Organisatie | Noordoostpolder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels kennismakingsperiode Participatiewet |
Citeertitel | Beleidsregels Kennismakingsperiode Noordoostpolder |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Participatiewet, art. 18, lid 1
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-10-2015 | nieuwe regeling | 06-10-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 27-10-2015 | 332771 |
Het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder
overwegende dat bij de uitvoering van de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en of gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en of gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) behoefte bestaat om de mogelijkheid van een kennismakingsperiode in te voeren
gelet op artikel 18 lid 1 van de Participatiewet,
Artikel 6 Onvoorziene situaties
In gevallen, de uitvoering van deze beleidsregels betreffende, waarin deze beleidsregelsniet voorzien, beslist het college van burgemeester en wethouders van de gemeenteNoordoostpolder.
De Algemene bijstandswet, ABW bood tot de invoering van de nieuwe Abw in 1996 de mogelijkheid van een zogenaamde kennismakingsperiode. Als een uitkeringsgerechtigde met een nieuwe partner ging samenwonen werd de bijstandsuitkering drie maanden ongewijzigd voortgezet. Deze situatie deed zich vaak voor bij alleenstaande ouders met minderjarige kinderen waar samenwonen met een nieuwe partner een ingrijpende gebeurtenis is.
In de Abw, WWB en de Participatiewet is de mogelijkheid van een kennismakingsperiode niet meer expliciet genoemd. Artikel 18 lid 1 van de Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om de bijstand af te stemmen op de omstandigheden van de belanghebbende. In de praktijk blijkt de stap om opnieuw te gaan samenwonen nog steeds een drempel op te leveren voor bepaalde klanten. Er ontstaat een situatie waarin formeel nog niet wordt samengewoond maar feitelijk bijna wel en waarbij fraude/oneigenlijk gebruik lastig is aan te tonen. Met het opnieuw invoeren van de kennismakingsperiode proberen gemeenten de overstap makkelijker te maken en het grijze gebied rondom fraude/oneigenlijk gebruik te omzeilen.
De situatie van inwoners met een IOAW of IOAZ uitkering is feitelijk gelijk aan de situatie van mensen met een P wet uitkering. De IOAW en IOAZ bieden formeel niet de mogelijk om de bijstand af te stemmen op de omstandigheden van de belanghebbenden. Omdat de verschillen tussen de wetten heel beperkt zijn worden voor de kennismakingsperiode IOAW en IOAZ gerechtigden op dezelfde wijze behandeld als P wet gerechtigden.
Uit de omschrijving van het begrip “gezamenlijke huishouding” is in de wet het begrip “duurzaam”, in de zin van langer durend, verdwenen. Dit betekent niet dat bij kortdurend verblijf in de woning van een ander er al sprake is van een gezamenlijke huishouding. Bij een tijdelijk/kortdurend verblijf is er geen sprake van het hebben van het hoofdverblijf in de woning van die ander. Dit is het uitgangspunt waarop de kennismakingsregeling is gebaseerd. Het is essentieel dat degene die tijdens de kennismakingsperiode bij de ander verblijft wel zijn c.q. haar eigen woning aanhoudt.
De kennismakingsperiode is een tijdelijk/kortdurend verblijf van maximaal 3 maanden. Een kennismakingsperiode moet vooraf worden aangevraagd en gaat niet eerder in dan nadat het verzoek schriftelijk is gehonoreerd. Bij de toekenning wordt een aanvangsdatum genoemd.
Bij het opstellen van de Beleidsregels Kennismakingsperiode is aansluiting gezocht bij de
voorwaarden zoals die in het verleden golden bij de ABW.
en b. De kennismakingsperiode is bedoeld voor aanvragers die willen ervaren hoe hetis om dag in dag uit samen te verblijven in dezelfde woning. Mensen voor wie dit nietnieuw is (omdat ze eerder met elkaar hebben samengewoond of op een andere maniereen woning hebben gedeeld) worden uitgesloten van een kennismakingsperiode.
Bij thuiswonenden doet zich deze noodzaak van het aanhouden van een eigenwoning niet voor. De kennismakingsperiode is ook niet bedoeld voor jongeren die voor het eerst met een partner gaan samenwonen
De Participatiewet (artikel 3) kent vier situaties waarbij op voorhand wordt aangenomen dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding voeren, namelijk de vier in artikel 5 genoemde situaties. In deze situaties kan geen toestemming voor een Kennismakingsperiode worden verleend.
Er kunnen zich uitzonderlijke situatie voordoen, bijvoorbeeld één van de aanvragers wordt kort na begin van de kennismakingsperiode voor langere tijd opgenomen in het ziekenhuis. Dan zou een nieuwe kennismakingsperiode kunnen worden overwogen.