenaar krijgt een individueel loopbaanbudget.
Het loopbaanbudget bedraagt € 2.500,-.
Het budget kan in de plaatsingsperiode zoals bedoeld in artikel 2.1.8, lid 3 SAW één keer ingezet worden voor loopbaanfaciliteiten om zicht te krijgen op de kwaliteiten, ontwikkeling, ambities, mogelijkheden etc. en vorm en sturing te geven aan de eigen loopbaan.
Artikel 5.5.1 Herplaatsing in het kader van reorganisatie
Binnen twee maanden na het vaststellen van boventalligheid stelt het dagelijks bestuur in overleg met de boventallig verklaarde ambtenaar een actieplan ‘van werk naar werk’ vast. Het dagelijks bestuur en de ambtenaar komen daarbij een wederzijdse inspanningsverplichting overeen om het maximale te doen om betrokkene naar ander werk te begeleiden. In dit actieplan wordt vastgelegd welke re-integratie-instrumenten gedurende de herplaatsingtermijn zullen worden ingezet.
Indien na afloop van de herplaatsingtermijn het actieplan voor de boventallige verklaarde ambtenaar niet heeft geleid tot het vinden van werk, komen partijen een vervolgplan overeen. In dit vervolgplan wordt vastgelegd of een wijziging van strategie nodig is, en welke instrumenten gedurende de WW- en bovenwettelijke WW-fase moeten worden ingezet om de re-integratie alsnog succesvol te laten verlopen.
Bij gelijke geschiktheid, of te maken geschiktheid, heeft de boventallige of de al ontslagen ambtenaar bij vacatures die na de reorganisatie binnen het waterschap ontstaan de voorkeur boven andere interne of externe kandidaten. Als er meerdere geschikte of geschikt te maken boventallige ambtenaren op de vacature solliciteren, heeft diegene die het langst boventallig is en een uitkering geniet, de voorkeur.
Het dagelijks bestuur kan op basis van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden besluiten:
dat de boventallige of al ontslagen ambtenaar met een bovenwettelijke uitkering, geschikt, of geschikt te maken is voor de betreffende functie.
Voordat het dagelijks bestuur een besluit neemt, wordt advies ingewonnen bij een derde. Deze derde is een paritaire commissie, bij voorkeur in het kader van een organisatiewijziging genoemd in artikel 1.1.4 SAW.
Artikel 5.5.3 Re-integratie-instrumentarium
Volgens artikelen 5.5.1 SAW en 5.5.2 SAW kunnen maatwerk afspraken worden gemaakt over het gebruik van re-integratie-instrumenten. Naast de in paragraaf 5.6 SAW genoemde instrumenten zijn in ieder geval de volgende re-integratie-instrumenten beschikbaar:
Het dagelijks bestuur heeft de mogelijkheid om het re-integratie-instrumentarium uit dit artikel aan te bieden aan groepen van ambtenaren die (nog) geen herplaatsingkandidaat zijn maar bij organisatie onderdelen werken waar boventalligheid dreigt.
Artikel 5.5.5 Sancties bij onvoldoende inspanning dagelijks bestuur
Indien het dagelijks bestuur zich onvoldoende inspant op grond van deze paragraaf, kan de ambtenaar advies inwinnen bij een derde. Deze derde is een paritaire commissie bij voorkeur in het kader van een organisatiewijziging genoemd in artikel 1.1.4 SAW. Met dit advies kan hij het dagelijks bestuur verzoeken om de ontslagtermijn te verschuiven of de uitkeringsduur te verlengen.
Het dagelijks bestuur neemt een gemotiveerd besluit over de verzochte verlenging van de ontslagtermijn of uitkeringsduur.
Artikel 5.5.6 Inkomen tijdens herplaatsingtermijn
Gedurende de herplaatsingtermijn, volgens artikel 5.5.1, lid 1 en lid 6 SAW heeft de boventallig verklaarde ambtenaar recht op zijn salaris en het IKB-collectief.
Artikel 5.5.7 Toelagen en vergoedingen tijdens herplaatsingtermijn
Het dagelijks bestuur en de organisaties van overheidspersoneel maken in een sociaal plan, zoals bedoeld in artikel 5.5.1 SAW afspraken over toelagen en vergoedingen van de boventallig verklaarde ambtenaar gedurende de herplaatsingtermijn. Dit voor zover de SAW niet voorziet in een afbouw.
Artikel 5.5.9 Re-integratiepremie herplaatsingtermijn
De boventallig verklaarde ambtenaar die gedurende de herplaatsingtermijn een functie vindt, ontvangt een re-integratiepremie van één maandsalaris.
Artikel 5.5.10 Salarisgarantie en perspectief
Bij aanvaarding van een passende lagere functie, binnen de eigen organisatie of binnen de sector waterschappen, wordt het salaris aangevuld tot het niveau van het oude salaris op het moment van boventalligheid. Indien de boventallig verklaarde ambtenaar nog niet ingeschaald was op het maximum van de betreffende schaal, behoudt hij het recht op doorgroei op basis van de regeling gesprekscyclus (paragraaf 5.2 SAW).
Bij aanvaarding van een functie tegen een lager salaris buiten de sector waterschappen, wordt het salaris aangevuld tot het niveau van het oude salaris op het moment van boventalligheid, gedurende de uitkeringsduur (WW, aanvullende en aansluitende) waarop de boventallig verklaarde ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij geen andere functie had gevonden.
PARAGRAAF 5.6 Instrumenten voor activerende personeelsbeleid
Artikel 5.6.1 Individueel KeuzeBudget
Het Individueel KeuzeBudget geeft de ambtenaar de mogelijkheid keuzes te maken die aansluiten bij de behoeften en de levensfase waarin de ambtenaar zich bevindt om zodoende zijn vitaliteit te bevorderen.
In de sector waterschappen vinden gedurende zes jaar geen gedwongen ontslagen ten gevolge van reorganisatie plaats. Daarmee is een balans gevonden tussen zekerheid en verandering in de arbeidssituatie.
De ambtenaar spant zich maximaal in om in de in artikel 5.7.2 genoemde periode aan het werk te blijven. Het dagelijks bestuur ondersteunt de ambtenaar hierbij met instrumenten en voorzieningen zoals opgenomen in paragraaf 5.5 van de SAW en door werk te realiseren door:
Artikel 5.7.5 Terugkeergarantie
De boventallige ambtenaar die ontslag neemt op eigen verzoek heeft onder de volgende voorwaarden recht op terugkeer:
De ambtenaar krijgt bij de nieuwe werkgever een tijdelijke aanstelling of tijdelijke arbeidsovereenkomst aangeboden voor maximaal 12 maanden.
Deze tijdelijke aanstelling of overeenkomst wordt op initiatief van de werkgever beëindigd. De garantie op terugkeer geldt op deze beëindigingdatum en tot uiterlijk 2 juli 2021.
Artikel 5.7.6 Inspanningsverplichting ambtenaar
Indien de boventallige ambtenaar, in de periode van de werkgarantie volgens artikel 5.7.2 SAW, zich onvoldoende inspant om opgedragen werkzaamheden naar behoren uit te voeren, kan het dagelijks bestuur op grond van artikel 7.2 SAW een disciplinaire maatregel opleggen.
HOOFDSTUK 6 Deskundige begeleiding bij Ziekte en Arbeidsongeschiktheid
PARAGRAAF 6.1 Deskundige begeleiding
Artikel 6.1.1 Deskundigen op het gebied van preventie en bescherming
Het waterschap laat zich bijstaan door deskundigen als bedoeld in de artikelen 13 (bijstand deskundige werknemers op het gebied van preventie en bescherming), 14 (maat-werkregeling aanvullende deskundige bijstand bij specifieke taken op het gebied van preventie en bescherming) en 14a (vangnetregeling aanvullende deskundige bijstand op het gebied van preventie en bescherming) van de Arbeidsomstandighedenwet.
Artikel 6.1.2 Consultatie deskundigen
De ambtenaar heeft het recht om bij gezondheidsproblemen een bedrijfsarts rechtstreeks te consulteren.
Artikel 6.1.3 Periodiek onderzoek
De ambtenaar die in verband met de uitoefening van zijn werkzaamheden aan bijzonder gevaar voor zijn gezondheid blootstaat dan wel voor een goede vervulling van zijn functie aan bijzondere gezondheidseisen moet voldoen, is verplicht aan een periodiek onderzoek (b.v. PMO. PAGO) deel te nemen, indien dit naar het oordeel van het dagelijks bestuur, na overleg met de deskundigen, noodzakelijk is.
Artikel 6.1.4 Non-actief stelling
Indien bij een onderzoek, volgens artikel 6.1.3 SAW, blijkt van een zodanige lichamelijke of geestelijke toestand van de ambtenaar, dat naar het oordeel van de deskundigen de belangen van de ambtenaar, die van de dienst of die van bij de dienstuitoefening betrokken derden zich tegen voortzetting van zijn functie verzetten, dan wordt de ambtenaar door het dagelijks bestuur op non-actief gesteld (NB geen disciplinaire straf).
Op non-actief gesteld worden, als bedoeld in het vorige lid, vindt niet plaats indien, naar het oordeel van de deskundigen, de lichamelijke of geestelijke toestand van de ambtenaar het wenselijk maakt dat hij tijdelijk met andere werkzaamheden wordt belast, indien en voor zover deze voorhanden zijn. In dat geval is artikel 6.2.3 SAW van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6.1.5 Arbeidsgezondheidskundig onderzoek bij ziekte
De ambtenaar is verplicht zich te onderwerpen aan een door of vanwege de deskundigen in te stellen arbeidsgezondheidskundig onderzoek ter beantwoording van de vragen:
of de ambtenaar ten onrechte nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door de behandelende geneeskundige gegeven, met dien verstande dat de voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige aard zijn uitgezonderd;
Artikel 6.1.6 Deskundigen oordeel (second opinion)
Bij verschil van mening tussen de werkgever en de ambtenaar kan, na advisering door de deskundige namens de werkgever, door zowel de werkgever als de ambtenaar een niet bindend deskundigenoordeel worden gevraagd aan de UWV. Zulks onder meer ten aanzien van de vraag of:
De kosten van het deskundigenoordeel komen voor rekening van de werkgever.
Artikel 6.1.7 Re-integratie–inspanning en passende arbeid
In geval voor de ambtenaar uit het eerste lid, door het UWV een mate van arbeidsongeschiktheid van tussen de 35% en 80% wordt vastgesteld, zullen de inspanningen van de werkgever uit het tweede lid, er op gericht zijn om passende arbeid aan te bieden waardoor de ambtenaar minimaal 50% van zijn restverdiencapaciteit benut.
Indien de ambtenaar volgens het eerste lid, zonder deugdelijke grond weigert de in het vorige lid bedoelde arbeid te verrichten, worden de inkomsten die hij uit deze arbeid zou hebben ontvangen indien hij deze arbeid wel zou hebben verricht, geheel in mindering gebracht op zijn bezoldiging, volgens artikel 6.2.1 SAW, eerste en tweede lid, respectievelijk artikel 6.2.1a SAW.
PARAGRAAF 6.2 Aanspraken bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
Artikel 6.2.1 Bezoldiging bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
De ambtenaar heeft ook na afloop van de in het eerste lid, sub a genoemde periode van twaalf maanden tot aan het einde van zijn dienstverband aanspraak op de volle bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief indien de ziekte, uit hoofde waarvan hij ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten.
Ten aanzien van de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn functie te vervullen, kan worden bepaald dat hij zijn functie slechts weer zal mogen vervullen indien het dagelijks bestuur, gelet op het advies van de deskundigen of van het UWV, daarvoor toestemming heeft verleend, onder bepaling van de mate waarin de hervatting kan geschieden. Deze toestemming is in ieder geval vereist indien de ambtenaar gedurende meer dan een jaar volledig verhinderd is geweest zijn functie te vervullen.
Artikel 6.2.2 Samenloop met andere inkomsten
Indien de ambtenaar gedurende de periode uit artikel 6.2.1, eerste of tweede lid SAW, recht heeft op een ZW, WAO, IVA-, WGA–, WW–uitkering of bovenwettelijke aanvulling op grond van het ABP pensioenreglement, wordt het bedrag van de uitkering of bovenwettelijke aanvulling in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge de in artikel 6.2.1, eerste en tweede lid SAW bedoelde bezoldiging recht heeft.
Indien de ambtenaar gedurende de periode uit artikel 6.2.1a, tweede lid SAW, recht heeft op verhoging van het inkomen en/of een uitkering als bedoeld in art. 6.2.2, lid 1 SAW, wordt het bedrag van de verhoging en/of uitkering op de aanvulling uit artikel 6.2.1a, eerste lid SAW, in mindering gebracht.
Indien de ambtenaar uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen recht heeft op een in het eerste of tweede lid genoemde uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste respectievelijk tweede lid, toegerekend aan de dienstbetrekkingen waarvan zijn bezoldiging wordt doorbetaald, naar evenredigheid van de bezoldigingen uit de desbetreffende dienstbetrekkingen.
Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de ambtenaar de in het eerste of tweede lid genoemde uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt deze uitkering voor het vaststellen van de vermindering, bedoeld in het eerste lid, steeds geacht onverminderd te zijn genoten.
Artikel 6.2.3 Korting bezoldiging bij re-integratie
Indien de ambtenaar tijdens de verhindering tot het vervullen van zijn functie, op grond van een aan het dagelijks bestuur door de deskundigen of door het UWV uitgebracht advies, in het belang van zijn genezing of zijn re-integratie dan wel in het kader van herplaatsing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden de inkomsten in mindering gebracht op de bezoldiging, voor zover de inkomsten plus bezoldiging het niveau van de bezoldiging uit artikel 6.2.1, eerste en tweede lid SAW, respectievelijk artikel 6.2.1a SAW overstijgen.
Artikel 6.2.4 Beperking aanspraak bezoldiging
Geen aanspraak op doorbetaling van bezoldiging bestaat:
indien de verhindering wegens ziekte zich voordoet binnen een half jaar na de in artikel 2.1.3, tweede lid SAW, bedoelde arbeidsgezondheidskundige keuring en als dan blijkt dat de ambtenaar hierbij onjuiste informatie omtrent zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen, ten gevolge waarvan de verklaring dat tegen de vervulling van zijn functie uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan, ten onrechte is afgegeven, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.
Artikel 6.2.5 Bijzondere omstandigheden bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
Voor zover het dagelijks bestuur van zijn in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt volgens artikel 6.2.4 SAW niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald wanneer de ambtenaar op grond van de second opinion die hij volgens artikel 32, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (wet SUWI) heeft aangevraagd, inzake het oordeel over de ongeschiktheid tot werken in het gelijk gesteld wordt.
Artikel 6.2.6 Uitkering bij ziekte en arbeidsongeschiktheid ontstaan voor ontslag
wegens ziekte, ontstaan voor de datum van ingang van zijn ontslag, nadien nog ongeschikt is een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen en dientengevolge een uitkering krachtens de Ziektewet (ziekengeld) ontvangt;
heeft recht op een aanvullende uitkering tot uiterlijk 52 weken na aanvang van zijn ongeschiktheid. Deze aanvullende uitkering is gelijk aan het bedrag van de uitkering die de ambtenaar volgens artikel 8. 2.12 SAW zou hebben genoten indien dit op hem van toepassing zou zijn geweest.
Dit artikel vindt geen toepassing op degene die op of na het tijdstip van zijn ontslag in verband met de aanvaarding van een functie van tenminste een gelijke omvang als die waaruit hij is ontslagen, aanspraak kan maken op loon of bezoldiging dan wel op een uitkering krachtens de Ziektewet of een daarmee gelijk te stellen wettelijke regeling.
Artikel 6.2.7 Uitkering bij ziekte en arbeidsongeschiktheid ontstaan na ontslag
tenminste twee maanden zijn functie heeft vervuld, en die binnen een maand na de datum van zijn ontslag wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen en dientengevolge een uitkering krachtens de Ziektewet (ziekengeld) ontvangt;
heeft recht op een aanvullende uitkering tot uiterlijk 52 weken na de aanvang van zijn ongeschiktheid. Deze aanvullende uitkering zal niet minder mogen bedragen dan die hij volgens artikel 8.2.11 SAW zou hebben genoten indien dit op hem van toepassing zou zijn geweest.
Artikel 6.2.8 Aanvullende uitkering wegens arbeidsongeschiktheid
Aan de ex ambtenaar die recht heeft op een WAO–uitkering wordt – indien de arbeidsongeschiktheid in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten – een aanvullende uitkering verleend.
De aanvullende uitkering genoemd in het eerste lid is gelijk aan het bedrag dat nodig is om de aan de ambtenaar toegekende WAO–uitkering vermeerderd met een hem toegekend invaliditeitspensioen ingevolge het pensioenreglement aan te vullen tot een bepaald percentage van de bezoldiging die de ambtenaar heeft genoten in het jaar voorafgaand aan zijn ontslag. Dit percentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
Aan de ex ambtenaar die recht heeft op een WGA– of IVA–uitkering wordt – indien de arbeidsongeschiktheid in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten – een aanvullende uitkering verleend.
Indien de ambtenaar uit het eerste lid recht heeft op een IVA–uitkering, vult de aanvullende uitkering de IVA–uitkering plus bovenwettelijke aanvulling op grond van het ABP pensioenreglement aan tot 90% van de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief, waarop de ambtenaar recht had op de dag voor de periode zoals aangegeven in artikel 6.2.1 SAW.
Indien de ambtenaar uit het eerste lid recht heeft op een WGA–uitkering, vult de aanvullende uitkering de WGA–uitkering plus bovenwettelijke aanvulling op grond van het ABP pensioenreglement aan:
Gedurende de loongerelateerde WGA–uitkering, in geval de restverdiencapaciteit volledig wordt benut, tot 90% van het verschil tussen de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief op de dag voor de periode zoals aangegeven in artikel 6.2.1 SAW en de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief tijdens de loongerelateerde WGA–uitkering.
Gedurende de loongerelateerde WGA–uitkering, in geval de restverdiencapaciteit niet volledig wordt benut, tot 80% van het verschil tussen de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief op de dag voor de periode zoals aangegeven in artikel 6.2.1 SAW en de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief tijdens de loongerelateerde WGA–uitkering.
Gedurende de WGA Loonaanvullingsuitkering, tot 90% van het verschil tussen de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief op de dag voor de periode zoals aangegeven in artikel 6.2.1 SAW en de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief die de ambtenaar zou kunnen verdienen tijdens de WGA Loonaanvullings-uitkering, indien hij zijn restverdiencapaciteit volledig zou benutten.
Indien de betrokkene op het moment van overlijden recht heeft op een uitkering als bedoeld in het eerste of derde lid en zijn overlijden het rechtstreeks gevolg is van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste of derde lid, wordt aan degenen die in verband met dit overlijden uit hoofde van dit dienstverband een nabestaandenpensioen genieten, een uitkering verleend ten bedrage van 18% van dit pensioen, zonder dat daarop de bepalingen inzake inbouw van AOW/AWW respectievelijk bepalingen inzake vermindering met de franchise zijn toegepast. De uitkering eindigt op de dag van de maand, waarop de overledene de AOW gerechtigde leeftijd zou hebben bereikt dan wel – indien de weduwe of de weduwnaar aan wie een pensioen werd toegekend hertrouwt– met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die van het hertrouwen.
De ex ambtenaar aan wie een uitkering als bedoeld in het eerste of het derde lid is toegekend, is verplicht gedurende de termijn van de uitkering het dagelijks bestuur op de hoogte te stellen van wijzigingen in zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering, of zijn bovenwettelijke aanvulling op grond van het ABP pensioenreglement.
Artikel 6.2.9 Vergoeding bij ziekte in en door opgedragen werkzaamheden
In geval van ziekte die in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten, worden hem vergoed de te zijnen laste blijvende, naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging.
Artikel 6.2.10 Berekeningsbasis bij bijzondere beloning
Voor de toepassing van het bepaalde in de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk worden de vergoeding, volgens artikel 3.4.8 SAW, de overgangstoelage onregelmatige dienst, alsmede de prestatietoeslag slechts geacht te behoren tot de bezoldiging tot een bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie kalendermaanden of in de dertien kalenderweken, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de functie is ontstaan, gemiddeld per maand of per week is toegekend, al naar gelang de bezoldiging van de ambtenaar per maand of per week wordt uitbetaald. Voor zover de ambtenaar op even bedoelde datum minder dan drie kalendermaanden of dertien kalenderweken zijn functie heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand of per week is toegekend over het tijdvak waarin hij vóór het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.
HOOFDSTUK 7 Disciplinaire maatregelen
Artikel 7.2 Disciplinaire maatregelen
Bij het opleggen van een maatregel kan worden bepaald dat deze niet ten uitvoer wordt gelegd indien de ambtenaar zich gedurende de termijn niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim of aan enig ander ernstig plichtsverzuim. Ook kan worden bepaald dat de ambtenaar zich gedurende deze termijn moet houden aan bijzondere voorwaarden, die bij het opleggen van de maatregel gesteld worden.
Artikel 7.3 Verantwoording door de ambtenaar
De verantwoording door de ambtenaar kan schriftelijk of mondeling gebeuren. De verantwoording vindt plaats in de periode tussen zes maal 24 uur en twaalf maal 24 uur nadat aan de ambtenaar kennis heeft genomen van het voornemen de maatregel op te leggen. Op verzoek van de ambtenaar kan van deze termijn worden afgeweken.
Verantwoord de ambtenaar zich mondeling, dan wordt daarvan binnen 36 uur proces–verbaal opgemaakt. Na voorlezing wordt het procesverbaal getekend door de ambtenaar en het dagelijks bestuur. Weigert de ambtenaar te tekenen, dan wordt daarvan in het proces–verbaal melding gemaakt. Hierbij worden zo mogelijk de redenen voor het niet tekenen vermeld. De ambtenaar krijgt een afschrift van het proces–verbaal.
HOOFDSTUK 8 Ontslag, herplaatsingtermijn en werkloosheid
Indien een strafrechtelijke vervolging tegen de ambtenaar aanhangig is of indien overwogen wordt hem in aanmerking te brengen voor disciplinaire straf, kan het nemen van een beslissing op een verzoek om ontslag worden aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden.
Artikel 8.1.3 Ouderdomsontslag
Van het bepaalde in lid 1 kan in bijzondere gevallen worden afgeweken. Dit ter beoordeling van het bestuursorgaan dat bevoegd is het ontslag te verlenen. De ambtenaar moet hiermee instemmen. In deze gevallen wordt het dienstverband beëindigd door het verlenen van eervol ontslag met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand door partijen.
Op verzoek van de ambtenaar wordt het ouderdomsontslag vanaf de in artikel 7.4 van het Pensioenreglement ABP genoemde leeftijd geheel of voor een gedeelte van de voor hem geldende werktijd verleend. De omvang van de overblijvende functie, c.q. werktijd bedraagt tenminste 10% van de oorspronkelijke aanstellingsduur.
Artikel 8.1.5 Ontslag bij arbeidsongeschiktheid
Voor het bepalen van het tijdvak van 24 maanden als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt niet in aanmerking genomen afwezigheid van een vrouwelijke ambtenaar wegens door de zwangerschap of bevalling veroorzaakte ziekte in de periode vanaf het begin van de zwangerschap tot aan het einde van het bevallingsverlof.
Artikel 8.1.6 Ontslag bij onbekwaamheid en ongeschiktheid
In geval van ontslag op grond van dit artikel heeft betrokkene, indien er recht bestaat op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, aanspraak op een aanvullende uitkering volgens paragraaf 8.3 SAW. In uitzonderlijke gevallen, gelegen binnen de werksfeer, kan besloten worden tot het verlenen van een aansluitende uitkering volgens paragraaf 8.3 SAW.
Artikel 8.1.8 Onverenigbaarheid van karakters
In geval van ontslag op grond van dit artikel treft het algemeen bestuur, op voordracht van het dagelijks bestuur, een regeling waarbij de ex ambtenaar een uitkering wordt verzekerd welke naar het oordeel van het algemeen bestuur, met het oog op de omstandigheden, redelijk is te achten. Deze uitkering zal niet minder mogen bedragen dan die welke hij krachtens paragraaf 8.3 SAW zou hebben genoten indien dit op hem van toepassing zou zijn geweest. Indien geen recht bestaat op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet is artikel 8.3.8, lid 3 SAW van overeenkomstige toepassing. Indien een uitkering krachtens de werkloosheidswet gedeeltelijk wordt geweigerd is artikel 8.3.8, lid 2 SAW van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.1.9 Ontslag na functie in publiekrechtelijk college
Aan de ambtenaar die in verband met de aanvaarding van een functie in een publiekrechtelijk college, waarin hij was benoemd of verkozen, tijdelijk is ontheven van de waarneming van zijn ambt, wordt, indien hij ophoudt zodanige functie te bekleden en hij naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet in actieve dienst kan worden hersteld, eervol ontslag verleend.
Artikel 8.1.10 Ontslag bij FPU
Aan de ambtenaar die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van FPU wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel alsmede het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering. Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op even genoemde uitkering ontstaat.
Op verzoek van de ambtenaar wordt het in het eerste lid genoemde ontslag ook voor een gedeelte van de voor hem geldende werktijd verleend, tenzij de omvang van de overblijvende functie zodanig beperkt is dat de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten. De overblijvende werktijd bedraagt tenminste 10% van de omvang van de dienstverhouding. Ontslag voor een gedeelte uit een dienstverhouding waaruit reeds eerder gedeeltelijk ontslag met het oog op de in het eerste lid bedoelde uitkering heeft plaatsgevonden bedraagt tenminste 10% van de oorspronkelijke functieomvang.
Artikel 8.1.13 Ontslagbescherming
Opzegging of ontslag volgens dit hoofdstuk kan niet geschieden wegens het feit dat de ambtenaar geplaatst is op de kandidatenlijst van de Ondernemingsraad, lid is van de Ondernemingsraad of van een commissie van de Ondernemingsraad of korter dan twee jaar geleden lid is geweest van de Ondernemingsraad of van een commissie van de Ondernemingsraad.
Opzegging of ontslag als bedoeld in dit hoofdstuk kan niet plaatsvinden wegens het feit dat de ambtenaar door een centrale volgens artikel 1, tweede lid, van de Overlegregeling of door een daarbij aangesloten vereniging, is aangewezen om bestuurlijke of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen zijn centrale of een daarbij aangesloten vereniging, dan wel binnen de organisatie van de werkgever, die er toe strekken de doelstellingen van zijn centrale van overheidspersoneel en de daarbij aangesloten verenigingen te ondersteunen.
PARAGRAAF 8.2 Bovenwettelijke regeling bij werkloosheid
Artikel 8.2.1 Voorwaarden voor recht op aanvullende uitkering
Recht op een aanvullende uitkering heeft de ex ambtenaar die recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en is ontslagen op grond van:
Artikel 8.2.2 Hoogte van de aanvullende uitkering: berekeningsgrondslag
De berekeningsgrondslag voor de aanvullende uitkering is het dagloon op de dag voorafgaande aan het ontslag waarvan de ex ambtenaar recht op aanvullende uitkering wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit de functie waaraan het recht op aanvullende uitkering wordt ontleend.
Artikel 8.2.3 Hoogte van de aanvullende uitkering: indexering
De berekeningsgrondslag van de aanvullende uitkering wordt telkens aangepast aan de indexering van de WW.
Artikel 8.2.5 Beëindiging van het recht op uitkering
De bepalingen betreffende de gehele of gedeeltelijke beëindiging van het recht op uitkering vastgelegd in de Werkloosheidswet, zijn van toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 8.2.6 Herleving van het recht op uitkering
De bepalingen betreffende de herleving van het recht op uitkering vastgelegd in de Werkloosheidswet zijn van toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 8.2.7 Verlenging van het recht op uitkering
De bepalingen betreffende de verlenging van het recht op uitkering vastgelegd in de Werk-loosheidwet zijn van toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 8.2.8 Verplichtingen en sancties
Indien een ex ambtenaar ontslagen wordt op grond van artikel 8.1.4 SAW, nadat hij heeft aangegeven voor dit ontslag in aanmerking te willen komen en de uitvoeringsinstelling als gevolg hiervan de uitkering krachtens de Werkloosheidswet als sanctie gedeeltelijk weigert, kent het dagelijks bestuur een aanvulling op de aanvullende uitkering toe zodanig dat de uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de aanvullende uitkering samen een bedrag vormen dat overeenkomt met het bedrag waarop de ex ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij niet te kennen zou hebben gegeven voor ontslag in aanmerking te willen komen.
Indien een ex ambtenaar ontslagen wordt op grond van artikel 8.1.4 SAW, nadat hij heeft aangegeven voor dit ontslag in aanmerking te willen komen en de uitvoeringsinstelling als gevolg hiervan de uitkering krachtens de Werkloosheidswet geheel weigert, kent het dagelijks bestuur een waterschapswerkloosheidsuitkering toe, waarvan de hoogte en de duur overeenkomen met de uitkering krachtens de Werkloosheidswet waarop de ex ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij niet te kennen zou hebben gegeven voor ontslag in aanmerking te willen komen. Deze waterschapswerkloosheidsuitkering wordt, indien aan de voorwaarden van artikel 8.2.1 SAW wordt voldaan, aangevuld met een aanvullende uitkering. Op deze waterschapswerkloosheidsuitkering zijn de bepalingen van de Werkloosheidswet van toepassing. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de waterschapswerkloosheidsuitkering gelijkgesteld aan een uitkering krachtens de Werkloosheidswet.
Artikel 8.2.10 Scholing aanvullende uitkering
De bepalingen met betrekking tot opleiding, scholing en onbeloonde activiteiten zoals beschreven in artikel 75 tot en met 78 van de Werkloosheidswet zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 8.2.11 Aanvulling op ziekengeld
De ex ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is om arbeid te verrichten en dientengevolge een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt (ziekengeld), heeft, indien hij recht zou hebben op een aanvullende uitkering in de zin van artikel 8.2.1 SAW als hij niet ziek was geweest, recht op aanvulling van dat ziekengeld.
Artikel 8.2.13 Aansluitende uitkering: diensttijd
Onder diensttijd bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan de tijd doorgebracht in de functie waaruit ontslag is verleend, indien aan die tijd op grond van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP (Stc. 1997, 164) het ambtenaarschap in de zin van even genoemde regeling niet is verbonden.
Artikel 8.2.16 Hoogte van de aansluitende uitkering: berekeningsgrondslag
Artikel 8.2.2 SAW is van overeenkomstige toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 8.2.17 Hoogte van de aansluitende uitkering: indexering
Artikel 8.2.3 SAW is van overeenkomstige toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 8.2.18 Hoogte van de uitkering: bedrag
De aansluitende uitkering bedraagt 70% van de berekeningsgrondslag.
Artikel 8.2.19 Beëindiging van het recht op aansluitende uitkering
Het in het eerste lid gestelde geldt niet in geval het recht op uitkering krachtens artikel 20, lid 1 onderdeel e van de Werkloosheidswet zou worden beëindigd wegens het verstrijken van de uitkeringsduur. In dat geval eindigt het recht op uitkering na het verstrijken van de uitkeringsduur van de aansluitende uitkering berekend overeenkomstig artikel 8.2.15 SAW.
Artikel 8.2.20 Nawerking Ziektewet
Indien op grond van artikel 46 van de Ziektewet na aanvang van de aansluitende uitkering recht ontstaat op een uitkering krachtens de Ziektewet, wordt deze uitkering krachtens de Ziektewet in mindering gebracht op de aansluitende uitkering.
Artikel 8.2.22 Pensioenpremie bij reorganisatieontslag
De ex ambtenaar die op grond van artikel 8.1.4 SAW (reorganisatie) is ontslagen, heeft recht op vergoeding van het werkgeversdeel van de pensioenpremie op basis van de doorsneepremie, voor de pensioenopbouw van 50% tot 100% bij het ABP, gedurende de WW-fase en aansluitende uitkering.
Artikel 20 en 35 van de Werkloosheidswet zijn van overeenkomstige toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 8.2.25 Scholing aansluitende uitkering
De bepalingen met betrekking tot opleiding, scholing en onbeloonde activiteiten, vastgelegd in de Werkloosheidswet, zijn van toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 8.2.26 Re-integratiepremie
De ex ambtenaar die tijdens de WW-fase of aansluitende uitkering een baan vindt ontvangt een re-integratiepremie van één maand uitkering.
De bovenwettelijke regeling als bedoeld in deze paragraaf wordt ook toegepast op de ex ambtenaar die in het buitenland woont en werkte in de sector waterschappen in Nederland. Hij heeft recht op een aanvullende uitkering, die de buitenlandse wettelijke werkloosheidsuitkering aanvult tot de in de SAW genoemde niveaus, en op een aansluitende uitkering na afloop van deze buitenlandse werkloosheidsuitkering.
Artikel 8.2.28 Overgangsregeling duur aansluitende uitkering
De ex ambtenaar die op het tijdstip van ontslag de leeftijd van 58,5 jaar of ouder heeft bereikt en een aaneengesloten diensttijd van tenminste twintig jaren heeft, heeft recht op een aansluitende uitkering tot de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin hij de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Indien wettelijke wijzigingen leiden tot een neerwaartse wijziging in de hoogte en de duur van de uitkering zal in het LAWA worden overlegd over de wijze waarop deze wijziging invloed heeft op de bovenwettelijke aanspraken. Indien dit overleg zes maanden na publicatie in het Staatsblad van de wetswijziging niet tot overeenstemming heeft geleid zullen de wettelijke wijzigingen integraal gelden voor het wettelijke en bovenwettelijke deel van de uitkering.
Artikel 9.2 Integriteitsvoorschriften
Voor zover deze onderwerpen niet bij of krachtens de wet zijn geregeld, worden voor de ambtenaren, door het waterschap aangesteld, voorschriften vastgesteld over:
de melding van financiële belangen respectievelijk van het bezit van en transacties in effecten, die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken voor ambtenaren aangesteld in een functie waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is;
Artikel 10.2 Formeel overleg met vakorganisaties
Met de organisaties, waarbij de ambtenaren zijn aangesloten, vindt overleg plaats over de aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover daarin niet wordt voorzien door het centraal arbeidsvoorwaardenoverleg in het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen.
Het overleg wordt gevoerd door aan een organisatie een ontwerp van het voorgenomen besluit met toelichting toe te zenden, met het verzoek binnen een daarbij te stellen termijn, welke niet korter dan veertien dagen zal zijn, het dagelijks bestuur schriftelijk haar gevoelen kenbaar te maken. Indien de organisatie dit verlangt, wordt zij tot mondelinge toelichting toegelaten. Mocht een der deelnemers aan dit overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers aan het overleg zal hebben, dan kan een beroep worden gedaan op de Advies– en Arbitragecommissie voor de lagere overheden. De voorzitter van de Advies– en Arbitrage-commissie bepaalt als dan de procedure.
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 1.2 Het opmaken van nieuwe functiebeschrijvingen
Artikel 1.3 Waarderen en conversie
Artikel 1.4 Schriftelijke mededeling
Het dagelijks bestuur deelt tegelijkertijd schriftelijk aan de ambtenaar het volgende mede:
Paragraaf 2 Specifieke functiebeschrijvingen
Artikel 2.1 Procedure specifiek functiebeschrijven
De functiebeschrijving wordt ter beschikking gesteld aan de ambtenaar die de betreffende functie vervult. De ambtenaar kan zijn opmerkingen over de functiebeschrijving schriftelijk, of indien hij dit wenst mondeling, kenbaar maken. De opmerkingen worden schriftelijk vastgelegd. De ambtenaar ontvangt hiervan een kopie. De opmerkingen van de ambtenaar maken onderdeel uit van het dossier.
Paragraaf 3 Generieke functiebeschrijvingen
Artikel 3.1 Procedure generiek functie beschrijven
De commissie zal de functie in de volle omvang bezien. Zij zal zich niet beperken tot het gezichtspunt waartegen bezwaar is ingediend. Indien wordt overwogen de waardering voor een niet bestreden gezichtspunt te verlagen, stelt zij in elk geval de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan in de gelegenheid hierover hun zienswijze naar voren te brengen. Tevens stelt zij de indiener in de gelegenheid het bezwaarschrift in te trekken.
De commissie is paritair samengesteld en bestaat uit acht leden. Drie leden namens de vakbonden, drie leden namens de werkgever en twee onafhankelijke door het LAWA aangewezen voorzitters. De commissie laat zich bijstaan door een door het LAWA benoemde secretaris. De secretaris is geen lid van de commissie.
De commissie vergadert met twee leden, één namens de vakbonden en één namens de werkgever onder leiding van één voorzitter. De voorzitters en leden rouleren. Getracht wordt om het werkaanbod evenredig over de voorzitters en leden te verdelen.
Artikel 4.2 Werkwijze bezwarencommissie
Artikel 4.3 Beslissing op bezwaar
Bijlage IV Tabel verschil duur uitkering oude en nieuwe WW
In artikel 8.2.28 is in lid 1e bepaald dat het verschil tussen de duur van de oude en nieuwe WW-uitkering berekend dient te worden. Onder de oude WW wordt verstaan de Werkloosheidswet zoals deze van kracht was op 31 september 2006. Onder de nieuwe WW wordt verstaan de Werkloosheidswet zoals deze van kracht was op 1 oktober 2006.
In de oude en nieuwe WW is de duur van de uitkering afhankelijk van het arbeidsverleden van de ambtenaar. Het arbeidsverleden is een combinatie van fictieve en feitelijke arbeidsverleden. De systematiek verschilt iets onder de nieuwe en oude WW. De duur van de WW-uitkering bij een bepaald arbeidsverleden verschilt onder de nieuwe en oude WW. In onderstaande tabel is in de laatste kolom aangegeven wat bij een bepaalde leeftijd het verschil in WW-duur is, zoals bedoeld onder artikel 8.2.28 van de SAW.